Vissersstoeltje 055
Toevallig passerende mensen met een bijzonder verhaal

Wilt u uw verhaal kwijt of heeft u commentaar?
Gebruik het Contact Formulier of bel 055 73 70 236

Kijk eens naar mijn andere foto's


 

 [108]
 

Geïnterviewde is van jongs af aan actief in de Scouting en is secretaris van Stichting Comité internationale Partnersteden Apeldoorn (CPA)
 
‘Jongeren moeten de bagage krijgen om zich als Europeaan te gedragen. Het Europa gevoel te krijgen en om te snappen waarom mensen in andere culturen, andere landen, net even iets anders reageren dan wij hier doen’
 
Mijn ouders hebben mij op mijn zevende aangemeld bij de Scouting. Scouting is anders dan een sportclub. Scouting is een club waar jongeren met allerlei mogelijkheden en onmogelijkheden samenwerken. Bij sport is het individueel en op prestatie gericht. De betere pupillen worden er, bijvoorbeeld bij voetbal, uitgeselecteerd en in een apart elftal gezet. Als men wint is het helemaal geweldig maar als men verliest dan voelt het niet goed. Bij Scouting is dat competitieve element niet zo belangrijk, de ene week ben jij goed en met een andere activiteit is een ander goed. Dat is goed voor kinderen, ze krijgen zelfvertrouwen en leren te accepteren dat de ene week hij of zij een leider is, en de andere keer dat jij de leider mag zijn.
 
Mijn Scouting leven is nog steeds gaande. Een jaar of dertien heb ik ook leidinggegeven aan een eigen speltak. Het is leuk maar ook verantwoordelijk werk. Je bent bezig als intermediair tussen ouders en de school, je bent kinderen aan het vormen. Dat vormen zie je vooral als we op kamp zijn. Je komt er dan achter dat het gedrag wat dat kind op een zaterdagmiddag of in zo’n kamp heeft, anders is dan op school. Dat kind zit dan in een andere setting en kan andere kwaliteiten tonen en uitbouwen. Dat vind ik interessant omdat een kind elke keer bouwstenen krijgt om zich te vormen. Dat is mijn passie in de Scouting.
 
Als je verder gaat in Scouting ga je ook naar het buitenland. Zelf ben ik als twaalfjarige naar een gastgezin naar de plaats Sutton in Engeland geweest. Twee jaar daarvoor waren we zelf gastgezin geweest. Ik was toen negen jaar, kende geen Engels en moest met handen en voeten communiceren. Mijn bezoek aan Engeland herinner ik mij nog goed, het was in de zeventiger jaren, men reed links, totaal ander snoep in de winkel, ander eten en hele andere gewoontes.
 
Kennismaken met andere culturen is belangrijk. Met Nederland heb je een gemeenschappelijk iets, dat is dan niet zo boeiend. Met mensen van andere culturen heb je verschillen, dat is interessant. Je gaat op een positieve manier op zoek naar de verschillen en dat verrijkt je. Hoe doen jullie dat? Wat is bij jullie de gewoonte? Door al die verhalen en kennis kun je bepaalde opvattingen en gebruiken beter plaatsen. Je komt te weten waarom men in bepaalde situaties bepaalde reacties vertoont.
 
Via de Scouting ben ik in de organisatie van de partnersteden terecht gekomen. Twintig jaar geleden speelde in de gemeenteraad dat de partnerstadcontacten werden afgebouwd. Dat was een eenzijdig beslissing vanuit Apeldoorn. Men vond dat het maar afgelopen moest zijn met de “snoepreisjes”. Bij die andere partnersteden is dat niet zo gegaan, zij ontmoeten elkaar nog steeds.
 
In Apeldoorn zijn we dus een tijdje gestopt maar in 2011 zijn we weer gestart in een heel andere setting. Meer vanuit projectbasis en in samenwerking met het lokale bedrijfsleven. Die fun factor is natuurlijk wel het sausje, maar we proberen juist heel concreet te zijn met activiteiten waar cultuur uitgewisseld wordt en waar het bedrijfsleven elkaar ontmoet.
Als gemeentebestuur moet je het niet alleen willen doen. Je moet rugwind krijgen van andere organisaties, die er ook wat in zien. We leren er van en misschien komen er ook nieuwe kansen uit, bijvoorbeeld voor het bedrijfsleven en de cultuur organisaties. Als al die lagen van de maatschappij in de meewerkstand staan dan helpt dat enorm.
Ook de setting is veranderd, het gaat er minder formeel aan toe. Vorige week waren we bijvoorbeeld in Wilmersdorf, we hadden natuurlijk vanuit de gemeente iets mee kunnen brengen, maar we hebben onderling afgesproken om die cadeautjes maar te laten zitten. Het is nu minder elitair, en meer voor de burgers zelf.
 
Over mijn positie in het bestuur: de vorming van jongeren is nog steeds mijn focus binnen het comité partnersteden. Zij moeten de bagage krijgen om zich als Europeaan of wereldburger te gedragen. Het Europa gevoel te krijgen en om te snappen waarom mensen in andere culturen, andere landen, even iets anders reageren dan dat wij hier doen.


 X Nog uitwerken
  Geïnterviewde heeft een jaar "studie pauze" genomen, en weet nu waar haar werkelijke passie ligt.

'Ik kan het iedereen aanraden om een tussenjaar te regelen, het verrijkt je. Tenminste als je in dat jaar niet thuis gaat hangen'


  X Nog uitwerken
 

Geïnterviewde heeft de leiding over een ontmoetingsplek voor jongeren

 ‘Voor mij is democratie niet een dictaat van de meerderheid van het volk, juist democratie is de basis om het individu te beschermen en die net zo veel rechten te geven als die meerderheid’

 

 X Nog uitwerken
 

Geïnterviewde werkt als muziektherapeut en ervaringsdeskundige in een afkick kliniek

‘Als ze mij zes jaar geleden hadden verteld dat ik in de kerk zou spelen dan had ik ze uitgelachen’

 

  X Nog uitwerken
 

Geïnterviewde is oud journalist.

Maatschappelijke veranderingen zie ik wel, maar dat heeft niets met mijn Joods zijn te maken. Ik zie dat het lontje steeds korter wordt, het wordt allemaal grimmiger’

 

  X Nog uitwerken
 

Geïnterviewde is manager bij een maatschappelijke instelling

‘Wat ik binnen onze organisatie zie is een enorme bevlogenheid bij de medewerkers die zo veel mooie dingen doen in de samenleving van Apeldoorn in de haarvaten van de maatschappij’

 

  X Nog uitwerken
 

Geïnterviewde is politie actief

Je probeert macht in te zetten, maar dan een goede vorm van macht. Je ontkomt niet aan macht als je wat wilt bereiken’

 

  X Nog uitwerken
   

  X Nog uitwerken
 

Geïnterviewde is marktkoopman en straat evangelist

‘Ik geloof in engelen, toen mijn tweejarige zoon overleed ging hij met een glimlach, de ziel ging naar huis. Het lichaam mocht thuis achterblijven. Voor mij ging toen de hemel open’

 

[107]
  'Materieel rijk zijn is voor mij geen doel. Rijk zijn is niet het hebben van veel geld, rijk zijn is tevreden zijn. Je hoeft niet veel te hebben. Ik probeer zo minimaal mogelijk te leven, een leeg huis is een leeg hoofd'

Ik ben een blij mens omdat ik denk dat alles in het leven zin heeft. Ook als er vervelende dingen gebeuren, natuurlijk trek ik mij dat aan. Maar tegelijkertijd denk ik dat alles wat je gebeurd een functie heeft. Je leert er van en wordt rijper. Ik vind mensen heel belangrijk, waar mogelijk wil ik ze ook emotioneel helpen. Als mensen op een bepaalde manier op je reageren moet je beseffen dat deze reactie niet komt uit antipathie. Men hoeft niet iets tegen je persoonlijk te hebben. Men reageert vanuit het eigen referentiekader, reacties vanuit dingen die ze zelf hebben meegemaakt. Als je daarvan overtuigd bent hoef je ook geen oordeel te hebben.

Ik ben Boeddhist, en hoop oordeelloos te zijn. Ik heb compassie met de mensen, reacties komen altijd ergens vandaan, vaak slechte ervaringen uit het verleden. Ik blijf geloven in het goede van de mens.

Of ik grenzen stel? Dat is moeilijk voor mij, maar soms moet het wel. Uit zelfbehoud moet je soms wel grenzen stellen. Wat dat Boeddhisme betreft, ik ga niet naar bijeenkomsten en zo, ik loop niet in een jurk, het is geen religie voor mij, het is een levenshouding. Ik wil mij ook niet binden aan een groep. Ik hoef nergens bij te horen, het is gewoon een levensinstelling.

Ik wil zonder oordeel en heel bewust leven. Natuurlijk kun je heel primair reageren over wat er gebeurd, denken dat het een klerezooi is, kwaad worden en zo. Maar je kunt de gebeurtenissen ook analyseren, kijken of er een patroon inzit. Spiegelen naar je eigen patroon, naar je eigen ervaringen. Als je zo handelt dan kijk je met meer compassie naar de ander. Ik heb best wel vervelende dingen in mijn leven meegemaakt maar ik kan niet zeggen dat ik er slechter van ben geworden. Bewust leven is heel belangrijk, als je in de sneltrein van het leven stapt en overal langs raast, moet je jezelf afvragen wat je dan aan het eind van je leven hebt bereikt, en of je rijper bent geworden. Als je niet bewust leeft dan blijf je op het zelfde nivo staan. Bewust leven betekent ook bewust omgaan met de aarde, de natuur en voeding.

Materieel rijk zijn is voor mij geen doel. Rijk zijn is niet het hebben van veel geld, rijk zijn is tevreden zijn. Je hoeft niet veel te hebben. Ik probeer zo minimaal mogelijk te leven, een leeg huis is een leeg hoofd. Rijk zijn zit in de kleine dingen en dat zijn echt niet de materiële dingen. Sommige mensen worden blij als ze heel veel hebben, voor mij zit het in het immateriële, het contact met vrienden. Als mensen aan mij vragen wat ik wil hebben dan zeg ik altijd ‘doe iets immaterieels’. Een dagje samen naar de sauna of naar de bioscoop, of een dagje naar een museum. Samen een dag weg en een goed gesprek, daar geniet ik van.

Mijn ouders vertelden mij dat toen ik drie jaar was, ik kon nog niet eens schrijven, al schrijver wilde worden. Mijn hele leven heb ik al geschreven, vaak voor mij zelf om dingen te verwerken, de pubertijd en zo. Ik heb drie boeken geschreven. Ik ben natuurlijk niet echt een schrijver geworden als je denkt in termen dat je er van kunt leven, maar schrijven is voor mij super belangrijk. Op een gegeven moment dacht is, ik heb nu zoveel ontdekt hoe dingen werken, laat ik het nu niet eens voor mij zelf opschrijven, maar voor anderen.

In mijn eerste boek “Zin van het leven” schreef ik dat als er maar één persoon is die er iets aan zou hebben, dat ik dan al tevreden zou zijn. Toen het boek is uitgekomen kreeg ik allemaal mail en handgeschreven brieven van mensen die ik helemaal niet ken. En heel veel mensen schreven “ik las in je boek dat als er maar één persoon is die er wat aan heeft dat je dan tevreden zou zijn, nu ik ben zo’n persoon”. Het is dan leuk om te zien dat er dan heel veel van zijn en niet slechts een enkeling. Het is geen bestseller of zo, maar die mensen die het gelezen hebben, die hebben er iets aan, dat doet mij goed. Die andere twee boeken zijn ook hele leuke boeken met hele mooie mensen en met hele inspirerende ontmoetingen. Maar dat eerste boek daar heb ik de meeste reacties op gekregen. De reacties waren altijd zo iets als “dank je wel, ik heb er zoveel aan gehad”.

[106]

‘Door al die bezuinigingen op het onderwijs gaat het alleen maar om taal en rekenen, al het andere, de extra bagage, gaat er uit. Alsof de wereld alleen maar economie is. Om economie gaat het helemaal niet in het echte leven. Er zijn mensen die alleen maar denken aan geld, dan mis je volgens mij heel veel’

Ik kijk niet echt somber naar de wereld, maar soms wil ik even geen nieuws of lees geen krant. Het wordt mij soms gewoon te veel. Je ziet het nadeel van de social media, alles komt heel dichtbij en wordt direct gedeeld. Vaak betreft het incidenten, ongenuanceerd weergegeven en zonder enige vorm van verdieping. Een vriend van mij had de stelling dat het altijd zo is geweest, maar dat we het niet wisten. Vanuit mij zelf ben ik een opgewekt en vrolijk mens, maar soms zijn er momenten dat ik denk dat de hele wereld in brand staat. Er is ook veel angst onder de mensen, neem de discussie over vluchtelingen. Waar zijn we eigenlijk bang voor? We zijn het vijfde land in de wereld als je kijkt naar welvaart, we zijn het beste land om op te groeien, echt we worden niet armer als we onze humanitaire en menselijke taak op ons nemen.

Als voormalig directeur van een instelling voor Kunsteducatie heb ik veel in wijken gewerkt, en heb altijd geprobeerd die mensen daar een kans te geven. Ik ga er altijd vanuit, privé en mijn werk, dat elk mens uniek is met zijn of haar “eigen aardigheid”. Het leuke aan dat woord “eigen aardigheid” is dat je het kunt uitleggen als “eigenaardig”, maar ook als “eigen aard”, eigen “vingerafdruk” als het ware. Mijn drive is dan ook altijd geweest om de mensen hun eigenaardigheid, hun kwaliteiten te laten ontwikkelen. Heel veel mensen hebben namelijk niet de kans gehad, om wat voor reden dan ook, om die kwaliteiten van zich zelf te ontdekken.

Wat de taak is in kunsteducatie is het in contact brengen van kinderen met activiteiten waar men normaal, vaak door het milieu waarin men opgroeit, niet mee in contact komt. We gingen bijvoorbeeld naar scholen waar kinderen minder in contact komen met cultuur. De kinderen kregen om de vier weken een ander verschillende muziekinstrumenten, en dat gedurende drie maanden. Op het eind van het project konden ze een paar noten spelen op hun lievelingsinstrument. Wat dan mooi is om te zien dat een enkel kind gegrepen wordt door muziek. En wat dan nog mooier is dat een ouder dan alles bij elkaar schraapt om zo’n kind naar muziekles te sturen. Zo’n jonge had nooit eerder muziek op school gehad. Hij zag het wel op TV, maar dat leek onbereikbaar omdat hij niet wist dat hij het in zich zit. Kom ik terug op het woord “eigen aardig”, dat is nou dat “eigen aardigheidje” van dat jongetje.

Door al die bezuinigingen op het onderwijs gaat het alleen maar om taal en rekenen al het andere, de extra bagage, gaat er uit. Alsof de wereld alleen maar economie is. Om economie gaat het helemaal niet in het echte leven. Er zijn mensen die alleen maar denken aan geld, dan mis je volgens mij heel veel. Maatschappelijk gezien zegt men dan dat die het gemaakt heeft, maar dat is niet waar het leven om draait. Ik ben altijd bezig geweest om gelijke kansen te creëren, dat klinkt afgezaagd, maar ik blijf het proberen. Een vriend van mij noemt mij wel eens “Een vrijgevestigd idealist”. Ik heb geleerd dat je de wereld niet kunt veranderen, maar je moet het een beetje proberen, een beetje ombuigen, daar geloof ik nog steeds in.

Ik geloof erin dat je die veranderingen vooral dichtbij huis moet zoeken en dan ook vooral gebruikmakend van alle ideeën, initiatieven en kwaliteiten die er al zijn. In Apeldoorn stik het ervan, je zult er versteld van staan hoeveel mensen van verschillende pluimage zich inzetten voor een betere wereld, een beter leven waar iedereen zijn of haar “eigen aard” kan ontwikkelen. ‘Gezicht van Apeldoorn’, een groepje mensen, waar ik me bij heb aangesloten, is op dit moment bezig om een inventarisering te maken van al die bestaande initiatieven, met als doel die zichtbaar te maken, een gezicht te geven, zodat er verbinding kan ontstaan. Zo willen we onze stad versterken. Ik hoop op die manier een steentje bij te dragen aan een leefbare en prettige stad, waar iedereen zich thuis voelt en kan ontplooien.


 [105]
 

Geïnterviewde werkt bij een organisatie die die ondersteuning biedt aan burgers met een beperking.

‘Ik geloof in samenwerking, respect voor elkaar en elkaar dingen gunnen. Samen proberen we dan de maatschappij een beetje beter te maken’

Ik werk bij een organisatie voor mensen met een beperking en ben daar consulent. Mijn passie en bewogenheid is om mensen tot hun recht te laten komen. Zodat mensen MEE kunnen doen in onze samenleving. Belangrijk voor mensen met een beperking vind ik dat men er als mens toe doet. En dat men gewoon dingen kan doen, kansen krijgt en neemt. Gelukkig wordt. Belangrijk is ook dat men zich zelf kan zijn. Dat rekening wordt gehouden met je beperking, maar ook met je talenten.

Mensen met een beperking komen in het leven lastige dingen tegen, en onze organisatie probeert zo veel mogelijk van die problemen weg te nemen, ze samen op te lossen, zonder de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van iemand aan te tasten. Het mooie vind ik dan dat ik daar vanuit mijn vak een stukje aan mag meewerken.

Soms komt iemand er bij een organisatie niet door, of men weet de wegen niet, of men wordt niet serieus genomen. Als ik dan, omdat ik toevallig hier werk, zo’n hobbel met mensen kan nemen, we mogelijkheden kunnen maken, dan word ik blij, je trekt samen op. Dat samen optrekken is belangrijk, dat je naast elkaar staat en samen verder komt.

In Apeldoorn zit ik in een aantal werkgroepen zoals “sporten voor mensen met een beperking”, of “kinderen met en zonder beperking maken samen muziek”.
Dat is iets waar ik in geloof, samenwerken met andere organisaties, samen wat creëren. Iedere organisatie heeft zijn eigen achterban, doelgroep, kennis en kunde. Neem dat samen muziek maken, verschillende organisaties en disciplines werken daarin samen, met succes. Dit project heeft als meerwaarde dat kinderen met en zonder een beperking elkaar ontmoeten. Het samen muziek maken is daarbij een middel, en samen vormen ze een orkest. Dan gaat het verder dan een activiteit, men komt elkaar weer tegen in de supermarkt en dan is het niet dat kind in de rolstoel maar dan is het Annelies die viool speelt. En Annelies is dan gewoon een leuke meid, die rolstoel van haar is dan bijzaak. En Annelies ontmoet weer iemand die niet in een rolstoel zit. Dat is waar ik in geloof, samenwerken, samenleven, verbinden en daarmee iets creëren.

We hebben allerlei werkgroepjes in Apeldoorn met organisaties die samenwerken. Er zijn bijvoorbeeld vaak vrijwilligers die bepaalde vragen hebben over beperkingen. We organiseren themabijeenkomsten voor vrijwilligers waar we informatie geven, de deskundigheid bevorderen. Bij zo’n bijeenkomst nodigen we af en toe mensen uit die zelf een bepaalde beperking hebben. Die kunnen dan vanuit hun ervaring hun verhaal vertellen. En aangeven dat ze met die beperking moeten leven maar wel serieus willen worden genomen, gewoon mee willen doen in onze samenleving. Ze kunnen dan aan de vrijwilligers aangeven hoe men wil dat met hen wordt omgegaan, en dat men er naast moet staan in plaats van alles op te lossen. Eigen zelfstandigheid en respect voor mensen vind ik ontzettend belangrijk.
Ik geloof in samenwerking en elkaar dingen gunnen. Samen proberen we dan de maatschappij een beetje beter te maken.


 [104]
 

‘Ik voel mij soms een vogeltje waarvan men de vleugels heeft afgeknipt, een vogeltje wat niet kan vliegen’

Wij zijn met de hele familie vanuit Afghanistan naar Rusland gevlucht. Ik was toen ongeveer zes jaar. Mijn oudste broer had daar een klein baantje en zorgde voor ons, hij was de enige in ons gezin met een inkomen. Toen mijn oudste broer overleed konden we daar niet blijven. Wij zijn toen naar Nederland gevlucht, een groot deel van de reis in een kleine auto met zo’n zes personen er in. Als je met het vliegtuig naar Nederland gaat duurt een vliegreis van Moskou naar Schiphol minder dan drie uur. Wij waren drie maanden onderweg, soms erg ver lopen en het laatste stuk met de trein. Dit was een lange route vol gevaar en levensbedreigende situaties. Dit moet je echt meemaken om dat te kunnen begrijpen. Met woorden kan ik dit niet uitdrukken, er bestaan geen woorden om dit te kunnen beschrijven. Maar toch, dank zij mijn andere oudste broer konden wij met zijn alle levend naar Nederland komen

Mijn vader was al in Nederland en probeerde een status te krijgen als vluchteling. Hij is daar, na al die jaren nog steeds mee bezig. De IND beschouwt hem als F1 vluchteling Maar is geen enkel bewijs tegen hem dat hij de mensenrechten heeft geschonden. Hij was in Afghanistan gewoon leraar geschiedenis op een school.(Asielzoekers kunnen geen asiel krijgen indien er een vermoedelijke eigen betrokkenheid is bij misdaden of mensenrechtenschendingen)

Ik was ongeveer negentien jaar toen mijn drie broers, mijn zwangere schoonzus en ikzelf in Nederland aankwamen. Allemaal, op mijn vader na dan, hebben we een verblijfsvergunning. Hier leerde ik een Afghaanse jongen kennen en we trouwden. Maar mijn man is uitgezet naar Afghanistan, ondanks het feit dat hij de vader is van ons twee jarig zoontje. Je moest eens weten hoe moeilijk het leven is in Afghanistan, elke dag loop je in dat verscheurde land een ernstig risico. Ik moet proberen hem terug te halen maar daarvoor moet ik werk hebben en inkomsten. Daarom studeer ik nu Marketing en Communicatie. Ik probeer mijn leven te leven ondanks alle hindernissen en alle moeilijkheden die er zijn. Ik voel mij soms een vogeltje waarvan men de vleugels heeft afgeknipt, een vogeltje wat niet kan vliegen.

Soms moet ik wel eens denken aan dat liedje van Marco Borsato: “Je bent tevreden met het minste of is het meeste niet genoeg”. Ik ben tevreden met het minste, het belangrijkste is mijn zoontje. Ik ben tevreden met wat ik heb, ik heb mijn prachtige kindje. Ik moet voor hem leven en ik mag niet verdrietig zijn. Anders kan ik niet goed voor hem zorgen en ben ik voor hem geen goede moeder. Ik hoop dat ik mijn studie kan afronden met een mooi diploma. Dat diploma kan ik aan mijn kindje laten zien en vertellen dat ik dat voor hem heb gedaan.

Het leven is soms heel moeilijk, alle zorgen en een kindje waar je alleen voor staat, dat is best wel pittig. Maar dat doe ik voor hem, straks kan die trots op mij zijn.
Een moeder gevoel krijg je meteen zodra je weet dat je moeder wordt. Ik wil gewoon een goede moeder blijven voor mijn kind, dat is het allerbelangrijkste in mijn leven. Ik heb hem leven gegeven. Ik wil niet dat hij later zegt dat zijn moeder geen aandacht of liefde aan hem heeft gegeven. Ik moet sterk blijven om goed voor mijn kindje te kunnen blijven zorgen. Naast mijn studie, naast mijn stage en alle rompslomp met de IND. Gelukkig begrijp hij nog niet veel van de moeilijkheden die er zijn. Ik hoop dat als hij het wel kan begrijpen, dat dan alle moeilijkheden zijn opgelost en zijn vader thuis is. 

Ik heb altijd hulp en ondersteuning gehad van mijn moeder en zus. Tot dat ze verplicht moesten terug keren. Toen ze terug keerden was mijn vader er om mij te ondersteunen en te helpen met mijn kind. Nu volg ik mijn studie en zorg voor mijn vader en kind.

Jouw boek is niet voldoende om mijn hele verhaal te bevatten.


 [103]
 

‘Wat maakt het leven voor de mens waardevol, dat is in alles wat ik doe de kern. Om de filosoof Michel Foucault te citeren: “Waarom zou niet iedereen een kunstwerk van zijn leven kunnen maken? Waarom is die lamp, dit huis wel een kunstwerk en mijn leven niet?’

Ik wilde eerst filosofie studeren, maar een kennis van mij reageerde kritisch op die keuze met de vraag “Wat ga je daarna doen?”. Daar heb ik over nagedacht en uiteindelijk viel de keuze op Humanistiek, niet wetende dat ik zo op mijn plek zou zijn. Omdat ik ontzettend geïnteresseerd ben in wat mensen drijft, en dat vanuit verschillende invalshoeken wil onderzoeken, was het een goede keuze.
Wat Humanistiek precies is? Nou, Humanistiek is een multidisciplinaire wetenschap, die met name put uit filosofie, sociologie, psychologie en geschiedenis. Humanistische tradities en waarden vormen een belangrijke inspiratiebron. Ik ben daar op die universiteit echt op mijn plek. Er zijn gelijkgestemden, er is niet alleen smalltalk, er zijn onderling diepe discussies over zingeving en maatschappelijke thema’s.

Een belangrijke filosofische vraag voor mij is “Wat betekent goed leven eigenlijk”? Op zo’n vraag kun je niet een klip en klaar antwoord geven. Die vraag drijft eigenlijk alles wat ik doe, ook zelf blijf ik zoeken naar een antwoord op deze vraag. Wat maakt het leven voor de mens waardevol, dat is in alles wat ik doe de kern. Om de filosoof Michel Foucault te citeren: “Waarom zou niet iedereen een kunstwerk van zijn leven kunnen maken? Waarom is die lamp, dit huis wel een kunstwerk en mijn leven niet?". Sinds mijn eerste werkervaring ben ik in de praktijk bezig met het thema levenskunst, en probeer ik de levenskunst te doorgronden.

Mensen staan vaak niet bewust stil bij de vraag naar wat een goed leven is. Veel mensen vinden het lastig om zichzelf de vraag te stellen of zij zich bijvoorbeeld op hun werk wel op hun plek voelen en wat precies zou moeten veranderen om wel de goede plek te vinden. En met termen als 'goede plek' en 'welbevinden' bedoel ik beslist niet het materiële welzijn. Dat materiële welzijn is voor een bewust en goed leven wel makkelijk. Maar denk je alleen aan het materiële dan ontbreekt het aan zingeving, aan je eigen “ik”. Heel vaak kunnen mensen wel bedenken wat ze voor zichzelf belangrijk vinden, maar vaak wordt het dan heel groot en abstract, dus blijft het bij een gevoel. De kunst is dan om het klein te maken en concrete stappen te durven zetten.

Daarom geef ik coaching om mensen te ondersteunen bij het ontdekken van dat waar zij goed in zijn, gekoppeld aan dat wat men belangrijk vindt in het leven. Dat doe ik ook door middel van trainingen, dat is de manier waarop ik mensen nu begeleid bij zingevingvraagstukken. In zo’n training probeer ik mensen mee te geven dat het belangrijk is om je talenten bewust in te zetten voor de waarden die je tot uitdrukking wil brengen. De invalshoek is dat men zich niet totaal hoeft te conformeren aan dat wat anderen van hen verwachten. Je moet je in de eerste plaats conformeren aan jezelf. In de maatschappij word je beïnvloed door van alles en nog wat. Denkbeelden van je ouders, maatschappelijke denkbeelden en allerlei verwachtingen van anderen. Wat vaak gebeurt is dat je leven dan geleid wordt in plaats van dat je jezelf in staat stelt je eigen leven te leiden. Door je bewust te worden van de invloed van anderen in relatie tot dat wat je werkelijk van belang vindt, kun je je speelruimte kiezen en volgen. Dan geef je je eigen leven vorm. 

Heb je zelf niet de gedachte dat je een luxe positie hebt met je studie en de vrije keuzes die je kunt maken?.
Kan een stratenmaker ook zo in het leven staan en zijn eigen keuzes maken?. Ik ben mij ervan bewust dat ik mag studeren. Ik mag nadenken over thema’s als levenskunst, maar ik besef mij ook dat heel veel mensen die luxe niet hebben. Juist daarom geef ik mijn kennis graag op een praktische manier door. Natuurlijk kan ik ook een stratenmaker coachen. Uiteindelijk is de vraag naar zin een universele vraag. Daarnaast geloof ik dat iedereen bepaalde patronen heeft in denken en doen, die voor diegene vanzelfsprekend zijn, maar voor anderen heel bijzonder zijn. Werk of opleiding maken daarbij niets uit. Ook die stratenmaker dus, ook hij is op zijn manier bezig met het geven van betekenis aan zijn leven. Ik probeer altijd te zoeken naar wat iemand belangrijk vindt en bijzonder maakt. En dat hoeft helemaal niet iets groots of meeslepends te zijn, iedereen is op zijn eigen manier bijzonder. Wat die stratenmaker betreft, het is niet gekoppeld aan een activiteit, maar meer aan hoe iemand is, denkt en handelt.

Hoe zie jij je toekomst?
Hoewel ik altijd open sta voor nieuwe uitdagingen, vind ik het werkdomein van training en coaching heel waardevol. Als mijn studie dit jaar klaar is, zal ik mij in de praktijk blijven ontwikkelen in het ondersteunen van mensen bij zingevingsvragen vanuit het perspectief van de levenskunst. Onderzoek doen vind ik ook ontzettend zinvol werk. Ik heb geen vast plan voor de toekomst, maar laat mijn ontwikkelingsproces leidend zijn bij wat ik doe. Nieuwsgierigheid naar mensen en hun drijfveren en het zien van het goede in de mens blijven ook belangrijke richtingaanwijzers voor mij. Ik wil beslist niet in een ivoren torentje zitten, geen navelstaren dus, je moet in de wereld blijven staan.


 [102]
 

Geïnterviewde is voorzitter van het Apeldoorns Beraad van Kerken

‘Toeval bestaat niet, het valt je toe”

Ik ben niet in een geloofshoekje te vangen, dat ergert sommige mensen, anderen vinden het juist mooi. Het woord hoek vind ik al verkeerd, want praat je over hoek dan denk ik aan het vreselijke liedje over “het kaarsje wat brandt in jouw hoekje en het kaarsje wat brandt in mijn hoekje”. Er is wel een katholieke traditie en een protestante traditie maar als je praat over hoek in plaats van traditie, dan zet je mij ook in een hoek. Ik ben gewijd als diaken en heb bijna twaalf jaar als parochie pastor gewerkt in West Friesland. Het waren daar niet al te grote dorpen maar het waren wel grote parochies. In de parochies woonden zo’n drieduizend gelovigen, een groot aantal als je er alleen voor staat. In die tijd heb ik op een gegeven moment besloten dat ik meer wilde werken op de grens van kerk en samenleving. Ik ben mezelf toen ook gaan verdiepen in de dialoog met andere religies en heb daarvoor onder andere in Brussel gewerkt tijdens mijn sabbatical.

Ik heb toestemming gevraagd van de Bisschop, en die kreeg ik. Ik ben gaan solliciteren en kreeg loopbaanbegeleiding. Maar ik moet er bij zeggen dat ik nog niet heb gevonden en gekregen wat ik zoek. Die wens is dus nog niet uitgekomen.
Tegelijkertijd werk ik wel mee in de Rooms Katholieke parochie, ik zing mee in een koor, zit in de liturgie commissie, ben voorganger in de Joseph kapel van G.G.Net en val in waar nodig is. Ik maak mij hard voor de oecumene ook vanuit de Rooms Katholieke kerk. Ik heb ook hele nauwe banden met de Oud Katholieke kerk. De Oud Katholieke Kerk is katholiek zonder paus, de kerk dankt haar ontstaan aan afwijzing van het Romeinse kerkcentralisme. Ook mogen in de Oud Katholieke Kerk vrouwen tot priester gewijd worden. Als gastlid ben ik verbonden met de Oud Katholieke kerk in Arnhem, daar verzorg ik de voorbede en verleen assistentie in het diaconaat. Ook zit ik voor hun in de commissie internationale oecumenische contacten in Arnhem. In die commissie houdt ik mij dus ook met de oecumene bezig. Dat is het katholieke deel. Ik ben daarnaast voorzitter van de diaconie van de Lutherse kerk en daar ook bevestigd in het ambt.

Het lijkt of ik veel ambten heb maar ik heb er maar één, ik noem mij zelf altijd oecumenisch diaken, want ik ben zowel gewijd als bevestigd. Ik maak ook deel uit van het pastoraal team, daar hou ik mij bezig met de maatschappelijke dingen in de diaconie, ik doe aan pastoraat en ook ga ik regelmatig voor in kerkdiensten. Trouwens, regelmatig ga ik ook voor in verzorgingshuizen. Namens de Lutherse gemeente ben ik ook nog voorzitter van het Apeldoorns Beraad van Kerken.

Wat maatschappelijke standpunten betreft moet je soms achter de gelovigen aanlopen, maar als bestuurder heb je een voortrekkersrol en moet je niet schromen om het voortouw te nemen. In de parochie in West Friesland zou een asielzoekerscentrum komen. Parochianen begonnen daar heel negatieve dingen te zeggen over vluchtelingen . Ik kon toen niet anders dan opstaan en mij openlijk distantiëren van wat daar gezegd werd. Dat wat toen gebeurde overkomt mij niet meer. Ik wil voorop lopen. In Apeldoorn heb ik dus namens de kerk uitgesproken dat wij gasvrij zijn. Een journalist vroeg of “Alle gelovigen er zo overdenken”. Ja ze denken er zo over, maar het zijn mensen met de zelfde onderbuik gevoelens als in de samenleving. Maar we weten ook vanuit ons hart dat er iets is wat ons er boven uit tilt. Niemand in de kerk heeft mij dat toen kwalijk genomen. Ik heb toen geleerd proactief te zijn. Je moet als vertegenwoordiger van een kerk je mond open durven doen. Daarmee red je het en verdien je respect.

Je moet als kerk meer je eigen geluid laten horen in maatschappelijke kwesties. De kerk moet niet als excuus Truus gebruikt worden in kwesties als de WMO. Een bekend liberaal oud politicus had de stelling dat privatisering een groot goed is. Maar dat het nu uit de klauwen loopt. Terlouw zei in een toespraak: je moet soms durven beginselen los te laten als je ziet dat ze een averechtse uitwerking hebben. Als juist een liberaal die aan de wieg stond van privatisering dit zegt, dan moeten we ons dat ter harte nemen. We moeten ook als kerk toegeven dat het op deze manier niet werkt. De spankracht wordt te groot, er is een teruglopend ledenaantal en de samenleving is veranderd. Dat geldt voor mensen die zorg nodig hebben maar ook voor de mensen die zouden kunnen helpen. Familieverbanden worden steeds minder belangrijk, maar er komen geen vriendschapsbanden voor in de plaats. Zolang die maatschappij niet in die richting veranderd is, kun je ook niet doen wat men nu van plan is.

Je moet je als kerk ook durven uitspreken in netelige kwesties. In een preek moest ik praten over Zuid Amerika en alle ver van ons bed dingen. Alle gelovigen lopen dan vroom te knikken. Ik moest het in die preek hebben over kinderprostitutie ver weg, maar ik kan dan in mijn preek niet zwijgen over sexueel misbruik in ons eigen land. Je moet het als voorganger dus niet alleen over ver weg spreken, hou het klein en benoem de misstanden in je eigen land. Je moet ook voor je geloof uitkomen, noem het dealen. Dealen in de zin van uitdelen. Ik heb ook te dealen met het geloof, want als je in de shit zit heb je niets aan een vroom geloof. Kom bij mij niet aan met de dooddoener van “God heeft het zo gewild”. Dat zeg je niet tegen ouders die net een kind hebben verloren. Dat is gewoon erg en dat wil God niet.


 [101]
 

Geïnterviewde is bedenker en uitvoerder van deze serie. Bij uitzondering is deze aflevering niet door hem gemaakt.

'De samenleving verhardt. De maatschappij splitst zich in mensen die het getroffen hebben, die zichzelf kunnen redden, en mensen die het niet zo goed getroffen hebben'

Die camera is een instrument om in contact te komen. Van nature ben ik niet zo sociaal begaafd. Ik kan niet meedoen met sociale prietpraat op recepties en zo.
Ik ben licht autistisch. En daar voel ik me prettig bij. Dat had ik al op de middelbare schooltijd, als ik terugkijk. Ik hoorde niet bij de groep populaire jongens, beslist niet. Laat staan bij de populaire meisjes. Maar ik heb er nooit problemen mee gehad.

Van het begin af aan ging het me bij het foto’s maken om de mens. Vaak ‘randfiguren’. Mensen aan de rafelkant van de maatschappij. Met de camera durf ik meer, durf ik op bepaalde situaties af te stappen. Terwijl je eigenlijk juist meer opvalt. Heel belangrijk is dan: zorg dat je contact maakt, wees open, heb interesse in de ander. Geen fake interesse, want dat valt op. Ik benader iedereen met een open gezicht. En ik zie er altijd een beetje shabby uit; dat scheelt natuurlijk ook. Als je met een stropdas komt wordt het al heel anders

Door mijn ervaring weet ik meestal wel: die persoon moet je nu even niet benaderen. Soms ga ik over grenzen heen met mijn vragen, maar dan ben ik snel vertrokken. Dan weet ik: een knipoog en een goede lach, en nu moet je wegwezen.

Ik heb er heel lang en heel vaak over nagedacht waarom die kant van de samenleving me trekt. En ik kan het niet benoemen. Nou... misschien toch wel een beetje. Dat rauwe leven, ik denk dat ik daar in zou kunnen passen - tot mijn schrik.

Misschien zit het in de familie. Ik heb een oom, die kwam regelmatig met de kerstdagen bij ons met een aantal hazen. Of midden in de zomer met een halve ree. Hij leefde ook een beetje op het randje. Die halve ree had hij niet gekocht.
Zo heb ik ook spanning nodig in mijn leven. Ik heb een tijd alleen geleefd en dan ging ik op vakanties naar Kenia, Zuid-Amerika, India. Altijd zo goedkoop mogelijk slapen en in contact proberen te komen met de bevolking. Daardoor heb ik dingen meegemaakt – ja, prachtig. Loop ik in Colombia, stopt er opeens stopt een fourweeldrive. ‘Ga je met me mee?’ En ik stap gewoon in. Komen we bij een tent waar iemand met een machinegeweer staat. Dat soort dingen. Het is nog nooit slecht afgelopen. Dat is intuïtie, maar je moet ook wat geluk hebben.

Ik heb gewerkt in de ict-sector. Spannend genoeg, ja hoor: het oplossen van problemen hè. Is ook een beetje autistisch werk. Daarvoor heb ik een hele tijd in een laboratorium gewerkt. Als ik het over zou doen zou ik de maatschappelijke route kiezen. Sociaal werker, die kant. Maar misschien is het wel goed dat ik dat niet heb gedaan. Ik kijk nu onbevangener.

De problemen van anderen neem ik niet mee naar bed, ik kan het van me af zetten. Ook in die zin kijk ik koel en bijna autistisch naar de wereld. Het is zoals het is. Niet dat ik verhard, integendeel. Ik krijg steeds meer begrip voor mensen aan de rand. Ik heb mensen ontmoet die gewoon een goede baan hadden en door louter pech en twee keer de verkeerde afslag kiezen, op straat belandden.
Armoede is voor mij vooral het niet mee kunnen doen. Niet alleen het geld. Ja, dat geld heb je nodig voor sociale contacten. Wat ik het ergst vind: kinderen die in armoede opgroeien. Niet op verjaardagen kunnen komen omdat de ouders geen geld hebben voor een cadeautje. Dat vind ik zo triest. Zo triest.

Verslaving is een keus. Maar wel een keus waar je niet zo gemakkelijk van af komt. Vaak zit er een psychische problematiek onder. Ik ben bij de uitvaart van Harm geweest, een zwaar verslaafde dakloze. Zijn oudste dochter sprak daar zó mooi, ze had zo veel respect. Precies zoals ik naar die mensen kijk: ze kunnen niet anders. Ik heb dat nooit als ellende gezien. Ik heb een prachtige fotoserie gemaakt van iemand die zijn pijpje cocaïne rookt. Dan wil ik niet zijn verslaving laten zien, maar zijn stralende gezicht. Ik had ook kunnen uitbeelden: kijk eens die trieste mensen, in dat sombere hok in de halve schemer, zie ze daar zitten. Maar ik heb juist dat gelukmoment proberen uit te beelden.

Kratten Harry is me ook bij gebleven. Hoe je in de loop der tijd zag dat hij steeds zwakker werd, dat greep me aan. Dat hij op het laatst alleen nog maar op de grond kon zitten. En dan die kameraadschap. ‘Ik heb nodig’, zei hij tegen een van zijn kompanen. ‘Ik heb nodig’, meer niet, en die ander verdween en kwam drie minuten later terug met iets voor Kratten Harry. Wat het was weet ik niet, maar Harry fleurde op. Er ging geen geld heen en weer. Dat vond ik een prachtig moment; hoe ze elkaar hielpen.
Ik ben nog bij hem geweest toen hij in het hospice lag. Wat neem je dan mee voor zo’n man? Er mag niet gedronken worden, dus heb ik een pakje shag gegeven. ‘Had je niet wat anders mee kunnen nemen fotograaf?’

Ik ben een kettingroker, maar als ik in dat circuit zit, is mijn shag nog sneller op. Ik haal ook wel eens een paar blikjes bier bij Albert Heijn, en als iemand zegt ‘ik heb zin in een hamburger’, dan gaan we samen naar een hamburgertent.
Maar mijn huis, mijn privé domein, is mijn grens. Die werelden houd ik heel gescheiden. Elke dakloze mag mij bellen, maar dat is wel op een aparte lijn met een antwoordapparaat. En ik nodig ze ook niet thuis uit. Heel enkel word ik wel eens om 23 uur s avonds gebeld door iemand die geen slaapplaats heeft. Die komt echt niet bij mij thuis. Die beantwoord ik dan de volgende dag. Nee, dat vind ik niet lastig. Beslist niet. Ik hoef niet een van hen te zijn. Ik ben een vlieg op de wand; ik observeer alleen maar. Ik geef ook nooit advies of zo aan mensen die ik op de foto zet. Wie ben ik? Dat zou arrogant zijn.

De samenleving verhardt. En de schreeuwer die wint. Daar word ik echt nerveus van.
De maatschappij splitst zich in mensen die het getroffen hebben, die zichzelf kunnen redden, en mensen die het niet zo goed getroffen hebben. Dat kunnen net zo goed verstandelijk gehandicapten zijn. Die groepen wil ik zichtbaar maken, dat is mijn drive. Ik hoef het niet zo zeer te veranderen, maar het gaat me er om dat mensen erkennen: die andere wereld is er ook.

Ik heb niets met de bovenste laag van de samenleving. Moet je eens zien wat goede doelen ophalen in Berg en Bos, of in Zuid. Dat zegt genoeg. Er zijn wel mensen bij die me raken hoor, zonder meer. Ik ken een aantal ontzettend aardige en wijze mensen waar ik met plezier naar luister. Mensen die een ander leven hebben dan ik – op welke manier ook - zijn het interessantst. Een gesprek met een notaris, hoe hij in het leven staat, hoe hij denkt over de maatschappij: ontzettend boeiend. Maar ik voel me niet echt thuis in die kringen. Ik ben daarvoor te rechtstreeks. Niet diplomatiek genoeg en ik snijd altijd te zware onderwerpen aan. Ik kan niet praten over voetbal en hockey. Van die bla bla gesprekken, die boeien me gewoon niet.
Ik ben emotioneel, en ik word gauw kwaad. Door onrecht in het algemeen. Maar ik kan ook gauw weer vergeten. Vergeten en vergeven.

Ik heb zelf een zware tijd gehad: mijn alcoholische periode. Ik hoefde niet elke dag te drinken, maar ik ben er zo een die als ‘ie eenmaal begint, niet meer kan stoppen. En dat betekent dat je wel eens om 3 uur ‘s nachts thuis komt met de taxi en dat je niet meer kunt lopen. Toen heeft mijn vrouw gezegd: dit wil ik liever niet.
Achteraf gezien bleek dat het te maken had met mijn depressie. Mijn hoofd is altijd bezig, misschien dat ik daarom depressief ben. Mensen zeggen dan ‘ga lekker naar buiten, de zon schijnt’ en zo. Was het maar zo simpel. Een depressie is vreselijk. In elk geval: ik kreeg toen medicijnen voor mijn depressie en die werken. Sinds die tijd drink ik niet meer.

Die fase heeft me ook iets gebracht.
Back to the basics, geen carrière. Ik zat in de politiek en ik was nogal een mannetje. Ik wilde hogerop, gehoord worden, al die dingen meer. Die periode heeft me teruggebracht tot wat ik nu doe: het kleine. Mensen ontmoeten.

Fotografie was eerst een doel, maar het wordt steeds meer een middel. Met een foto maak je de verbinding, maar de verhalen vind ik interessanter. Het stoeltje leek me een leuke manier om met mensen een dieper gesprek te voeren. En het is een vissersstoeltje geworden omdat men er ongemakkelijk op zit. Dat maakt een mens kwetsbaarder. En het is ook praktisch: ik kan het altijd meenemen.

Interviewer en fotograaf: Johannes Rutgers

 

 [100]
 

(geïnterviewde is burgemeester van Apeldoorn)

Op zoek naar de zwijgende meerderheid

Een vissersstoeltje is geen bureau- of vergaderstoel. Een vissersstoeltje nodigt uit om eens even wat ‘over de zaken’ heen te kijken. En dat is best weleens goed. De waan van de dag legt te veel beslag op onze tijd. Ook op die van mij. En terwijl er toch echt niets op tegen is om gewoon eens even na te denken. Om zaken op je in te laten werken. Te wikken en te weggen. Eens echt met mensen te praten.

En dat is hard nodig. Want of het nu om de zorg, Europa of over vluchtelingen gaat; het publieke debat lijkt gekaapt door uitgesproken voor- en tegenstanders. Dit mede met dank aan de media. Nuance trekt geen kijkers.
Ik maak mij zorgen over deze ontwikkeling.

Want ons land bestaat niet uit louter mensen met een uitgesproken mening. Een meerderheid heeft moeite met de bezuinigingen in de zorg maar snapt tegelijkertijd dat veranderingen nodig zijn om diezelfde zorg ook in de toekomst betaalbaar te houden. Een meerderheid ziet het politieke en economische belang van Europa maar stelt tegelijkertijd vragen bij de manier waarop Europa wordt bestuurd. Een meerderheid, die best bereid is om vluchtelingen op te vangen, maar die zich wel zorgen maakt over een aantal consequenties.

Die meerderheid hoor je te weinig. Die zwijgt of wordt doodgezwegen. Naar die zwijgende meerderheid ben ik op zoek. Ik wil weten wat de mensen nu écht vinden. Dat doe ik door op bezoek te gaan bij instellingen en bedrijven. Daarnaast nodig ik zo af en toe mensen uit die mij mailen of een brief schrijven. Ik koester deze contacten. In een zaal met 500 mensen kun je geen dialoog voeren. Daar staat niet het gesprek maar het effect centraal.

Deze maand sprak ik met een twintig tal inwoners van de wijk Orden over de eventuele komst van een nevenvestiging van een AZC in hun wijk. Dat was een stevig gesprek waarvoor wij van beide kanten goed de tijd hebben genomen. Wij waren het lang niet altijd met elkaar eens maar wij konden elkaar recht in de ogen kijken. Er werd gesproken. Dat is buitengewoon prettig.

Ik zou dat nog vaker willen doen. Echt met elkaar om tafel. Tegelijkertijd besef ik dat mijn agenda daar onvoldoende ruimte voor biedt. Dat geldt niet alleen voor mij. Ook de agenda’s van raad en college staan vol met zaken die moeten. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij daar eens met de stofkam door heen kunnen. De tijd die daardoor vrijkomt benutten wij dan voor echte gesprekken met representanten van een tot nu toe veelal zwijgende meerderheid.

Tijd nemen voor elkaar, de dialoog aangaan, zijn ook zaken die goed passen bij Apeldoorn. Ik ben trots op de volwassen en nuchtere wijze waarop Apeldoorn met de komst van Volkert van der Graaf, de noodopvang voor vluchtelingen en Pegida is omgegaan. Wij laten ons niet zo snel van de wijs brengen in Apeldoorn. En daarmee ligt er een goede basis voor het versterken van de dialoog tussen kiezer en gekozene.

Laten we daarmee aan de slag gaan.


[99] 
 

‘Met al je talenten, maar ook met je beperkingen die ieder mens nu eenmaal heeft, samen aan de slag, daar wordt de wereld echt een stuk mooier van’

Ik werk als cultuurbegeleider in het speciaal onderwijs op twee scholen. Het zijn scholen voor verschillende doelgroepen. De twee scholen zijn ondergebracht in een groot multifunctioneel centrum. Er is een school voor kinderen met een verstandelijke beperking waarvan enkelen ook nog een vorm van autisme hebben. Op de andere school zitten kinderen met een lichamelijke beperking, soms meervoudig. En er zitten ook langdurig zieke kinderen. De school populatie is een breed palet aan beperkingen, maar ook een brede range qua leeftijden. De jongste leerling bij ons is vier jaar, de oudste is bijna twintig jaar.

Mijn werk is het verbinden van mensen met elkaar, mensen vanuit alle lagen en bevolkingsgroepen. Ik doe dat vanuit de visie dat we soms weliswaar verschillend lijken, maar uiteindelijk allemaal mens zijn. Mens met overeenkomstige ideeën en behoeftes.
Praat je over verbinden en het anders zijn, dan is het project “Kinderen maken samen muziek”, daar een mooi voorbeeld van. Bij dit project
spelen wekelijks ongeveer honderd kinderen, kinderen met- en zonder beperking, samen in een orkest. Natuurlijk leren ze daar muziek maken, maar ze leren vooral met en over elkaar, kinderen net en zonder beperking ontmoeten elkaar bij dit samen muziek maken. Ze ontdekken elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden en beleven samen het plezier van muziek maken. Samen beleven ze succeservaringen, en men leert elkaar steeds beter kennen. Dat is prachtig om te zien. Dat contact is zo mooi, zo puur. Mooi om te zien dat muziek zulke ontmoetingen teweeg kan brengen. En vergeet bij zo’n project niet de vrijwilligers, die staan toch maar mooi steeds klaar om al deze activiteiten uit te kunnen voeren. Een ander project in het kader van samen zijn en begrip voor elkaar hebben, is regelmatig bezoek aan een huiskamer voor dementerende bejaarden, kinderen met een beperking gaan daar samen met die ouderen liedjes van vroeger zingen.

Een ander prachtig project is ‘Aut of the Box’, Dit is een fotoproject speciaal voor kinderen met een stoornis in het autisme spectrum. Wat dit project zo bijzonder maakt is dat de kinderen, zo veel mogelijk in een één op één situatie worden gekoppeld aan een fotograaf. Professionele en amateurfotografen gaan om de drie weken met ongeveer vijftien kinderen op stap. We draaien dit project al voor het vierde jaar. En elk jaar is het ons gelukt om een tentoonstelling in een toon aangevende locatie te organiseren, CODA bijvoorbeeld, het laatste jaar was de tentoonstelling in het ACEC.
Autisme en foto’s maken is een hele mooie combinatie. Kinderen met autisme kijken op een speciale manier naar de wereld, ze nemen vaak heel gedetailleerd waar. Door dat “andere” kijken komen daar vaak prachtige beelden uit.
Die foto’s zijn belangrijk, maar het belangrijkste is het contact wat ontstaat tussen de fotograaf en de leerling. Dat contact maken is heel bijzonder voor leerlingen met een stoornis in het autisme spectrum. Voor hun is contact maken namelijk geen vanzelfsprekendheid. Door die fotografie heb je in eerste instantie een heel functioneel contact, over hoe het fototoestel werkt maar ook in de zin van waarnemen van de omgeving. Kijk daar eens na, kijk eens vanuit een lager standpunt. En langzamerhand zie je het contact tussen de twee maatjes, want dat zijn ze eigenlijk, steeds sterker worden. Sommige fotografen en leerlingen werken al voor het vierde jaar met elkaar. Alles binnen dit project is vrijwillig en alles wordt low budget uitgevoerd, een fotograaf regelt het afdrukken, een andere fotograaf zorgt dat we ergens kunnen fotograferen, Real-X bijvoorbeeld, een zorgboerderij, uitleg over vliegtuigen bij Teuge, noem maar op.

Ik geniet elke dag met volle teugen van mijn werk. Het is zo mooi om te zien hoe iedereen zich bij al deze activiteiten weer voor twee honderd procent inzet. Als deelnemer, als professional of als vrijwilliger. Allemaal even gedreven, allemaal even enthousiast. Dat is zo mooi om mee te maken.
Vanuit dat enthousiasme vallen verschillen weg, ontstaat er een gevoel van samen meemaken samen beleven en de ander echt “zien”. Omkijken naar elkaar.
En als je dan goed kijkt zie je zoveel moois, geen grote dingen, veel vaker klein en ingetogen.
Dat haalt de krant niet en dat hoeft ook niet want de mensen die meedoen zien het en die ervaren het en daar gaat het om. Met al je talenten, maar ook met je beperkingen die ieder mens nu eenmaal heeft, samen aan de slag, daar wordt de wereld echt een stuk mooier van.


 [98].
 

(Geïnterviewde is stedenbouwkundige)

'Ik ben er van overtuigd dat de ruimtelijke omgeving waarin men zich bevindt, bepaalt hoe je jezelf voelt en gedraagt. Aan de ene kant moet je zorgen voor een omgeving waarin men zich prettig voelt maar aan de andere kant moet de ruimte ook uitlokken tot allerlei verschillend gebruik'

De brandstof voor alles waar ik mee bezig ben is plezier in wat je doet, enthousiasme en dromen waarmaken. Die passie is essentieel in alles wat ik doe. Ik zie het echt als een taak en een opgave om zo veel mogelijk mensen mee te laten dromen. Mensen wil ik binden aan zo'n droom, een droom die je dan samen verder beleeft en verwezenlijkt.
Ik werk nu zeven jaar in Apeldoorn en ik merk dat ik altijd aan het werken ben. Ga ik in het weekend met de kinderen naar de stad dan zie ik een mooie gevel, of dat men iets gedaan heeft met een reclame-uiting of zo, en dan vraag ik mij af, bij zo'n storende reclame, hoe men dat kon doen.

Als je goed kijkt dan zie je dat we een fantastische stad hebben met mooie en hele bijzondere gebouwen. Apeldoorn is niet een soort dertien-in-een-dozijn zeventiende eeuws stadje, het heeft een eigen en specifiek karakter. Als je goed kijkt dan zit de historie er nog in. Het is de kunst om historie er uit te halen. Dat proces vergt een ontzettend lange adem en dat kun je alleen maar doen als je gedreven wordt door liefde voor de stad. Of een droom hebt van "wat zou het worden als het allemaal zou lukken".

Je merkt dat best wel veel mensen gevoelig zijn voor het algemene verhaal, maar op het moment dat het hun zelf betreft dan krijg je zo iets als "waarom zou ik het doen als een ander het niet doet". Soms denk ik wel eens dat bij enkelen een onvermogen zit om voluit te dromen en echt een concrete stap te zetten. Kijk je nu rond in het centrum dan zie overal spandoeken en reclames, ze flodderen overal en ze hebben een kale achterkant. En om de vijf meter zijn er een paar gaten geboord in een mooi historisch gebouw. Dat is echt een mini-ergernis voor mij.

Zo meteen hebben we een binnenstad waar een nieuwe vloer ligt, men is ontzettend hard aan het werk om alle wanden mooi te maken en vervolgens laat iedereen zijn speelgoed slingeren en zijn sokkenla openstaan. Als je de binnenstad ziet als de huiskamer van de stad dan is het heel fijn binnenkomen als het een leuke gezellige en opgeruimde huiskamer is waar niet alle zooi rondslingert of waar men maar overal wat neerzet. Het zijn allemaal maar hele kleine dingetjes, maar die kleine dingetjes maken samen het grotere geheel.

Ik ben er van overtuigd dat de ruimtelijke omgeving waarin men zich bevindt, bepaalt hoe je jezelf voelt en gedraagt. Aan de ene kant moet je zorgen voor een omgeving waarin men zich prettig voelt maar aan de andere kant moet de ruimte ook uitlokken tot allerlei verschillend gebruik. Je moet de openbare ruimte niet inrichten voor een specifieke doelgroep of een specifiek dagdeel, want dan weet je dat als die doelgroep bijvoorbeeld naar school is of werkt dat dan die ruimte niet meer gebruikt wordt. Het moet een binnenstad worden die zo veel mogelijk gebruik maakt van haar eigenaardigheden en haar bijzondere karaktertrekken. En met een diversiteit aan activiteiten.

Elke tijd heeft zijn eigen fantasie en dromen over de ideale samenlevingsvorm. Iedere keer wordt geprobeerd die ideale samenleving in een plan te vatten. Tegelijkertijd zie je dat die plannen telkens weer worden ingehaald door de tijd. De maatschappij is niet statisch: de samenleving verandert voortdurend. En door niet meer te kijken naar de stad als een verzameling plannen en projecten maar als een constant groeiend ecosysteem kun je beter inspelen op de behoeften van dit moment. Door te kijken naar de stad als een ecosysteem zul je ook plannen moeten maken die passen in dat ecosysteem. Dus geen afgeronde projecten, je moet je als stedenbouwkundige bewust zijn van de continue verandering in de tijd.

Mensen trekken steeds meer naar de steden omdat ze daar elkaar ontmoeten. Door kruisbestuiving ontstaan er allemaal creatieve dingen. Dat is nu ook in Apeldoorn bezig. Er is een aantal jonge ondernemers die anders naar de stad kijken en die hele toffe concepten bedenken. Het ruimtelijke en het sociale kruipt steeds dichter na elkaar toe en als je iets op een andere manier aanvliegt zijn er mooie initiatieven.
Kijk naar het Havenpark, het is niet alleen maar een groen park geworden. Bewoners gaan daar dingen organiseren met leuke evenementen, er gebeurt iets. Het zou aardig zijn om die luchtigheid die we altijd in onze stad hebben gehad, ook in de binnenstad meer zichtbaar te maken. Er af en toe wat stukjes bebouwing eruit halen en er een boom in zetten of op binnenterreinen een groene tuin maken. Zorgen dat de binnenterreinen meer toegankelijk zijn. Dus als je binnen die structuur, die specifieke structuur, die pareltjes weer zichtbaar maakt dan krijg je volgens mij een fantastische binnenstad met een eigen identiteit.

We hoeven geen Deventer of Zutphen te zijn, dat kunnen we toch niet, we hebben een heel ander karakter en een totaal andere aard.


 [97]
 

‘Ik wil die receptie niet, het bedrag wat er voor staat wil ik aan stichting “Haarwensen” schenken. Wat heb je aan zo’n receptie, het zijn altijd de zelfde mensen die aan de bar zitten te zuipen’

Ik werk als buschauffeur in Apeldoorn, staddienst. Als ik de in de bus rij, zwaaien heel veel mensen naar mij en ik zwaai altijd terug. Volgens mijn collega’s zijn dat alleen maar zwervers die naar mij zwaaien. Als men bij mij in de bus instapt kijkt men soms even vreemd naar mijn tatoeages, maar iets negatiefs daarover hoor ik nooit. Nou ben ik ook redelijk positief ingesteld en ben altijd vriendelijk naar de passagiers die instappen. Soms schrikken kleine kinderen, voor die kinderen lijk ik misschien op sinterklaas of de kersman. Ligt er aan welke tijd van het jaar het is.
Ik hoef niet iets uit te dragen met dat lange haar van mij, ik heb dat haar al bijna mijn hele leven gehad. Dat lange haar had ik ook tijdens mijn periode bij de krijgsmacht. In dienst heb ik er heel veel last mee gehad dat ik mijn haar liet groeien. Ik zat toen negentien maanden als marinier in Curaçao, en de commandant daar wilde beslist geen lang haar. In zijn ogen horen mariniers geen lang haar te hebben. Maar als niet mag in de ogen van een ander, ga ik er juist tegen in, ben geen type die zich overal bij neerlegt. Het was gebruikelijk in die tijd dat je na een jaar bevorderd werd. Iedereen werd bevorderd, alleen ik niet. Dat kwam door die commandant, hij kon niet velen dat hij geen gelijk kreeg. Ze brachten mij met de militaire politie drie keer in de week naar de kapper. En dan zat ik op de stoel en dan zei de kapper “Wat gaan we doen man” en dan zei ik “Niks”, nou zei de kapper dan, dan doe ik ook niks. Die kapper werkte er gewoon niet aan mee. Op een keer, ze brachten er mij weer heen, zag ik de dominee bij het kleine kerkje daar. Ik vluchtte naar het kerkje en heb toen een heel gesprek met de dominee gehad.

Hij had een voorstel, Klaas, wij vragen een haarnetje voor je aan. Die procedure duurt zo lang, voordat je dat haarnetje hebt, ben je al lang uit dienst. Samen met de dominee zijn we toen naar de commandant gegaan om een officieel verzoek in te dienen. Ik zie nog dat gezicht van die commandant, maar hij kon niets anders dan het verzoek inwilligen.
De laatste dag op Curaçao, we stonden met veertig man op het terrein, ging de commandant letterlijk op mijn schoenen staan. Hij schreeuwde tegen mij “Denk je niet dat je ouders schrikken als je ze zien”. Ik antwoordde: Nee, die zijn blij dat ze mij zien, ze kennen me. Op dat moment, de laatste dag, werd ik alsnog bevorderd. De jongens hebben mij nog geholpen om die extra streep op mijn kleren te naaien. De volgende ochtend kwam die commandant controleren of alles wel goed zat, hij probeerde mij alsnog te pakken. Dat is hem niet gelukt dus.

Ik kan niet tegen onrecht. Als ik denk dat ik gelijk heb, en ik heb niet altijd gelijk hoor, dan blijf ik vechten, dat blijft dan aan mij vreten. Ach ja, zo zit ik in elkaar, het belangrijkste is dat je rustig slaapt. Misschien lijk ik op mijn vader, ik herinner mij dat hij vijfentwintig jaar bij de zaak was, vader werkte bij de spoorwegen en had veel onregelmatige diensten. In die tijd kreeg je een gouden horloge als je vijfentwintig jaar in dienst was. Hij had van te voren gezegd dat men gerust kon langskomen om het horloge te brengen, maar dat men dan ook weer direct moest vertrekken. Ze kwamen langs en toen zei mijn vader tegen zijn baas, ik heb je toch verteld hoe en wat, je hoeft niet te blijven. Ik zal het je nog een keer uitleggen: al vijfentwintig jaar lang doe ik ongeregeld werk, moet zachtjes voor mijn kinderen doen als ik nachtdienst heb. Het is gewoon een noodzakelijk kwaad dat ik werk. Normaal kijken jullie ook niet naar mij om, en nu ben ik in speciaal?. Daar is het gat van de deur.

Ik wordt binnenkort vijfenzestig, en moet nog een paar maanden doorwerken. Je krijgt dan een afscheidsreceptie. Ik wil die receptie niet, het bedrag wat er voor staat wil ik aan stichting “Haarwensen”schenken. Wat heb je aan zo’n receptie, het zijn altijd de zelfde mensen die aan de bar zitten te zuipen. Zelf ga ik er zelden naar zo’n receptie toe, tenzij het natuurlijk een collega is waar ik een warme band mee heb. Trouwens, ik doe mijn kinderen er ook geen plezier mee. Die receptie wil ik dus niet, als het niet lukt die gift aan “Haarwensen”, dan deel ik dat wel op Facebook.

Of ik een ruwe bolster ben?, dat is wel een heel groot woord. Naarmate ik ouder wordt trek ik mij het leed in de wereld wel meer aan. Je wordt emotioneler, soms kan ik wel huilen als ik iets vreselijks op het nieuws zie. Je kunt je niet overal om druk maken maar sommige dingen grijpen je gewoon aan. Ik kan er weinig aan doen, aan al dat leed. Het enige is, geven aan goede doelen, als ze bij mij aan de deur komen krijgen ze altijd wat. De gewone mens met een uitkering die geeft wat. Mensen met modaal en minder geven meer dan diegenen die een hoop geld hebben, dat is een feit. Daarom zijn die rijken rijk, maar wat is rijk, gezond zijn is rijk, en het hebben van passie en empathie.


 [96]
 

Ik voelde mij zo gevleid dat ik mijn baan heb opgegeven om bij dat andere jonge bedrijf te beginnen. Binnen een half jaar was de hele management top daar vervangen, er kwam een andere visie op de toekomst. Een jaar later werd mijn contract niet meer verlengd’

Ik heb een ernstige ziekte gehad, daar ben ik heel open in. Ik wil daar vooral open in zijn tegenover vrouwen die het zelfde gebeurd. Zo begeleid ik vanuit de Borstkankervereniging Nederland nu mensen die geconfronteerd worden met borstkanker. Je bent ervaringsdeskundige en praat dan niet vanuit een boekje. Zo zijn we met zeven andere mensen model voor mensen die een borstreconstructie overwegen. We hebben alle acht een andere techniek gehad voor reconstructie, er is ook één dame bij die het niet heeft laten doen. We gaan letterlijk uit de kleren en vertellen wat het inhoud en hoe het er na afloop uitziet. Ze kunnen dat dus bij ons zien en kunnen vragen stellen. Daar ligt mijn hart omdat ik dat werk kan combineren met re-integratie. Dat is werk wat ik heel graag doe, alleen al het feit dat je op dat moment echt iets betekent voor die mensen, die voor moeilijke keuzes staan.

Ik heb mij recent ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, de eerste stap is genomen. Nu moet ik mijzelf promoten. Dit werk wil ik professionaliseren. Er zijn veel contacten en een groot netwerk via de borstkankervereniging en bij verschillende ziekenhuizen. Mijn ideaal is een parttime baan want bij een parttime baan heb ik een basisinkomen. Ik heb geen uitkering want mijn man heeft een baan.
Ik voel mij een slachtoffer van de economische crises en van mijn eigen ambitie. Ik had vast werk maar kreeg het aanbod van een ander bedrijf om daar in dienst te komen. Daar was de mogelijkheid om door te groeien. Ik voelde mij zo gevleid dat ik mijn baan heb opgegeven om bij dat andere jonge bedrijf te beginnen. Binnen een half jaar was de hele management top daar vervangen, er kwam een andere visie op de toekomst. Een jaar later werd mijn contract niet meer verlengd. Er werd toen afscheid genomen van alle wat oudere en dus duurdere krachten, dat was een hard gelach. Boven de vijftig wordt het heel lastig om ander werk te vinden. Mijn leeftijd speelt duidelijk parten, Je voelt je uitgerangeerd. Je leest dan in de krant dat de economie groeit, maar dat is alleen weggelegd voor de jongeren. Ervaring is niet meer belangrijk, jammer, want over een paar jaar komen ze mensen met ervaring te kort. Ik blijf positief, je moet wel.

Om mijzelf toch bezig te houden, vooral geestelijk, ben ik namens de FNV lid geworden van de UWV cliëntenraad. In die cliëntenraad krijg je als eenling weinig voor elkaar, daar gaat het niet over individuen maar over groepen, het zijn abstracte nota’s, en procedures en zo. Dat heeft wel het voordeel dat je alle kennis die je opdoet weer kan inzetten voor de klanten van het UWV. Dat inzetten voor het individu, de mens, doe ik namens het FNV. Wij hebben een opleiding gehad bij het FNV en geven mensen advies.

Wij weten veel van de wetten en regels af, maar verwijzen bij gecompliceerde zaken door naar de juristen van het FNV. Dat persoonlijke is anders dan bij de cliëntenraad van het UWV, dit is echt één op één werk. Je kunt direct antwoord geven en aangeven van wat mag en wat men wel en niet moet doen. Je komt vaak mensen tegen die ziek zijn en tegen problemen aanlopen met hun werkgever. De werkgever wil dan dat ze te snel weer aan het werk gaan, of de werkgever wil dat ze helemaal niet terugkomen en probeert dan van ze af te komen. En dan komen ze bij het FNV voor advies en hulp.


 [95]
 

‘Met liedjes de dag door’

Wij hebben twee zoontjes, één van zes en één van drie jaar. De oudste heeft het Williams-Beuren Syndroom. Er worden in Nederland niet zoveel kinderen met dat syndroom geboren, ongeveer tien, vijftien baby’s per jaar, een zeldzame genetische afwijking dus. Kinderen met deze afwijking hebben een open, uitnodigend gezicht en een vriendelijk karakter. Kinderen met het Williams Syndroom hebben een verstandelijke beperking, een medische problematiek en een ontwikkelingsachterstand.

Het is een zorg inderdaad, hem dingen leren en aanleren kost tijd. Tot zijn vierde jaar ging hij naar een medisch kinderdagverblijf. Voor de lagere school gaven ze ons het advies speciaal onderwijs cluster 3. Onder cluster 3 vallen scholen voor leerlingen met een verstandelijke en of lichamelijke beperking en leerlingen die langdurig ziek zijn. Wij wilden voor hem regulier onderwijs omdat we denken dat, als hij omringd is door kinderen die normaal naar school gaan, hij daar zoveel dingen van op pikt, dat hij daar heel veel van leert.

Dat is onze visie, maar vindt dan maar eens een school die dat ziet zitten en het wil proberen. We hebben in totaal acht scholen bezocht en hebben nu een goede school gevonden, een school die ook nog eens dichtbij is, dat ‘in de buurt’ vonden wij heel belangrijk. Bij die zeven bezochte scholen die afvielen hadden we soms geen goed gevoel, soms was het ook te ver weg, maar ook twijfelden sommige scholen enorm. Je kunt natuurlijk op je wettelijk recht wijzen en zo, maar het geeft geen fijn gevoel als je iets moet afdwingen. Het moet wederzijds klikken, anders begint het gewoonweg niet fijn.

Bij de school waar hij nu naar toe gaat vielen heel veel puzzelstukjes op hun plek. Hij gaat nu anderhalf jaar naar die school en na de zomervakantie gaat hij naar groep twee. We zien dat hij heel veel dingen leert en op pikt. In ieder geval gaat zijn ontwikkeling sneller dan toen hij naar het medisch kinderdagverblijf ging. Daar zaten heel veel kinderen die moeite hadden met praten en soms ook met bewegen. En alles wat men moest leren duurde gewoonweg veel langer. Hij wordt nu blootgesteld aan wat gewoon is voor zijn leeftijd. Er worden dingen van hem verwacht. Om een voorbeeld te noemen, in de groep zijn ze nu bezig met letters, hij pikt het op en kent alle letters al. En dat zijn dingen die we eigenlijk niet voor mogelijk hadden gehouden.

Wij zijn dus heel tevreden over de school waar hij nu is. Ze denken mee wat betreft begeleiding en PGB (Persoons Gebonden Budget). Over die PGB, wat betreft de overgang van het budget vanuit de SVB (Sociale Verzekering Bank) naar de gemeente ben ik heel erg tevreden. Het CJG (Centrum Jeugd en Gezin) pakken het namens de gemeente op en we hebben een case manager, die zich ook inleeft. De communicatie met de SVB was de afgelopen tijd best wel pittig. Betalingen werden niet of veel te laat gedaan, alles duurt erg lang, ze zijn onbereikbaar en men weet niets van onze persoonlijke casus af. Wat je in de media leest over de SVB en wat je vanuit de Tweede Kamer als kritiek hoort, die ervaring heb ik ook. Zulke overgangen hebben nu eenmaal tijd nodig En als ik contact wil hebben met de SVB dan moet ik hier thuis wat organiseren, ik kan niet met twee kleine kinderen langer dan een uur aan de telefoon hangen.

In het begin van Arje's leven waren uitjes niet heel vanzelfsprekend zijn. Een familie-bezoek, een wandeling, boodschappen doen, zwemmen, weekendje weg... Vooral in het begin van zijn leven vond ik het erg moeilijk om er met hem op uit te gaan. Ik kon dat echt zien als een opgave. Hij was dan volledig uit zijn ritme, wat we dagen erna nog konden merken. Toen zijn broertje geboren werd, merkte ik pas hoe gemakkelijk het was om er met hem op uit te gaan. Het is een wereld van verschil. Inmiddels wordt alles gemakkelijker, maar nog steeds is lang niet alles zo vanzelfsprekend als bij de jongste.
Willen we dat bepaalde dingen goed verlopen dan moeten we dat goed inleiden, anders is hij overstuur. Misschien is voor hem een moeilijk te bevatten begrip, heel enkel zeggen we expres misschien, daar moet hij ook mee leren omgaan, met onzekerheid.
Voor hem heb ik heel veel muziek gemaakt. Toen ik zwanger van hem was zat ik midden in een theatertoer in Limburg. Ik stond met mijn hoogzwangere buik nog te spelen. Na zijn geboorte was mijn plan om drie maanden later weer gewoon verder te gaan met mijn muziek en theater. Ik heb mijn werk inderdaad na een tijdje weer opgepakt. Daarna heb ik tegen mij zelf gezegd, dat kan niet, ik spelen terwijl hij aan het huilen is. Toen leerden we dat hij ontzettend hield van muziek, dus als ik er liedjes aan verbond dan kwamen we die dag veel gemakkelijker door dan dat ik alleen met hem praatte.

In 2009 was stond ik met mijn zwangere buik langs de route van Koninginnedag, vlak voor dat vreselijke ongeluk, op de plek waar die auto het publiek inreed. Mijn man vroeg of ik nog verder wilde lopen, ik had al gezwaaid, anders hadden we daar gestaan. Ik heb daar vervolgens een lied opgemaakt en toen er een jaar voorbij was heb ik het lied voor de nabestaanden gezongen. Dat was erg indrukwekkend.


[94]
 

 Geïnterviewde is – vanuit haar politieke functie – aanwezig bij “Wol” begrafenissen. (De gemeente is verplicht om inwoners die overlijden, en geen nabestaanden hebben, om de uitvaart te verzorgen. “Wol”: Wet Op de Lijkbezorging)

'Wat mij bijgebleven is, is de man die dood in zijn huis werd aangetroffen, hij had nog wel familieleden maar het zou toch een eenzame begrafenis worden. En wie staat er: zijn vader, hij leest een gedicht voor, een gedicht voor zijn zoon. Zijn zus was er ook, dan sta je bijna te janken, zo fijn dat ze dan toch komen. Dat zijn bijzondere momenten, het is altijd emotioneel'

Bij WOL uitvaarten is het soms een financiële zaak, maar vaak hebben de overledenen een vervelend of dramatisch verleden gehad. Soms zijn het relatief jonge mensen van veertig, vijftig jaar. Heel vaak is er tot mijn grootste verbazing wel sprake van kinderen en andere familieleden. De relaties zijn dan, als er directe nabestaanden zijn, vaak vertroebeld. Er is waarschijnlijk iets verschrikkelijk mis gegaan in het leven van deze mensen. Het is niet aan mij om daarover te oordelen. Vaak is er sprake van een heel scala aan oorzaken. Familie heeft soms geen contact meer, soms is er wel contact maar men voelt zich niet geroepen om de begrafenis te regelen. Soms zijn nabestaanden gewoon niet in staat het te regelen, bijvoorbeeld door geestelijke of financiële problemen. In enkele gevallen zijn er minderjarige kinderen, kinderen die het door hun minderjarigheid zelf niet mogen regelen. Soms is er ook gewoon niemand, het gebeurt wel eens dat iemand gewoon geen familie heeft. Er moet vooral gekeken worden of er biologische kinderen zijn. Dan vind ik dat er een soort afscheid geregeld moet worden voor die kinderen. Dat kan voor zo’n kindje heel belangrijk zijn dat die op zijn begrafenis is geweest. Die vader heeft hij,zij misschien nooit gezien maar het kan worden afgerond en verwerkt.

Zo’n tien jaar geleden was het meer ambtelijk geregeld. We hebben toen als politiek besloten om het anders en persoonlijker te doen. Zo gauw iemand dood wordt aangetroffen, of er komt een melding van een instelling als “De Wending” of een verpleeghuis, dan regelt de gemeentelijke dienst Samenleving de uitvaart. Die gemeentelijke dienst doet het heel goed, men gaat op zoek naar nabestaanden en probeert te achterhalen of diegene begraven of gecremeerd wil worden. Als er over de laatste wens niets bekend is, wordt er altijd gekozen voor een begrafenis. Je weet namelijk nooit of er later nog mensen naar een graf willen. Het is altijd een keurige uitvaart, er komen zes dragers, een berichtje achteraf in de krant en er is een kort dienstje, met de gelegenheid voor betrokken om iets te zeggen. Als er niemand is om te spreken doet een raadslid een woordje. Tegenwoordig spreekt er, als verwacht wordt dat er niemand is, een stadsdichter. Ik zelf lees vaak een verhaal van Toon Tellegen voor: de eekhoorn en de mier.

Op een dag nam de mier afscheid van de eekhoorn. ‘Ik ga voor geruime tijd op reis’, zei hij, ‘maar ik weet niet voor hoe lang. Ik neem dus maar zó afscheid dat het ook voor heel lang kan zijn.
Zij schudden elkaar meer dan één keer de hand en omhelsden elkaar ook zoals het bij een afscheid voor lange tijd hoort. ‘Laat je nog iets van je horen?’ vroeg de eekhoorn. De mier had zich al omgedraaid en riep, terwijl hij langs het bospad liep:
‘Ja!’
Even later was hij uit het gezicht verdwenen en bleef de eekhoorn alleen achter. Wat zou het voor reis zijn? dacht hij. Maar hij wist hoe weinig je kon zeggen van reizen die nog moesten beginnen.

Ik begeleid nu ongeveer tien jaar overleden mensen die of geen nabestaanden hebben of niet in de gelegenheid zijn geweest om een afscheid te regelen. Heel soms is er helemaal niemand, dat is het aller-trieste wat je kunt mee maken. Toen ik dat de eerste keer meemaakte was ik helemaal ontdaan. Dat je er dus helemaal alleen staat met een begrafenisondernemer, gelukkig heb ik dat in mijn periode maar zo’n drie keer meegemaakt. Heel vaak is er toch een verzorgende of een geestelijke begeleider, iemand die zich verantwoordelijk of betrokken voelt. Soms lijkt het dat er niemand komt, maar vaak is er dan op het allerlaatste moment toch iemand aanwezig.

Je hebt de meest uiteenlopende soorten begrafenissen en crematies, ik heb wel eens meegemaakt dat er wel honderd man kwamen kwam. Dat was iemand die plotseling overleed maar nog wel een drukke baan had, maar geen relatie of familie. Dat is heel gek, dan zit je in een overvolle aula en dan is de gemeente diegene die het moet regelen. En in een ander uiterste ben je helemaal alleen. Vaak sluit ik dan samen met de begrafenisondernemer de kist. Als er mensen bij de afscheidsdienst zijn, loop ik altijd naar die mensen toe condoleer ze en zeg “wat fijn dat jullie gekomen zijn”. Je hoort dan soms de meest indrukwekkende verhalen over de overledene.

Wat mij bijgebleven is, is de man die dood in zijn huis werd aangetroffen, hij had nog wel familieleden maar het zou toch een eenzame begrafenis worden. En wie staat er: zijn vader, hij leest een gedicht voor, een gedicht voor zijn zoon. Zijn zus was er ook, dan sta je bijna te janken, zo fijn dat ze dan toch komen. Dat zijn bijzondere momenten, het is altijd emotioneel.
Ook emotioneel als er niemand is, dan denk je hoe is het mogelijk. Soms zijn er ook overledenen met kinderen, die kinderen zijn niet gekomen om afscheid te nemen. Ik oordeel niet, er is blijkbaar ergens iets heel erg misgegaan. Maar niemand begint hier in Apeldoorn alleen aan de laatste reis.


[93]
  'Het is emotioneel soms best wel zwaar, je wordt geconfronteerd met je eigen sterfelijkheid. Het zet je ook aan het denken, wat wil ik zelf'

In mijn leven heb ik als vrijwilliger heel veel dingen gedaan, ook heel veel verschillende. Eigenlijk hoort het bij mijn leven om iets voor een ander te betekenen. Op dit moment werk ik als vrijwilliger bij mantelzorgorganisatie “De Kap” en Stimenz, als buddy voor een terminale patiënt. Eigenlijk is het de bedoeling dat je één aan een cliënt gekoppeld wordt, maar de dood is niet tijdsgebonden. Dus bezoek ik haar nu nog steeds. Er is best wel mooie band ontstaan met die cliënt. Je ondersteunt haar, gaat een dagje met haar weg en je bent vooral een praatpaal. Het is emotioneel soms best wel zwaar, je wordt geconfronteerd met je eigen sterfelijkheid. Het zet je ook aan het denken, wat wil ik zelf, hoe wil ik begraven worden en zo. En als ik dan naar huis fiets, hoe slecht het weer ook is, dan bedenk ik hoe gezegend ik ben. Je bent gezond en ik heb een fijn huis met veel vrienden. Dit vrijwilligerswerk is confronterend, maar tegelijkertijd ook heel mooi. Vooral mooi is, dat mensen je toelaten in hun persoonlijke leven en gedachten. Wat erg prettig is bij dit buddywerk dat je kunt terugvallen op de organisatie, er is goede begeleiding en men biedt je veel mogelijkheden bij te leren en je te ontwikkelen, ook staan ze open voor ideeën.

We hebben het allemaal zo goed en dan vraag ik mij af wat ik kan zelf doen voor een ander. Misschien zit het ook in mij, iets betekenen voor een ander. Als klein meisje op de lagere school collecteerde ik al voor Mozambique. Mijn ouders vonden mij toen te jong, dat was niet negatief bedoeld, ze wilden mij gewoon beschermen. Ik ben begonnen met bezoekwerk voor de kerk. Mensen bezoek je niet één keer natuurlijk, er ontstaan relaties en je kweekt een band, bij sommige mensen tot ze overlijden. Ik ben misschien altijd op zoek naar de mens en wat er achter die mens zit. Dat maakt soms ook dat ik mij bij tijd en wijle voorbij loop. In de loop der jaren raakte ik iets losser van de kerk. Er kwamen activiteiten van Wisselwerk op mijn pad, bijvoorbeeld koffieochtenden bij een Plus punt. Het zijn ogenschijnlijk kleine dingen, maar die zijn zo belangrijk voor de mensen die daar komen.
Toen kwam ik bij Atlant terecht, ik had daar vroeger gewerkt als verzorgende. Je deed daar activiteiten waar de verzorgenden niet aan toe komen. Gezellig kletsen, iemand de nagels lakken, krulspelden in doen, voorlezen, sjoelen en zo. Als je dan het plezier ziet van die mensen daar. Je krijgt door die kleine dingen zo veel terug, daar wordt je warm van.
Als mensen je kennen wordt je vaak gevraagd. Dat daagt mij uit, iets wat niet binnen de paden ligt doen. Ik heb per slot van rekening tijd en twee goede handen.

[92]
 

 'Natuurlijk maak ik fouten, er kan iets fout gaan waardoor een ander benadeeld wordt. Maar als je dat beseft, dan biedt je je excuses aan en los je het op'

In het zaken doen, met name in de financiële wereld zie ik vaak een gebrek aan moraal. Voor die lui ben je een object waar men iets aan kan verdienen. Het maakt hen niets uit of het goed of slecht voor je is. Of je het kunt betalen, of niet. Ze willen iets van jou en dat krijgen ze, dat is het spel wat gespeeld wordt. Die mensen die je, bewust, benadelen zijn bijna nooit persoonlijk aansprakelijk, de consequenties liggen “altijd” ergens anders. Het gebeurde in opdracht of de ander begreep het niet. Beter zou zijn dat de mensen aangesproken worden die hoger in de top zitten. Per slot zijn die verantwoordelijk voor de uitvoering. Eigenlijk is het bij de overheid niet anders, de overheid en de politiek zijn niet aansprakelijk. Hooguit verantwoordelijk, maar goed dan treden ze af en krijgen een andere baan.

Voor mij gelden andere normen en waarden dan profijt trekken van mensen, daar probeer ik oprecht mee om te gaan. Natuurlijk maak ik fouten, per vergissing kan ik ook iets fout doen en een ander benadelen. Maar als je dat beseft, los je het op en biedt je excuses aan. Als je je eerlijk en open opstelt, verdien je respect en dat krijg je dan ook. En als die respectvolle benadering er niet is, hoef je niet te blèren of te meppen of zo. Je blijft respectvol, maar neemt wel afstand van die persoon. Ik lieg niet, maar ik hoef niet alles te vertellen. Niet liegen geeft een heel gemakkelijke levenslijn, je hoeft je leugen niet te onthouden en kunt dus ook gewoon dingen vergeten.

Wat doe je en wat heb je gedaan in je leven?
Ik heb mijn hele leven al bestuursfuncties gehad, ze vragen altijd of ik voorzitter wil worden. Maar in mijn ogen ben ik niet het prototype van De Voorzitter, dat zijn mensen die vooraan staan, aanwezig zijn en toespraken houden. Ik hoef dat niet, misschien ben ik daar te “bescheiden” voor. Geef mij maar het netwerken, dingen tot stand brengen, mensen aan elkaar koppelen. Ik ben nu voorzitter van de “Vereniging Museum Vrienden van CODA”, die functie is ook anders dan het prototype van De Voorzitter. Het is een bestuur van mensen waarbij het hart bij kunst ligt, mensen die betrokken zijn bij Kunst en CODA. Je bent primair ambassadeur. Van het lidmaatschapsgeld worden bijvoorbeeld aankopen gesponsord voor het museum. Voor de leden is er de Vriendenprent, het Museum Vrienden Café, lezingen en kunst reizen. Leuk die wereld!

Zo’n vijfendertig jaren geleden had ik ook een Klussenbedrijf, vandaar uit hebben we een Vereniging van Klussenbedrijven opgericht (VLOK). Ook daar werd ik als Voorzitter gevraagd om dingen tot stand te brengen. Dat was steeds weer een nieuwe uitdaging, eerst een informele vereniging, daarna een formele en uiteindelijk werd dit een echte branchevereniging. Als je die expertise hebt, dan wordt je snel gevraagd voor andere functies. Zoals voorzitter van de vereniging van parketleggers en lid van de geschillencommissie.

Wat ik hartstikke leuk bestuurswerk vindt is dat bij mijn Harley club. (Bridge Chapter Holland) Ik ben daar penningmeester-secretaris. Het is niet zo’n chapter waarover je negatieve berichten leest in de krant. Er zit van alles bij en is onderdeel van een wereldwijde organisatie die ook aan liefdadigheid doet. Als we er opuit gaan trekken we wel onze Harley outfit aan, maar thuis weer ons gewone kloffie. Vergelijk het met zoiets als line dance, die mensen gaan als bijv. cowboy verkleed en genieten enorm.
Noem mij maar een generalist. Ik zal mij niet ergens steeds verder in perfectioneren, dat geduld heb ik niet. Ik zal dan ook nooit een Paganini worden. Plezier hebben in de dingen die je doet en dan krijg je vanzelf plezier in het leven. Heerlijk!


 [91] 
 

 'Je mag leerlingen niet aanraken, volgens het boekje. Maar wat doe je met jongens met sportschool armen en spieren als kabels. Volgens het boekje moet je met ze praten, maar dat helpt niet, dat zijn omgangsvormen die men niet kent'

In onze samenleving is de bank die het beste floreert de voedselbank, dat vind ik pure schande. Aan de andere kant denk ik ook wel eens dat we heel verwend zijn en leven in een maatschappij die, vergeleken met andere landen, vooral de landen buiten Europa, veel mogelijkheden biedt. Echte armoede hebben we niet en toch betrap ik mij zelf er op dat ik wel eens zeg “wat leven we in een klootte maatschappij”.
Eigenlijk moet je heel dankbaar zijn, ik heb leuke kinderen, leuke kleinkinderen, en ik ben gezond. Maar er zijn dingen in de maatschappij, waar ik depressief van wordt. Neem de politiek, die stelt mij elke dag weer teleur. Over het college van Apeldoorn ben ik wel te spreken, daar zitten echt goede mensen tussen. Maar ja, die kunnen ook geen ijzer met handen breken. Neem de sportwethouder, hij heeft geen cent te makken en het blijft bij woorden, Apeldoorn steunt alles met de mond, maar niet met daden

Sport, en dan vooral het bestuurlijke, is echt een rode draad in mijn leven. Ik ben nu weer, voor de tweede keer interim voorzitter bij een tennisvereniging. Het loopt allemaal niet zo denderend, sport in verenigingsverband loopt terug, ook landelijk. Je praat dan over een terugloop tussen de twaalf en twintig procent per jaar. Ik ben ook nog twee jaar technisch voorzitter geweest bij volleybal vereniging Alterno. Toen ze landskampioen waren moest ik de teams aansturen die bij Europese competities speelden. Het stelde eigenlijk niets voor, maar het was wel leuk werk. Natuurlijk sport ik zelf ook, ik tennis en golf, niet zo fanatiek maar wel met enthousiasme.
Ik ben ook vicevoorzitter van een cliëntenraad bij een zorgcentrum in Ugchelen. Dat kwam omdat mijn moeder en mijn schoonmoeder daar verbleven. Ze zijn nu alle twee overleden, maar ze hebben mij gevraagd of ik in de cliëntenraad wilde blijven zitten. Of dat blijvend is zet ik mijn vraagtekens bij, je ziet toch dat de binding een stuk minder is.

Wat mij veel zorgen baart is de onrust in de wereld. Alleen al de vraag of je wel naar een hotel in een islamitisch land wilt gaan, die vraag zou ik mij zelf vroeger nooit gesteld hebben. En als je dan leest dat IS achtjarige kinderen met een kalashnikov inzet, en dat allemaal in naam van Allah of God, schaf het geloof dan maar af. Als er een kind overlijdt door ziekte of een ongeval en men zegt dan “Dat heeft de Here zo gewild”, nou, dan zakt mij de broek af hoor. De naam van God of Allah wordt echt misbruikt. Zelf heb ik het geloof de rug toegekeerd, ik snap niet dat mensen in de huidige maatschappij geloven in iets, Allah, God of wat dan ook, het heeft geen toegevoegde waarde meer.

Over mijn werk vroeger?
Op mijn 62e kon ik er na een reorganisatie uit, ik had toen 42 jaar in het onderwijs gezeten en vond het wel goed. Ik heb meer dan dertig jaar voor de klas gestaan bij een instelling voor zeer moeilijk opvoedbare jongens. Daarna heb ik nog vier jaar les gegeven bij Glen Mills, daar waren niet alleen maar moeilijk opvoedbare jongens maar ze hadden ook een criminele achtergrond. Op die scholen kwam van alles, vaak met een verwijzing vanuit jeugdzorg of de kinderbescherming. Niemand kwam daar uit vrije wil, maar dan zie je toch het verschil in jongeren. De één die zich er bij neerlegt en de ander waar je vier jaar mee worstelt om hem de eindstreep te laten halen. Sommige van de jongens zijn heel goed terecht gekomen, enkelen zijn zelfs zeer rijk geworden. Het zijn mensen die zich niet in een hokje laten drukken en eigenlijk niet in een stigmatiserende maatschappij passen. Een maatschappij die iedereen een plakkertje opplakt en geen afwijkingen wil. Bijna iedereen van die jongeren wist wat overleven was, en dat is een hele goede eigenschap voor als je de maatschappij in komt. Laatst was er een reünie, er waren er wel 500 ex-leerlingen. Wat je dan ziet dat de mensen die in de Hoenderloo groep zaten niet allemaal naar de filistijnen zijn gaan, en soms een prachtige baan hebben. Ik heb nu nog contact met jongens uit 1975 en ben wel eens op hun bruiloft geweest. Als ik achterom kijk was dat een doelgroep die ik altijd heb geambieerd. Ik ben begonnen als jongeling op een Mavo. Dat was niks voor mij, als je met de vinger knipt en iedereen zit dan stil, daar vind ik niets aan. Ik moet een weerwoord hebben

Wat mij ontzettend ergert is de theoretische benadering van mensen. Vooral de politiek, die mensen hebben nooit voor de klas gestaan en nemen beslissingen die veraf staan van de realiteit. Je mag leerlingen niet aanraken, volgens het boekje. Maar wat doe je met jongens met sportschool armen en spieren als kabels. Volgens het boekje moet je met ze praten, maar dat helpt niet, dat zijn omgangsvormen die men niet kent. Als ze door het lint gaan ontkom je er niet aan om die knapen met een paar man tegen de grond te drukken.
En al die bezuinigingen in het onderwijs gaan ten koste van de mensen die met de voeten in de klei staan, de mensen voor de klas. Wel kwam er een extra management laag, dik betaalde banen met mensen die alleen maar regels maken.
Neem de huidige maatregel over kinderen die in het speciaal onderwijs horen. Die kinderen worden op een gewone basisschool geplaatst. Dat is een beslissing van iemand die nog nooit voor de klas heeft gestaan. Die kinderen worden handenbinders, die gijzelen een hele klas. Ik vind dat triest, wat dat betreft ben ik verbitterd wat betreft de maatschappelijke ontwikkelingen, het is allemaal theorie, er is geen voeling met de praktijk.


[90 *]  AD
Oud-herder bewondert Schweitzer en Bach

‘Een figuur die mij inspireert, zit net tussen mens, natuur, verwondering en geloof in, dat is Albert Schweitzer. Theoloog, ruimdenkend, arts, arts uit liefde voor de mensen. Hij was opgeleid tot organist en was daar heel professioneel in. Vanaf mijn veertiende heeft die man mij geïnspireerd, vooral de manier waarop hij in het leven stond.’

Wat voor mij heel bepalend geweest is in mijn leven is een ontmoeting met een schaapherder in Hoog Buurlo. Wij spraken elkaar regelmatig en filosofeerden over alles en nog wat. Hij raadde mij aan om te gaan schrijven. Die ontmoeting is voor mij heel belangrijk geweest. Ik was ongeveer achttien jaar, de leeftijd dat adviezen van een wijs man je tot nadenken stemmen.

Ik had al snel door dat je als schrijver nauwelijks kan rondkomen, dus ben ik verslaggevertje geworden voor een regionale krant. Later ben ik redacteur geworden, maar ik kon de druk niet aan. De journalistiek was het voor mij niet, er speelde daarbij ook een voor mij principiële, meer ethische omgang met het nieuws. Hoe kun je haast combineren met zorgvuldigheid. Bij het steeds snellere nieuws wordt steeds minder afgevraagd of het waar is, of niet waar. Het gaat alleen maar om het effect op de lezer. Het nadeel van de huidige journalistiek is ook dat het steeds commerciëler is geworden, er wordt niet meer vanuit een ideëel standpunt gewerkt. Het dagblad Trouw kwam voort uit het verzet met dappere mensen, mensen die een maatschappijvisie hadden. Deze journalisten schreven over de manier waarop wij naar het leven kijken. Dat bepaalt hoe we waarnemen en dat maatschappelijk gedrevene verdwijnt, we raken het kwijt.

De journalistiek was het niet, toen kreeg ik de unieke kans om te solliciteren op de schaapskudde van de Loenermark. Het leek een hele overgang, maar ik was al steeds meer in het bos gaan werken, houthakken en kloven.
Het is misschien niet de gemakkelijkste tijd van mijn leven geweest. Die tijd was tweepolig: niet de gemakkelijkste tijd maar wel een periode die mij rijk heeft gemaakt. Rijk, niet met geld, maar wel met gedachten en inzichten. Waarom niet de makkelijkste tijd? Ik ben in die periode depressief geworden en als je depressief bent en je loopt op de heide en de zon schijnt dan knap je er van op. Maar als je depressief bent en het regent, en er staat oostenwind en die draait ook nog eens naar het noorden, dat werkt dan niet mee. En als het donker en koud is, dan sleep je je zelf voort. Het kan mooi weer zijn, maar bij een depressie zit er dan een gordijn voor, dat gordijn is soms verrekte dik. En toch - dat is typisch iets voor mij - ik had die ervaringen niet willen missen. Soms heb je een depressie nodig om je zelf beter te leren kennen, om iets bij te stellen wat er kennelijk om roept. Dat heb ik ook weer mogen meemaken en ik ben er uitgekomen.

Op een bepaald moment moesten wij daar weg bij de Loenermark, wij woonden in het bos, midden in het bos. Het is verschrikkelijk als je jouw huisje midden in het bos uit moet. Wij hadden daar de edelherten, reeën, dassen en de wilde varkens om het huis lopen. Als de dieren je kennen zijn ze niet schuw, ook de edelherten niet; wij waren goede vrienden. Toen moesten wij verhuizen naar de grote stad, dat was een grote overgang. We wonen nu in de buurt van het bos, fijn gebiedje, zelfs oude beekjes, veel vogels, vossen en zo. Als ik dan in de avond bij een sprengetje zit te mijmeren, en waarneem dat elke dag anders is qua geluid en licht, dan geniet ik. Ik hou wel van de zandgrond, de voeten in de aarde. Ik ben tevreden, ben een dankbaar mens, wat wil je dan nog meer. Ik denk wel eens aan tweeverdieners met een hoge hypotheek, die mensen missen de kwaliteit van het leven. Als je rijk bent van binnen, en je woont op twaalf hoog in een flat, dan ben je door je binnenste rijkdom gelukkig. Maar als je ontevreden bent en je woont in een mooie boerderij, dan heb je het niet best met jezelf.

Het is hard werken om oog te blijven houden voor de waarden in het leven en te zorgen dat je op koers kunt blijven. Er komt veel op je af, dingen die je onderuit kunnen halen, dingen die je angstig kunnen maken, dat erken ik gewoon. Natuurlijk kan ik ook bang worden voor alles. Maar je kunt beter vanuit vertrouwen en verwondering leven, dan vanuit angst.
Rijk worden is voor mij aan een beekje zitten, muziek luisteren – Bach - en mensen ontmoeten. Een figuur die mij inspireert, zit net tussen mens, natuur, verwondering en geloof in, dat is Albert Schweitzer. Theoloog, ruimdenkend, arts, arts uit liefde voor de mensen. Hij was opgeleid tot organist en was daar heel professioneel in. Vanaf mijn veertiende heeft die man mij geïnspireerd, vooral de manier waarop hij in het leven stond.

Een van mijn hobby’s is encyclopedieën lezen. Ik onthoud niet alles maar wil wel alles weten. Ik heb Hebreeuws gestudeerd; hoe benader je nou zo’n tekst. Traditionele Joden zijn daar heel zorgvuldig in. Ieder van God gegeven woord zou toch minstens zeventig exegeses nodig hebben. Die mensen willen zich niet bezondigen aan één enkele uitleg en stel dat die enkelvoudige uitleg dan verkeerd is. Ik heb ook een cursus Fries, gedaan. Eigenlijk een taal met een gecultiveerd spraakgebrek. Daarnaast heb ik een typediploma, een diploma voor schapenhouderij en ook nog een groot rijbewijs. Dat groot rijbewijs is om wat bij te scharrelen.

Na dit gesprek stuurde de geïnterviewde mij nog een aanvulling, deze aanvulling staat integraal hieronder.

De Club van Rome publiceerde in 1972 over de afbraak van natuur en milieu. De mens speelde in deze afbraak een dramatische rol, totaal in strijd met met de menselijke waardigheid. Het nieuws van deze club inspireerde tot het schrijven van mijn eerste gedicht: "Welvaart in mineur" noemde ik het. Veertig jaar later zouden korte verhalen, gedichten en vertellingen centraal gaan staan in mijn leven. En de kern van mijn heel vroege en latere teksten is toch steeds weer: "Waardoor word ik nu wezenlijk geïnspireerd".

Weinig lezers zullen een levensweg ervaren die zich voltrekt over een satijnen route. Dat geldt ook voor mij. Maar op mijn route, inclusief de spreekwoordelijke voetangels en klemmen, ervaar ik gesteund te worden. En dat maakt me dankbaar.
Waar die steun uit bestaat? Dat is een wonderlijk gegeven. Mijn hele leven leef ik in liefde voor de Man van Nazareth. Met name de afgelopen twintig jaren is voor mij een andere, iets concretere benaming voor deze man belangrijk voor me geworden. Dat is de Man van Smarten. Hij wil zich voortdurend aan mij verbinden en ik ervaar dat verbonden zijn met Hem ook.
Maar er is geen enkel keurig kerkelijk hokje waar ik in pas. Ik ben er gewoon niet op gebouwd. Want ik ben een man van heidevelden, van akkers vol met wuivend koren, van wolkenluchten, ongevormd en eindeloos. Verbondenheid met mijn naasten is van grote betekenis voor me. Sommige naasten haakten af, soms omdat ik een ander pad moest inslaan, soms omdat ik buiten hun gekozen levenssfeer wilde treden. Die beweging, met en langs mensen, hoort er bij. Dus ook de vreugde over nabijheid en de pijn van een zekere eenzaamheid. Geloven, natuur en naasten vormen de peilers onder mijn bestaan. Alle drie onmetelijk grote geschenken. En dan heb ik nog een metafoor voor het leven. Een oude lp, met tikken en krassen, kan mooier klinken dan een gepolijste opname op een cd.

[89]
 

(Een doof echtpaar, veertien jaar geleden gevlucht uit Iran. Nu – genaturaliseerd – wonend en werkend in Apeldoorn. Het echtpaar beschrijft hoe zij tijdens de procedure ongeveer zeven jaar hebben geleefd uit een koffer) 

‘Bij die rechtszaak bleek ons duidelijk dat de tolk die ons eerder namens de IND ondervroeg veel verkeerd vertaald had’

Nederland bevalt ons heel goed, het begin was moeilijk en problematisch. Iedere vluchteling heeft het natuurlijk moeilijk om alles te begrijpen maar voor ons was het extra moeilijk omdat we beiden doof zijn. Je kunt natuurlijk niet verwachten dat in ieder asielzoekerscentrum een taaltolk en gebarentaaltolk aanwezig is. Maar het kostte wel ons wel erg veel moeite om tijdens de asielprocedure ons verhaal en de overwegingen van onze vlucht te vertellen. In het begin hebben we een tolk gehad die veel verkeerd vertaalde. Dat heeft voor heel veel problemen gezorgd. Door de verkeerde informatie die de tolk gaf zouden we zelfs naar Iran terug moeten. Gelukkig is die beslissing om ons het land uit te zetten door de inzet van een goede advocaat en vrienden, na een hoger beroep, teruggedraaid. Al met al heeft het, voordat we zekerheid kregen, ongeveer zeven jaar geduurd voordat we onze tijdelijke verblijfsvergunning kregen. 

Tijdens die spannende jaren zijn we van asielzoekerscentrum naar asielzoekerscentrum getrokken. Het enige stabiele was een koffer met onze persoonlijke eigendommen. Over onze rondreis door Nederland wil je meer weten? Goed ik zal het je vertellen.

We werden toen we in Nederland aankwamen eerst naar Zevenaar naar een asielzoekerscentrum gebracht. We moesten bij een balie wachten en eerst duidelijk maken dat we beiden doof zijn. We kregen een formulier mee, dat begrepen we natuurlijk niet, we wisten niet wat we moesten opschrijven. We kennen de taal niet en we hadden geen tolk die ons zou kunnen helpen. Ik heb toen wel wat dingen opgeschreven en het formulier terug gegeven. Toen kwam er een vrouw die probeerde te tolken, maar die konden we heel moeilijk volgen. We moesten weer heel lang wachten en in de middag kwam er een bus die ons naar een ander asielzoekerscentrum bracht, daar zijn we tien dagen gebleven. Gelukkig was daar een andere Iranese vrouw die we konden vragen hoe lang we hier moesten blijven.
De vrouw vertelde ons dat er bij de ingang een papier hing, en als op dat papier je naam stond dan moest je ergens anders naar toe. Op een dag, half vijf in de ochtend, gingen we met een kleine bus naar Zutphen terug. Daar moesten we ook heel lang wachten, we moesten met mensen praten, maar ja, we zijn doof, dus die communicatie ging niet goed. We hebben daar een nacht geslapen en toen zijn we naar Oosterbeek bij Arnhem gebracht. Daar weer heel veel wachten. Het zag er daar wel beter uit dan die vorige plaats. Maar ja, de communicatie, dat bleef het moeilijkste.

We hebben daar ongeveer vijf maanden gezeten. Toen kwam er een mannelijke tolk, noem hem maar “Ali”, en een vrouwelijke tolk: het was ontzettend fijn dat we met iemand konden praten. Er kwam nog een vrouw van de IND bij en we hebben toen wel vier uur met die mensen van de IND gesproken. Eerst ik alleen, en toen moest mijn vrouw ook alles vertellen. Achteraf bleek dat de vrouwelijke tolk heel slecht vertaalde en veel fouten maakte. Dat slechte vertalen heeft ons veel problemen opgeleverd. Wij zijn daar in Oosterbeek zes weken gebleven. Na die zes weken kregen we een formulier. Wij wisten niet wat op dat formulier stond, was het goed of niet goed. Na die zes weken gingen we weer weg en zijn in Zierikzee beland, daar hebben we twee maanden gezeten. Daar hebben we geen tolk gezien, we liepen daar maar een beetje doelloos rond. Zoals bijna overal was communicatie daar ook heel moeilijk.

In Zierikzee was een dokter die zich ons lot aantrok. Hij heeft er voor gezorgd dat we naar een grote stad konden verhuizen, naar een asielzoekerscentrum waar ook Iraniërs verbleven. Die grote stad was Rosmalen en het was voor ons erg prettig dat we met handen en voeten konden communiceren met de daar aanwezige Iraniërs. Een tolk daar heeft geregeld dat we wekelijks naar een doveninstituut in Sint Michielsgestel konden om een cursus Nederlandse gebarentaal te leren. Ik wilde toen ook heel graag de Nederlandse taal leren schijven en lezen, maar daar was geen budget voor. We zijn ook nog een tijd in Den Bosch geweest. Vandaar uit zijn we naar de rechter in Arnhem geweest. Die rechter deed de uitspraak dat we terug moesten naar Iran. Bij die rechtszaak werd ons duidelijk dat de tolk die ons eerder namens de IND ondervroeg veel verkeerd vertaald had.

Het asielzoekerscentrum in Den Bosch werd gesloten en we zijn overgebracht naar Rheden bij Arnhem. We moesten terug naar Iran, maar mijn vrouw was ziek, de dokter zei dat ze eerst geopereerd moest worden. Toen de operatie achter de rug was en alles met haar goed ging, is de politie gekomen met een tolk en de politie vertelde ons dat we terug moesten naar Iran. 
Rheden ging dicht en we zijn naar de Boszichtlaan in Apeldoorn gebracht. We maakten ons heel veel zorgen. Er was toen bij het asielzoekerscentrum aan de Loolaan in Apeldoorn een actie van GroenLinks. Femke Halsema (Toentertijd fractievoorzitter GroenLinks Tweede Kamer) las ons spandoek en een vrouw van Vluchtelingen Werk Nederland heeft onze situatie uitgelegd aan Femke. Toen was er politieke aandacht voor ons probleem. Een paar weken later kregen we te horen dat we om 11.00 uur ‚s morgens uit het AZC aan de Boszichtlaan moesten. Als we zelf niet weg zouden gaan zou de politie ons ophalen. We zouden op straat staan, zonder wat jullie noemen “bed, bad en brood”. Gelukkig heeft iemand die zich om ons bekommerde erg geholpen. We hebben als illegale vluchtelingen een jaar bij hem thuis gewoond. (zie voor diegene die zorgde voor inwoning visserstoel verhaal 61). Vrienden hebben het voor elkaar gekregen dat we opnieuw de asielprocedure in konden. We woonden toen in een tijdje in Ter Apel, van daaruit zijn we naar Venlo gegaan. In Venlo was het voor ons heel onprettig. Vrienden hebben er toen voor gezorgd dat we weer naar het asielzoekerscentrum in Apeldoorn konden verhuizen. 

Daar in Apeldoorn kregen we onze tijdelijke verblijfsvergunning en moesten we een voor dove mensen aangepaste inburgeringscursus volgen in Ede.
We kregen na onze verblijfsvergunning hier in Apeldoorn een huis. Het huis was totaal uitgewoond maar vrienden hebben het helemaal opgeknapt. Wij werken nu allebei twintig uur in de week bij de Felua. Dat bevalt ons heel goed. Daar werken ook een stuk of vijf dove mensen en we hebben samen de grootste lol. Graag zouden we meer willen werken dan die twintig uur. Binnenkort krijgen we bericht of dat mag.

(Dit interview was niet mogelijk geweest zonder de inzet van gebarentolk Veronique)


[88]
 

Eufemistisch noemt men het ontbreken van een baan ‘in between jobs’. Uit mijn praktijk in de schuldhulpverlening weet ik dat het tijdelijke ‘between’ wel eens heel lang kan duren en dat de bijstand uiteindelijk het enige vangnet wordt’

Wat ik heel belangrijk vindt zijn eigenschappen en begrippen als menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Ik vind dat het daar de laatste jaren steeds meer aan ontbreekt. Uiteindelijk zal het ontbreken van die waarden ons opbreken, het is teveel ‘ikke, ikke, ikke’. Neem de liberalisering van de arbeidsmarkt, jonge mensen krijgen contracten aangeboden van een jaar, weer een jaar en worden dan ontslagen. Op een gegeven moment keert dat beleid zich tegen ons allemaal. Omdat bij het ontbreken van vaste banen de pensioenen ook nauwelijks meer worden opgebouwd en het kopen van een eigen woning bijna onmogelijk wordt. Ik zie daar echt een gevaar in voor de welvaart van ons allemaal. Deze maatschappelijke ontwikkeling houdt mij erg bezig.

Ik werk als jurist bij een gemeente en houdt mij o.a. bezig met schuldsaneringen. Welke mensen zitten nou het meeste in de problemen?. Mensen die laag zijn opgeleid, vaak afhankelijk zijn van hele kleine baantjes, dan weer een uitkering, dan weer op bijstandsniveau. Uiteindelijk stapelen de schulden zich op, en ze komen er eigenlijk nooit meer goed uit. Deze ontwikkeling is het gevolg van die liberalisering van de arbeidsmarkt. Het moet allemaal sneller, goedkoper en beter. Dat is misschien goed, maar alleen voor een beperkte groep. De beperkte groep van de hoog opgeleiden en de slimmeriken met een grote mond. Mensen die het anders ook wel hadden gered. Ik ben er helemaal niet op tegen dat mensen geld verdienen, ook niet dat men veel geld verdiend, maar het lijkt nu wel ten koste te gaan van een hele grote groep, de grote groep die onderaan de arbeidsmarkt zit. En dan denk ik, er is volgens mij wel genoeg, het is alleen een kwestie van verdelen.

Ik mis empathie voor diegenen die het intellectueel of anderszins niet zo goed getroffen hebben. Men denkt ook dat de ellende aan hen voorbij gaat. Ik word niet werkeloos, want ik ben zo goed. En als men werkloos wordt dan denkt men dat men zo weer een vaste baan met een top salaris krijgt. Eufemistisch noemt men het ontbreken van een baan ‘in between jobs’. Uit mijn praktijk bij in de schuldhulpverlening weet ik dat het tijdelijke ‘between’ wel eens heel lang kan duren en dat de bijstand uiteindelijk het enige vangnet wordt.

Toen de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) er kwam, eind 1998, waren het hoofdzakelijk probleem gezinnen die ik hielp. Maar wat je de laatste drie, vier jaren ziet is dat ook hoog opgeleide mensen in de problemen komen. Vaak is het zo dat door een scheiding, de achterblijver het huis niet meer kan betalen. Men moet het huis verkopen en men blijft met een grote restschuld zitten. Of, één van beiden verliest zijn of haar goedbetaalde baan en men kan dan de hypotheek niet meer opbrengen. Ik heb daarvan wel eens hele schrijnende voorbeelden van gezien. Een goed betaalde consultant krijgt door een “lullig” sportongelukje last van zijn knie en komt thuis te zitten en het duurt allemaal wat langer dan gedacht. Hij kreeg door dat thuis zitten minder opdrachten, het langdurig thuiszitten bracht spanningen met zich mee, zijn vrouw trok het niet meer en verliet hem. Hij bleef met de verplichtingen zitten, zonder een goed inkomen. Het ging bergafwaarts met hem, langere tijd geen opdrachten en uiteindelijk belande hij in de bijstand. En dan is het: ‘dag’ vrienden, ‘dag’ relaties, ‘dag’ werk. En dan was je een goed betaalde consultant, wonend op stand. De kans dat hij ooit nog gevraagd wordt is minimaal. Want als je lang uit de running bent, raak je de vaardigheden en je netwerk kwijt. Er blijft een restschuld over, of drie jaar op bijstandsniveau en schaamte. Want trots, al of niet terecht, blijft men houden.
 


 [87]
 

(Geïnterviewde is één van de initiatiefnemers van het Kanaalpark. Over de foto: drie personen is te veel, dus maar leeg)

Het is echt het verhaal van verbinden, mensen bij elkaar brengen en tot iets komen en dat met één Twitter bericht. Hopelijk is dit het begin van een levendig park, gemaakt door vele betrokken Apeldoorners’

Je kent dat verwilderde braakliggende terrein langs het kanaal wel, tussen Stationsstraat en Molenstraat, achter Omnizorg. Een desolaat terrein naast het centrum, met alleen nog puin van garage Bakkenes. Toen er een circus de boel ging opbouwen zagen we wat levendigheid, er liepen kamelen, koeien, kippen en schapen.

Ik ben aanwonende en Twitterde “Al was het maar een weiland met een paar koeien, dan zou het oude Bakkenes terrein al een beter aanzien hebben”. Met die simpele Tweet is het een paar jaar geleden begonnen. Met één Twitter bericht hebben we samen met twee andere buren het voor elkaar gekregen dat we met een ambtenaar van gemeente Apeldoorn om tafel kwamen. We vroegen alleen of die stenen er uitmochten en er wat gras in kon. Het eerste wat de gemeente zei was dat er geen geld voor was, maar we hebben wel onze wensen kenbaar gemaakt. Het initiatief is toen over gegaan naar een andere organisatie waaronder het Stadslab. Op het laatst zaten we met dertig man om de tafel en er was draagvlak, iedereen had ideeën.

Als je het aan de gemeentelijk projectleider zou vragen, zou hij misschien zeggen dat de subsidie die de provincie ter beschikking heeft gesteld voor de tijdelijke inrichting van braakliggende terreinen doorslaggevend was. De mannen van Groei en Bloei zouden misschien zeggen dat hun eerste contacten met het Stadslab ervoor gezorgd hebben dat ze hun wens om een moestuin te realiseren konden inbrengen. Een andere betrokkene zou misschien vertellen over zijn droom. Een droom om een etalage voor de sport te maken, ergens centraal in de stad, zodat iedere sportvereniging daar kan laten zien wat ze doen. Een ander wilde graag een Beach soccerveld, weer een ander wilde een podium, en er waren ook een paar mensen die een natuurlijke speelplek wilden. De medewerkers van het slaaphuis Omnizorg wilden vooral dat het normaal zou worden.

Het was schrapen met het beschikbare budget, maar dat leidde tot veel creatieve oplossingen. Bomen voor een natuurlijke speelplek werden toevallig net gekapt op een andere plek in Apeldoorn. Groei en Bloei lanceerden de schitterende actie ‘adopteer een fruitboom’, schoolkinderen hebben de bomen geplant. De cliënten van Omnizorg hielpen de aannemer met het weghalen van allerlei losse klinkers. Zo waren er ontzettend veel ideeën die gedeeltelijk ook uitgevoerd werden.

En kijk nu eens wat er van dit particuliere initiatief is geworden. Ik vind dat een mooi verhaal waar ik trots op ben als bewoner en liefhebber van het kanaal. Dat is dan een kleine bijdrage van buurtbewoners die even buiten de kaders denken. Als dank dat we mochten meedenken hebben wij een houten koe gekocht en op dat terrein gezet. Die koe is geschonken door de eerste drie initiatiefnemers. Een bekende Apeldoornse graffiti kunstenaar heeft die koe met verf beschilderd. Het is echt het verhaal van verbinden, mensen bij elkaar brengen, en dat met één Twitter bericht. Hopelijk is dit het een begin van een levendig park, gemaakt door de vele betrokken Apeldoorners. En ja, het is een tijdelijk park, dat wel. Geniet er van zolang het er is.


 [86]
 

(Geïnterviewde is vanuit Irak naar Nederland gevlucht en woont hier sinds 1994. Hij heeft met passie een theatergroep opgezet).

Koningin Maxima heeft tijdens haar integratie cursus de provincies bezocht. Ik ging haar voor! Mijn eerste kennismaking met de provincies was wel wat minder rooskleurig. Ik werd niet ontvangen met tulpen, stroopwafels of haring en ook stond er geen zwaaiende menigte langs de weg'

‘Snits’, oftewel Sneek, daar kom ik vandaan. Wanneer mensen mij naar mijn herkomst vragen antwoord ik dat ik uit ‘Snits’ in Friesland kom. Men kijkt mij dan meestal verbaasd aan. ‘Waar kom je vandaan’ is de vraag die mij het meest wordt gesteld.

Goed dan, ik kom uit Koerdistan (Noord-Irak). In 1994 ben ik in Nederland komen wonen. ‘Snits’ was de plaats die ik in Nederland als eerste aandeed. Mijn Hollandse tour langs diverse asielzoekerscentra bracht mijn vanuit Sneek, via Vlissingen naar Den Haag en vervolgens naar ’s-Gravendeel, vervolgens naar Rosmalen en uiteindelijk weer terug naar Friesland, naar Leeuwarden deze keer.
Koningin Maxima heeft tijdens haar integratie cursus de provincies bezocht. Ik ging haar voor! Mijn eerste kennismaking met de provincies was wel wat minder rooskleurig. Ik werd niet ontvangen met tulpen, stroopwafels of haring en ook stond er geen zwaaiende menigte langs de weg. Ik bouwde steeds opnieuw contacten op in de plaats waar ik verbleef maar net toen ik ergens gewend was kon ik weer vertrekken en mensen achter laten. Ik voelde me als een zigeuner. Mijn eerste indruk van Nederland was een land vol mensen die druk in de weer zijn en van hier naar daar snellen. Toen ik voor het eerst in een groot stationsgebouw was zag ik mensen hard rennen naar de verschillende treinen. ‘Hier heeft iedereen haast’, dacht ik bij mezelf. Bij ons thuis rennen mensen als ze op de vlucht zijn, wanneer het alarm door de straten weerklinkt, of nog erger, voor een ontploffende bom of Kalasjnikov van de geheime dienst van Saddam Hoessein.

In 1994 woonde ik dus in een asielzoekerscentrum te Leeuwarden. Het wonen binnen de muren van deze afgelegen plekken hield voor mij in dat ik gedwongen was te leven in een gesloten wereld waarbinnen de dagen zich steeds weer herhaalden. Op een dag schoot mij een gezegde te binnen van de Marokkaanse regisseur Al-Sadiki: ´herhaling is de dood van de uitvinding´. Vanaf dat moment besloot ik voor mijzelf dat ik de gesloten cirkel wilde doorbreken, dat ik iets wilde doen en mijn eigen lot in handen moest nemen. In mijn vaderland Irak was ik werkzaam als regisseur. Mijn wens was om mijn beroep weer tot leven te brengen en mijn talenten aan te wenden met als doel iets voor de maatschappij én mijzelf te betekenen. In het asielzoekerscentrum bezat ik niets, behalve mijn eigen persoontje en een tas gevuld met oude kleding. In die tijd werden we nog niet zo hartelijk ontvangen als nu het geval is. Als theatermaker heb ik mijzelf altijd voorgehouden: ´geef me een brood en een ruimte dan maak ik een voorstelling'. Het brood, een keurige dunne Hollandse boterham, werd verschaft door het asielzoekerscentrum, een geïmproviseerde repetitieruimte vond ik in de keuken aldaar. Ik ging op zoek naar enthousiaste medebewoners van het centrum die net als ik weer betekenis wilden geven aan het leven. Binnen afzienbare tijd vormde ik een groep van gedreven spelers, theaterliefhebbers met verschillende culturele achtergrond, nationaliteit, waarden en normen. Dit weerhield ons er echter niet van een heus theaterstuk op te zetten dankzij het feit dat een ieder de universele theatertaal, namelijk gebarentaal, sprak. Ondanks alle verschillen begreep iedereen elkaar. Ik zag grenzen vervagen en ik richtte mijn theatergroep Theater Zonder Grens op. Sindsdien zit ik niet meer stil. Inmiddels eet ik graag Hollandse gehaktballen met jus en een stroopwafel is mijn favoriete koekje. Maar en dat stelt u wellicht teleur, met drop heb ik niets! Dat is voor echte kaaskoppen en dat moet je, naar mijn idee, met de paplepel worden ingegeven wil het ooit iets worden.


 [85]
 

Geïnterviewde is voorzitter van Stichting Samenspraak Apeldoorn, voorheen Platform Duurzaam Dialoog Apeldoorn)

‘Wij kunnen een groep mensen omvatten van 50 tot maximaal 200 personen. Daarbuiten wordt de ander een object, zo iets als een fiets of een lantaarnpaal.’ (quote naar Desmond Morris in “De Naakte Aap”) Je kunt niet met iedereen in verbinding zijn, dat is ons vermogen niet’

Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in “de mens”. Dat was tijdens mijn werkzame leven, en het zet zich voort nu ik met pensioen ben. Tijdens mijn werk heb ik ‘de mens’ in verschillende schakeringen leren kennen. Ik kwam, als hulpofficier van justitie, ondermeer in aanraking met plegers van huiselijk geweld. Samen met zorgcoördinatoren van het Steunpunt Huiselijk geweld bezocht ik de gezinnen. Door dat werk bleef ik in contact met de noden en behoeften van de maatschappij. Vroeger als personeelsfunctionaris had ik onder andere tot taak een systeem van personeelsontwikkeling te ontwerpen dat moest leiden tot een meer positief kritische houding van de politiemensen. Een kritische houding waarin je wel fouten mag maken, maar ook moet leren van de gemaakte fouten.

Na mijn pensioen heb ik die visie verder uitgebouwd. Ik heb een tijdje een holistische praktijk gehad waarbij ik mensen hielp bij het vinden van een weg 'naar binnen'. Om daarmee vanuit de eigen kern, de eigen kracht en het eigen helend vermogen te "werken" aan liefde en geluk. Voor jezelf en dus ook voor anderen. Mijn uitgangspunt is, dat je geen slecht mens bent, maar dat je nog te onkundig en te onbekwaam bent om helemaal geen fouten te maken. Als je in staat bent om dat gegeven, de mate van onkunde en onbekwaamheid, bij jezelf te zien, kun je het ook zo zien ten aanzien van anderen. Door dat in te zien kun je vaardigheden als ‘begrip’ en ‘invoelingsvermogen’ bij jezelf versterken.

We missen in onze samenleving en met name in het onderwijs lessen in filosofie en maatschappijleer. Zelfs in de wetenschap is filosofie, wijsbegeerte geen verplicht vak meer. Dit in tegenstelling tot vroeger, toen maakte wijsbegeerte deel uit van iedere academische studie. Door dit ontbreken van beschouwing en reflectie missen we ook de kans om onze jongeren voldoende op hun volwassenheid voor te bereiden; ze de kans te geven verantwoordelijkheid te nemen voor hun zakelijk en ethisch handelen. Nu gaan grote groepen laag en hoogopgeleiden alleen nog voor het ‘geluksgevoel’ van bezit. Het materiële, het eigen ik, wordt belangrijker dan de maatschappij.

Je wilt het over de ‘Dag van de Dialoog’ hebben?. De ‘Dag van de Dialoog’ is een jaarlijks gebeuren. Volstrekt vreemden van elkaar praten in groepjes van zeven over een maatschappelijk thema. De Dag van de Dialoog is een initiatief van Stichting Samenspraak Apeldoorn (voorheen PDDA), waarvan ik voorzitter ben. De ‘Dag van de Dialoog’ is ook een kennismaking met de ander. Ik heb verhalen gehoord van mensen die jaren als forens in Apeldoorn woonden maar er door hun werk eigenlijk niet waren. Ook in hun vrije tijd en de weekenden waren ze nog gebonden aan de plek waar ze voorheen vandaan kwamen. Apeldoorn was dus echt hun slaapstad. En dan maak je geen community. Maar ook voor die mensen komt er een punt, vaak door verandering van de gezinssamenstelling, dat men de behoefte krijgt om contact met Apeldoorn te zoeken. En dan is de Dag van de Dialoog gelukkig één van de dingen waar ze dan aan meedoen.

Samenspraak organiseert naast de ‘Dag van de Dialoog’ meer bijeenkomsten, die gaan over uiteenlopende onderwerpen. Samen met 'Brotherwood’ hebben we –als voorbeeld- bijna alle wijken van Apeldoorn bezocht. Het thema bij deze wijkbijeenkomsten was de veranderingen in de zorg, als gevolg van de decentralisaties. Die bijeenkomsten waren naast voorlichtingsavonden en informatie van de Gemeente, ook het ‘ophalen’ van de vragen waarmee de burgers zaten. Zo ontstond een beeld van wat de mensen thuis bezig houdt over de zorg anno 2015. Nu is het tijd om ervaringen uit te wisselen. Het is belangrijk om met het thema zorg de boer op te gaan. Wat zijn de behoeften van jezelf en van anderen, welke problemen worden wel opgelost, welke niet. Die ervaringen zijn belangrijk als feedback voor het gemeentebestuur, de zorginstellingen en de cliënten.
Wat opviel bij de organisatie van dit soort bijeenkomsten was het verschil tussen de stad en de omliggende dorpen. In de stad zijn de wijkraden een verlengde van het gemeentebestuur. In de dorpen ligt dat anders, daar is de dorpsraad belangrijk, meer midden in de samenleving, en heeft een bredere functie. Je ziet in de dorpen de kleinschaligheid aansluiten bij het menselijk vermogen om maar een relatief kleine groep goed te kennen.

Wij kunnen een groep mensen omvatten van 50 tot maximaal 200 personen. Daarbuiten wordt de ander een object, zo iets als een fiets of een lantaarnpaal. Je kunt niet met iedereen in verbinding zijn, dat is ons vermogen niet. In de dorpen is die natuurlijke schaal meer aanwezig, je kunt het vergelijken met stamverband van heel vroeger. Als je wilt weten welke mensen tot “jouw stam” behoren, hoef je alleen maar je telefoonboekje te raadplegen.

 


 [84]
 

(geïnterviewde is gitaar en vioolbouwer)

‘Die acupuncturist vertelde mij dat er in China hele andere ideeën over herseninfarcten zijn dan hier in het Westen. Bij een herseninfarct zit je veel te hoog in je hoofd, er is veel ratio’

Eigenlijk ben ik naar mijn passie, het bouwen van gitaren en violen, toegegroeid via totaal verschillende beroepen. Als jongeling heb ik twee jaar de Pedagogische Academie gevolgd. Dat was een ramp en werd helemaal niks. Daarna ben ik in een soort arbeidsproject gekomen en heb een tijd als kantonnier gewerkt. Dat is zo iemand die de bordjes naast de weg schoonmaakt, dat heb ik drie maanden gedaan, dat werd ook helemaal niks. Vervolgens ben ik naar Amsterdam gegaan, daar heb je de vakopleiding piano techniek. Het was een drie jarige opleiding, midden in de Jordaan, dat was echt hartstikke leuk. Je leerde niet alleen piano en vleugels stemme, daar heb je geen driejarige deeltijd opleiding voor nodig. Een deel van de opleiding was ook de restauratie en reparaties van allerhande klavierinstrumenten. Na die opleiding heb ik drie dagen in de week als pianostemmer gewerkt. Iedere dag pianostemmen ging mij wel goed af, maar je hebt dat pianostemmen na een tijd wel gezien. uiteindelijk ben ik gitaren gaan bouwen, vooral Jazz gitaren, dat ging mij best wel goed af. Na een tijdje kreeg ik het idee om violen te bouwen, in beiden zitten die F gaten en een bas balkje, en werk dat doe ik dus nog steeds.

Zo’n tien jaar geleden, als ondernemer is het een hectisch bestaan, had ik even tijd voor mij zelf nodig. Ik heb in twee maanden de wandelroute naar
Santiago de Compostella gelopen. Gewoon twee maanden in je eentje, alleen maar lopen en voor de rest helemaal niks. Bij terugkomst in Nederland voelde ik mij een stuk beter en dacht ook dat onze relatie beter zou gaan. Exact een jaar later kreeg ik mijn eerste herseninfarct, drie dagen in het ziekenhuis en daarna weer thuis. Ik dacht bij mijzelf, dit is niet zomaar, dit is geen toeval. Ik heb dat herseninfarct op een andere manier opgepakt dan hoe men het normaal doet. Je krijgt normaal bloedverdunners en een hoop medicijnen. Dat heb ik niet gedaan, ik ben naar een acupuncturist gegaan. Die acupuncturist vertelde mij dat er in China hele andere ideeën over herseninfarcten zijn dan hier in het Westen. Bij een herseninfarct zit je veel te hoog in je hoofd, er is veel ratio. Het gaat er om dat er meer in je buik terecht komt. Ik heb een aantal behandelingen gehad, en dat heeft mij heel goed gedaan. Ik heb een broertje dood aan medicijnen, dat komt door vroeger,, als kind moest ik voor mijn astma heel veel medicijnen slikken.

Zoals ik al vertelde, niets is zomaar toeval. Ik speelde in die tijd contrabas in verschillende bandjes. Beiden, de relatie en mijn muziek, liepen niet meer lekker. Mijn partner en ik waren het beiden over eens dat het beter was dat we uit elkaar gingen, het was gewoon “op”. Misschien hoorden we toch niet zo goed bij elkaar, het was een prima vrouw hoor, we hebben nog steeds goed contact met elkaar. Zij was Leeuw en ik Schorpioen, dat klikt niet echt hè. Ook met de muziek ben ik toen gestopt, wel jammer voor die bandjes, want de contrabas is toch de basis van de muziek. Het werd toen tijd voor nieuwe dingen. Toen ben ik gaan schilderen en heb les genomen bij een bekende realistische schilder in Apeldoorn. Ik ben nu iedere avond aan het schilderen, totaal anders dan voor de tijd. Voor die tijd was het een hectisch leven, ik voel mij nu een stuk gelukkiger.


[83]
 

(geïnterviewde coördineert de verwenzorg bij GGNet in Apeldoorn)

‘Wat ik ook heel belangrijk vindt is dat je de toegankelijkheid tot de psychiatrie groter maakt, mensen zijn daarmee vaak heel onbekend, ze vinden het in het begin best wel spannend’

Ik wil het hebben over de verwenzorg bij GGNet in Apeldoorn, dat is echt mijn ding. Het leuke daaraan is dat je mensen heel erg kunt laten genieten. Genieten kunnen we allemaal, maar als je langdurig bent opgenomen in een psychiatrische instelling, een verpleeghuis of een zorginstelling, dan is juist ontspanning heel erg belangrijk. Je ziet mensen stralen, ze komen er op terug, ze vertellen er over, ze praten er over dat het zo leuk was. Ik maak ook altijd foto’s van die activiteiten, die foto’s verdeel ik dan weer onder de mensen. Ze praten er weer over en dan komt alles weer boven. Ik doe die verwenzorg uiteraard niet alleen. Hoe ik daarmee begonnen ben? Op een bepaald moment ben ik in contact gekomen met iemand die het landelijk heel erg promoot, en toen heb ik aangegeven dat ik dat ook wel zou willen bij GGNet. Er had een boek gecirculeerd over verwenzorg, dus bij de instelling was het ook al een beetje bekend. Ik heb toen echt de vrije hand gekregen om er mee aan de gang te gaan. Er is weinig budget, maar het mooie van verwenzorg is dat je heel veel met gesloten beursen doet. Je gebruikt inzet van mensen, je gebruikt menskracht. Het geld wat je hebt is om dingen aan te kleden. Wij hadden bijvoorbeeld een heel groot Kersenfeest, toen hebben de studenten van het Saxion het georganiseerd, voor die studenten is dat leren, ze moeten evenementen organiseren. Een symfonie orkest heeft geheel belangeloos gespeeld. Dansparen van een dansschool zijn op die avond komen dansen. En we kregen dozen vol kersen van een groenten en fruit zaak, allemaal belangloos. Uit de kennissenkring van de studenten van Saxion hebben ze kappers en visagisten gevonden om iedereen mooi te maken voor het feest. Eén van de ouders van een student werkt bij een begrafenis ondernemer, die onderneming heeft limousines geleverd, met die limousines hebben ze de mensen ‘s avonds opgehaald. Menskracht kost niks, de rest kregen we dus belangeloos. De enige kosten die je dan maakt zijn de boodschappen voor het eten en drinken. En als je een beetje goedkoop inkoopt, hoeft het helemaal niet zo veel te kosten. Verwenzorg leunt dus heel sterk op belangeloos iets voor een ander doen. Als je heel lang ziek bent, dan verlies je de dingen die het leven leuk maken. Wat wij privé doen, eens met je gezin of vrienden uit, op een terrasje zitten, naar de film, kunnen die patiënten niet. Als je langdurig ziek bent dan verlies je dat leuke heel snel. Initiatief gaat ontbreken bij die mensen, geld speelt ook een rol, want men heeft weinig te besteden en je hebt misschien begeleiding nodig. Dat weer plezier geven doe je met die verwenzorg.

Die verwenzorg kan eigenlijk alleen met maatschappelijk ondernemen. Je doet het met scholen, met kerken, groepen vrienden en uiteraard bedrijven. We gaan bijvoorbeeld een filmavond organiseren, die gaan we houden in een bedrijf met een hele mooie conferentie ruimte met een groot scherm, dat is dan een pracht van een privé bioscoop. Je kunt dus heel veel met weinig budget doen. Er is budget van de instelling, maar ook van het Oranjefonds en bijvoorbeeld NLDoet, er zijn ook wel eens giften. Ook kunnen we een beroep doen op de stichting “Vrienden van Spatie”. We hadden voor een zomerconcert de mensen uit de buurt ook uitgenodigd, de muzikanten hebben toen een deurcollecte gehouden, prachtig en warm. Het zijn soms maar kleine dingen waar je de mensen hier een plezier mee kunt doen, laatst met die warme dagen, heb ik waterijsjes gekocht en samen met een vrijwilliger rondgebracht, dat werd erg gewaardeerd. Er zijn veel vrijwilligers die ik kan benaderen en die dan de handen uit de mouwen steken als er iets georganiseerd moet worden. Als er een concert is bijvoorbeeld, dan is het heel fijn dat mensen van de afdeling opgehaald worden, als je ze niet ophaalt komen ze vaak niet. Wat ik ook heel belangrijk vindt is dat je de toegankelijkheid tot de psychiatrie groter maakt, mensen zijn daar mee vaak heel onbekend, ze vinden het in het begin best wel spannend


 [82]
 

(geïnterviewde is vanuit het westen verhuisd naar Apeldoorn)

En als ik nu kijk wat ik meemaak in Apeldoorn dan is het eigenlijk fantastisch. Er gebeurt zo veel op cultureel gebied, zo verschrikkelijk veel, dat je moet kiezen. Mijn verhuizing voelde als in warm bed komen.’

Wij wonen hier vanaf 2010. We komen vanuit het westen, Heerhugowaard. Mijn vrouw kon hier een leuke baan krijgen en voor mij maakte het wat treinreistijd betreft weinig uit. Toen mijn collega’s en vrienden hoorden dat we naar Apeldoorn wilden verhuizen had men over Apeldoorn een duidelijke mening. Doe het niet, Apeldoorn is een vreselijk saaie stad met hele stugge mensen, je wordt niet één van hun en er is niets te beleven.

Eenmaal verhuisd viel ik van de ene verbazing in de ander, de stad is niet één geheel, de wijken lijken wel dorpen die weliswaar aan elkaar zijn gegroeid, maar het is geen geheel. De Apeldoorner bestaat niet, men is erg gewend om in wijken te denken. Er is ook geen oude binnenstad, er is zoveel gesloopt. De geschiedenis is weg. Als je kijkt naar het gemeentehuis en het Marktplein, een vreselijke plek, echt.

De eerste periode hier zijn we natuurlijk heel druk geweest met de inrichting van ons huis en de tuin. We hadden een maand de tijd om uit ons oude huis te vertrekken en ons nieuw huis in Zuidbroek was mooi, maar werd zonder WC, badkamer, keuken en dergelijke opgeleverd.

Ik begreep dat die wijk een eenheid zou worden met Zevenhuizen, maar eerlijk gezegd merk ik daar niets van. In Zuidbroek gebeurde weinig, en ik heb het idee dat er op het stadhuis eigenlijk geen visie is op de twee wijken Zevenhuizen en Zuidbroek. Neem de procedure van de buurtsuper, eerst wel, dan niet en nu uiteindelijk toch wel, maar veel kleiner vanwege winkelcentrum Anklaar. Er waren ook zomaar plannenvoor een crematorium. Dat ging niet door vanwege de bezwaren uit de buurt. Of het voornemen om in Zuidbroek een asielzoekerscentrum te bouwen. Het was wel heel bijzonder wat er toen gebeurde, Zuidbroek stond massaal op om te protesteren, niet tegen het feit dat vluchtelingen een dak boven het hoofd moeten hebben maar het ging meer over het volume. Je kunt een opvanglocatie voor 600-800 vluchtelingen vergelijken met de capaciteit en grootte van bijvoorbeeld de Bijlmerbajes. Dat past niet in een woonwijk. Er zijn nu andere alternatieve locaties gekozen en ik hoop echt dat asielzoekers zich in Apeldoorn warm ontvangen voelen. En als laatste ontwikkeling wil het college Zuidbroek afsluiten van de rest van Apeldoorn door het afsluiten van straten. Ik vind dat planologen op het gemeentehuis hier echt de plank misslaan; je denkt als je een nieuwe wijk wil ontwikkelen toch ook na over de ontsluiting. Dan ga je niet na zes jaar zo’n wijk afsluiten omdat een paar mensen klagen over de verkeersdrukte en het lawaai dat dat veroorzaakt. Ik zie nergens terug hoe de geluidsoverlast anders teruggedrongen kan worden, bijvoorbeeld door een andere wegdekbekleding.

Toen eenmaal alles rond het huis klaar was ben ik in 2013 de stad gaan verkennen en een netwerk gaan opbouwen. En als ik nu kijk wat ik meemaak in Apeldoorn dan is het eigenlijk fantastisch hoeveel er gebeurt. Er gebeurt zo veel op cultureel gebied, dat je moet kiezen. Er gebeurt hier ook op sociaal gebied zo veel voor allerlei doelgroepen dat je je kunt afvragen hoe dat beeld is ontstaan dat Apeldoorners stug, zijn. Ik ben het er absoluut niet mee eens in ieder geval. Ik heb er natuurlijk ook zelf energie in moeten stoppen. Je moet niet denken dat het vanzelf gaat. Zo ben ik naar expositie openingen gegaan en optredens van bandjes en zo. Gewoon om mensen te ontmoeten. Zo kon je in de zomer naar het Oranjepark gaan, waar altijd leuke optredens waren en je maakt dan ook weer kennis met andere mensen. Jammer dat dat door ambtelijk geklungel op het stadhuis niet meer mag. Wij hebben nu, een flinke kennissenkring opgebouwd. Met sommigen zelfs inmiddels een hechte vriendschap. Apeldoorn voelt als een echt thuis!


 [81 *]  A
  ‘Ik begeleid een gezin met drie kinderen dat in de schuldsanering zit, zij leven van 300 euro in de maand. Zij betalen op dit moment aan een commercieel budgetbureau 90 euro. Zij zitten nog vast aan een jaarcontract en het contract kan niet opengebroken worden.’

Vroeger was ik accountant en fiscalist. Nu ben ik met pensioen en dan vraag je je zelf af wat je kunt gaan doen voor de maatschappij. Dan kom je allemaal dingen tegen die toch een beetje te maken hebben met je vroegere werk en waar je de opgebouwde knowhow en kennis kunt gebruiken. Zo ben ik na een aantal andere activiteiten zoals mediation in de diaconie terecht gekomen en schuldhulpmaatje geworden.

Ik kom vanuit de diaconie en als schuldhulpmaatje een hele hoop ellende tegen, bij particulieren maar ook ex-ondernemers. Wat ik merk bij schuldschuldsanering is dat de stadsbank zich steeds meer terugtrekt.
Als schuldhulpmaatje bereiden wij alles voor, voordat de schuldsanering en het wettelijke traject start bij de stadsbank. Maar ook in budgetbeheer trekt de stadsbank zich terug. Dat betekent dat mensen die behoefte hebben aan budgetbeheer naar commerciële bureaus gaan. Dat kost hen zo maar zeventig euro in de maand of meer. Dat wetende, hebben wij als wijkdiaconie gezegd dat we voor budgetbeheer een mogelijkheid bieden. Om een voorbeeld te noemen: een echtpaar, hij is AOW’er, zij is iets jonger, moet rondkomen van 190 euro per maand en dat echtpaar betaalt 70 euro per maand aan een commercieel bureau. Wij kunnen dat doen voor 10 euro per maand. Dat betekent dat dit echtpaar 60 euro meer aan leefgeld kan overhouden. En dat is voor die mensen heel veel. Daarnaast hebben ze ook vaak schulden met een aflossingsregeling, daar kan dat geld dan weer voor gebruikt worden. Een ander voorbeeld is een gezin met drie kinderen dat leeft van 300 euro in de maand. Zij betalen op dit moment 90 euro aan een commercieel bureau. Zij zitten nog vast aan een jaarcontract en het contract kan niet opengebroken worden. Na dat jaar nemen wij het over. Dat scheelt dus 80 euro extra leefgeld.

Als diaconie leveren we als het ware een totaal-concept; ook met andere problemen helpen we. We zorgen er ook voor dat die mensen bij de voedselbank terecht kunnen en hebben een eigen beperkte kringloop. Kleding en dergelijke wordt geleverd door onder meer kledingbanken.
Voor schuldhulpverlening is in Apeldoorn een stichting opgericht door protestante, evangelische en rooms-katholieke kerken. Het uitgangspunt is begeleiding van mensen met een schuldenproblematiek en het op orde brengen van de administratie. We doen geen budgetbeheer maar in het kader van begeleiding kijk je natuurlijk wel kritisch naar het uitgavenpatroon. Bijvoorbeeld bij een gezin met drie kinderen. De moeder heeft een dwangneurose, zij wil elk moment van de dag haar kinderen kunnen bereiken. Dat gezin heeft vijf mobiele telefoons met abonnementen van minimaal 40 euro per maand. Als je alleen de kinderen wilt bereiken kun je dat ook doen met een abonnement van 10 euro in de maand.

Als iemand in de wettelijke schuldsanering zit moet men leven van 90% van een bijstandsuitkering. Toch geeft het rust aan die mensen. Voor die tijd waren ze altijd bang voor deurwaarders en beslagleggingen, nu weten zij waar zij aan toe zijn.
Op dit moment begeleid ik een paar ex-ondernemers die het vanwege economische omstandigheden niet meer redden. Dit betekent dat zij blijven zitten met zakelijke schulden. Ook de hypotheeklasten zijn niet meer te betalen. Het effect is dat de woning moet worden verkocht op basis van vrijwilligheid of gedwongen door de bank. Er is dan een grote emotionele belasting over de toekomst. Wanneer moet ik het huis uit, waar kom ik terecht. De woningbouwvereniging zegt ‘sorry, je heb onvoldoende punten, je krijgt van ons geen woning’. Wat moet je dan? Die spanning is vaak nog erger dan het financiële aspect. Het is een heel normaal gezin, dat door de economische ontwikkelingen en buiten hun schuld in de problemen is geraakt.
Uiteindelijk wordt meestal een oplossing gevonden door inschakeling van maatschappelijke zorg.

Met iemand die verslaafd is en niet kiest voor het normale leven heb ik minder moeite dan met iemand die een normaal leven heeft geleid en buiten zijn schuld om gewoon op straat gezet wordt.
De meeste schuld wordt opgebouwd bij banken, ziektekostenverzekering, huur, energie en Centraal Justitieel Incassobureau. Over het Centraal Justitieel Incassobureau, dat doet in eerste instantie wel mee in de schuldsanering qua verdeling van het opgespaarde bedrag tijdens deze periode, maar de schuld blijft ook na die 3 jaar bestaan. Bij het niet betalen van de schuld aan het CJIB hebben zij de mogelijkheid om je te gijzelen, maar bij mensen in de bijstand lost dit niets op, er is onvoldoende geld om de schuld af te lossen. Daarnaast kan dit zeer nadelig werken in gezinssituaties. Neem een vader met een zoon van twaalf jaar. Als de vader wordt gegijzeld waar moet die zoon naar toe? Gijzeling wordt soms toegepast om de druk om te betalen op te voeren in de hoop bij het CJIB/de overheid dat anderen de betaling overnemen. Vaak is na de gijzeling financieel niets veranderd maar bij de gegijzelde des te meer ,met name op het emotionele vlak. Soms zijn de procedures onwerkelijk en leiden ze tot niets.

 [80]
 

(geïnterviewde kreeg op zijn 46e te horen dat hij darmkanker had, het is nu 8 jaar later en hij is nog steeds “schoon”)

‘Eigenlijk had ik op mijn 46e moeten doen wat ik nu doe. Als het leven gewoon je gangetje gaat, dan kabbelt het zo voort. Maar eigenlijk, als je iets krijgt, dan ga je pas nadenken hoe kostbaar het leven is, en wat je eigenlijk allemaal had willen doen en willen zijn’

Na mijn ziekte ben ik muziek en fotografie meer gaan beleven. Je beschouwt het leven toch eigenlijk meer als een tweede kans. Je denkt er meer over na van wat je eigenlijk wilt doen. Mijn ziekte is een van de triggers geweest om naar Metal festivals te gaan en daar ook te fotograferen. Ik was eigenlijk altijd al wel liefhebber van stevige muziek hoor. Ik ben gek op Metal Music, dat is er in alle soorten en maten, van symfonische rock tot de meest afgrijselijke Metal. Ik heb wel mijn voorkeuren, Symfonische Rock, Dead Metal, sommige Black Metal en Trash Metal. Festivals bezocht ik eigenlijk nooit. Hoe ik er toen kwam om mijn eerste festival te bezoeken is eigenlijk wel grappig. We reden op weg naar Denemarken langs Hamburg en net op dat moment was Wacken, het grootste Metal festival van Europa aan de gang. Ik zei tegen mijn vrouw dat ik daar wel eens naar toe wou, ik had er dingen van gezien en wilde het wel eens meemaken. Zo heb ik mijn eerste festival bezocht. Dat heb ik vijf jaar volgehouden, de eerste drie jaar gewoon als toeschouwer en de laatste twee jaar als fotograaf. Dat is gewoon leuk om eens mee te maken. Helaas wordt dat festival nu te groot en te massaal. Ik ga nu ook al een aantal jaren naar kleinere festivals in Duitsland en Nederland. Die kleine festivals zijn leuker omdat het veel gemoedelijker is, er zijn minder toeschouwers en je hebt er de ruimte, het is trouwens ook socialer. Over dat fotograferen, een bekende festival fotograaf heeft mij daar toe aangezet. Ik heb toen gewoon een Metal internet site aangeschreven met de vraag of ik niet voor hen kon fotograferen. Zo is de boel eigenlijk gaan rollen. Nu kom ik bij festivals waar ik normaal niet zou komen, nu als fotograaf, soms ook backstage.

Onder die tweede kans valt ook dat fotograferen, ik maakte voor de tijd wel vakantie kiekjes, maar meer niet. Om mijn hobby te professionaliseren heb ik de basis opleiding gedaan aan de Fotovak School. Ik heb ook het eerste jaar van de vakopleiding gedaan. Ik heb een baan van veertig uur, het is in Den Haag, dus komt er ook nog eens drie uur reistijd per dag bij. Het echte fotowerk kwam in de knel, dat heeft mij doen besluiten niet in het tweede jaar te stappen. Ik heb daar niet echt spijt van, maar jammer vind ik het wel.
Als je de diagnose kanker krijgt, dan zijn je gedachten tweeledig, je leeft tussen hoop en vrees. Temeer omdat mijn beide ouders al op te jonge leeftijd aan kanker zijn overleden. In die weken voor de diagnose was ook nog een collega van mij overleden met de zelfde ziekte, die had trouwens wel uitzaaiingen en heeft nog twee jaar lopen experimenteren met medicijnen en chemo. Uiteindelijk is die collega toch aan de ziekte overleden. Dat neem je dus wel in je achterhoofd mee.

Zo’n diagnose gaat je echt niet in de koude kleren zitten, dat draag je tot de dag van vandaag mee, elke keer als je wat voelt denk je er aan. De controles, het eerste jaar elke drie maanden, waren gewoon een hel. Je vertrouwt niet meer op je lichaam, elke keer kan die boodschap komen, zo van het is weer terug. Wat de chirurg wel tegen mij vertelde was, dat naarmate het langer duurt, des te onwaarschijnlijker het is dat de ziekte terug komt. Daarom proberen we er het beste van te maken, vandaar ook de keuzes. Eigenlijk had ik op mijn 46e moeten doen wat ik nu doe. Als het leven gewoon je gangetje gaat, dan kabbelt het zo voort. Maar eigenlijk, als je iets krijgt, ga je pas nadenken hoe kostbaar het leven is, en wat je eigenlijk allemaal had willen doen en willen zijn.


[79]
 

(Geïnterviewde werkt bij de fietsenstalling in de stad en doet veel vrijwilligerswerk)

‘Omdat ik bij de Felua werk zeggen ze wel eens, jij smerige mongool, ik trek het mij niet aan, ik ben het wel gewend’

Ik doe heel veel dingen. Buiten mijn vaste werk in de fietsenstalling doe ik tuintjes bij oudere mensen. Ook doe ik bij de vogelvereniging vrijwilligerswerk. Bij Oud Apeldoorn breng ik ook nog de maandelijks krantjes rond. En ik heb natuurlijk de bowlingclub, bowlingclub ‘De Dollepret”. De bowling vereniging organiseren is heel erg leuk, ik doe dat samen met mijn vrouw. Nu ben ik elk weekend in de Zwitsal, ben daar een soort coach, opletten en mensen wegwijs maken. Ik vind het leuk om wat voor de mensen te doen.
Ik werk bij de fietsenstallingen, dat is leuk werk, je ontmoet er veel mensen. En met die mensen ga je ook weer contacten mee leggen hè. Wat dat betreft, ik ben heel goed in contacten leggen.

Ik rij op een scootmobiel en de mensen die ik ontmoet bij de fietsenstalling hebben er heel veel waardering voor dat ik dat werk doe. Je kunt wel blijven zitten, maar dat werkt niet, je moet samen wat van de toekomst maken. Je komt ook minder leuke mensen tegen, maar dat heb je overal. Sommigen zijn erg snauwerig en willen niet luisteren. Je hebt toch de verantwoordelijkheid over die fiets, en je moet er wel voor zorgen dat die fiets later goed en netjes weer voor de dag komt. Je kunt het niet maken dat die fiets die je ze toevertrouwen kapot is. Soms gooien ze een fiets gewoonweg van zich af, dat kan niet, ze moeten in de rekken. Sommigen worden dan boos als ik er wat van zeg, maar daar trek ik mij niks van aan. Soms zeg ik, als je het niet bevalt, dan ga je maar weg. Omdat ik bij de Felua werk zeggen ze wel eens, jij smerige mongool, ik trek het mij niet aan, ik ben het wel gewend.

Waar ik heel trots op ben is dat ik de oudste ben van de hele fietsenstalling. Volgend jaar ben ik 25 jaar bij de Felua groep en 20 jaar bij de fietsenstalling, en ook nog op de zelfde datum. Daar ben ik echt trots op.
Ik kweek ook nog kanaries, ben daar een paar keer kampioen mee geworden. Het zijn kleurkanaries en ik geef ze kleurstof, dat moet heel precies worden uitgekiend. Als een vogel mij niet zint, dan ga ik er niet mee zitten, dan maak ik hem dood. Voor sommigen is dat zielig, maar je kunt die beesten niet laten leven, je moet ook kwaliteit vogels hebben, anders kom je niet aan de bak. Ik heb nu 63 vogels in een buitenruimte maar er is ook een kweekruimte. Dat kost veel tijd, ik sta s’morgens om zes uur op om de vogels te verzorgen, daarna ga ik naar mijn werk. Na mijn werk ga ik vaak bij bepaalde oudere mensen de tuin doen. Soms ook voor dat mijn werk begint want we werken in ploegendienst.

Ik geniet echt van het leven. Ik heb heel wat gedaan in mijn leven, en ik blijf steeds sleutelen. TV kijken doe ik nauwelijks, wel computeren. Ik ben gewoon heel erg tevreden met het helpen van andere mensen.


 [78] AD
 

(geïnterviewde heeft een kapsalon voor dak en thuislozen opgezet)

Hij wou zijn haar graag kort hebben, net als vroeger, in zijn goede tijd. Eenmaal geknipt keek hij in de spiegel en zei verwonderd: ik zie mijzelf weer zoals ik vroeger was’

Apeldoorn is rijk aan kleine initiatieven, gedragen door vrijwilligers. Neem de kapsalon voor dak en thuislozen, de eerste in Nederland. Men wordt in die kapsalon door professionals gratis gekipt. De kappers en kapsters zijn mensen met een baan en gezin, men doet dit op vrijwillige basis en zonder vergoeding. Het is dankbaar werk en je merkt dat die persoonlijke aandacht erg wordt gewaardeerd. Ik noem persoonlijke aandacht, want het knippen is meer dan haren knippen. Aandacht voor hun verhaal, een gesprek of zo maar dollen, ook aan persoonlijke aandacht is juist behoefte. Na het knippen kan men bij Dak en Thuislozen Zorg (DTZ) een gratis maaltijd nuttigen. Kortom, het is voor die mensen een verwen avond.

Ieder mens is voor mij uniek, en dat is ook de drive van hoe ik in de maatschappij sta. De doelgroep waarvoor ik mij inzet heeft het vaak slecht getroffen. Het hoe en waarom interesseert mij wel, maar ik geef geen oordeel. Ik zie hun overlevingsstrijd maar ik zie ook de kracht die men heeft om te overleven. Hoe gekneusd men ook is, er klopt een hart onder en men heeft de behoefte om gezien te worden. Het is prachtig om te zien hoe zelfverzekerd men wordt met een goed en mooi kapsel. Een kapster vertelde mij het verhaal van een klant, een man met lang haar tot over zijn schouders. Door omstandigheden, louter pech, had hij al een hele tijd geen geld om naar de kapper te gaan. Hij wou zijn haar graag kort hebben, net als vroeger, in zijn goede tijd. Eenmaal geknipt keek hij in de spiegel en zei verwonderd: ik zie mijzelf weer zoals ik vroeger was. Wacht even zei hij en pakte een oude foto uit zijn broekzak en liet hem zien. Zijn haar was precies zo geknipt zoals op de oude foto. Hij zei: ik wil eigenlijk weer net zo zijn zoals ik toen was. Van zo’n reactie wordt ik blij en misschien is dit kapsel de eerste stap op weg naar een ander, zekerder, leven.

Hoe die kapsalon is ontstaan?. Als vrijwilligster heb ik begin 2000 de kapsalon gedraaid op de Zonnebloemboot. Hoewel ik geen kapster ben, vroeg men mij om de kapsalon op de boot te organiseren ten behoeve van de cliënten van de Zonnebloem. Voor mij een prachtige ervaring, die ik een paar keer vervuld heb. Dat heeft mij doen besluiten om cursussen te gaan volgen in kniptechnieken. Dat bezig zijn met haar sloot goed aan bij mijn gevoel, van kinds af aan zat ik al graag met mijn handen in andermans haren. Tantes, nichtjes, vader en moeder waren gewillige" slachtoffers als ik hun haar wilde modelleren.

Tijdens de knipcursussen kwam het idee om eenmalig dak en thuislozen de haren te laten verzorgen. Eerst wat vrijwilligers gepolst, men was direct enthousiast. Toen kregen wij een ruimte toegewezen in het gebouw Menorah aan de Paslaan Daar is ook elke woensdag een gratis maaltijd voor iedereen, dus dat sloot goed aan. Toen bleek dat het niet een eenmalige maar structurele activiteit was, kregen we van de gemeente wat geld om kappersstoelen en spiegels aan te schaffen. Er is ook iedere maand een pedicure aanwezig voor de verzorging van de voeten. Geen overbodige luxe, gezien het vele loopwerk in veelal slecht schoeisel. De kapsalon draait op professionele kapsters, kapper en pedicure. Ik kan een hoop willen, maar zonder de inzet van deze kappers en pedicures, zou ik een roepende in de woestijn zijn. Sinds kort is de kapsalon ook geopend voor cliënten van Schuldhulpmaatje Apeldoorn. Dat zijn veelal gezinnen met kinderen, en het is zo leuk en mooi om de kinderen met een stralend koppie weer naar huis te zien gaan. Hoe simpel is het eigenlijk, ik zeg altijd: "Als je haar maar goed zit".


 [77]
 

(Geïnterviewde heeft een beleidsmatige politieke functie en is voorzitter van de reuma vereniging)

‘Gelukkig hebben we als gemeente niet overal een vinger in de pap, want dat zou de dood in de pot zijn. Je moet niet overal bij willen zijn. Initiatieven vanuit de maatschappij moet je niet kapot maken door regels te stellen en te institutionaliseren’

We organiseren als reuma vereniging veel, zoals maandelijks een lezing. En je ziet dan, wat het onderwerp ook is, dat de zaal vol is. En, echt, het gaat niet om het onderwerp, het gaat om de gezelligheid en om elkaar te ontmoeten. Neem bijvoorbeeld zo’n onderwerp als werk en reuma, het merendeel van de aanwezigen is zeventig plus, maar men komt, louter voor de ontmoeting. Als je ziet wat voor voldoening men daar in heeft, dat geeft mij energie. En het kost hun geen cent. En met dat soort simpele dingen denk ik dan, wat heeft dat niet bespaard voor de gemeente. Één keer per maand een lezing, een kop koffie en achteraf nog een drankje.
Het zelfde geldt voor het jaarlijkse reisje. Een reisje bijvoorbeeld naar Urk, een boottochtje, lunch en een eenvoudig diner. Voor sommigen is dat de enige keer per jaar dat zij op reis kunnen gaan. We hebben een rolstoelvriendelijke bus, er is begeleiding die de mensen uit de bus helpt, dat zijn allemaal vrijwilligers.
Het kost dertig euro, inclusief alles. Men heeft dan een prachtige dag. En, eerlijk is eerlijk, wij proberen niemand aan de kant te laten staan, en zijn er problemen dan lossen we dat op. Ik denk dat als we dit als gemeenschap, uit overheidsmiddelen hadden moeten organiseren door instituten of de gemeente, dan was het tien maal zo duur geweest.

Eenzaamheid is een groot probleem onder ouderen en zieken. Ik ben er van overtuigd dat niet iedereen de huishoudelijke hulp gebruikt dit doet om de keukenkastjes schoon te laten maken, maar veel meer om gewoon eens iemand in huis te hebben. Het alleen zijn en dus weinig sociale contacten is een veel groter probleem dan een beetje stof in het keukenkastje.
De kracht van Apeldoorn is dat we met z’n allen, buiten de gemeente om, heel veel voor elkaar krijgen voor mensen die het nodig hebben. Er gebeurt in onze stad zo ontzettend veel. Gelukkig hebben we als gemeente niet overal een vinger in de pap, want dat zou de dood in de pot zijn. Je moet niet overal bij willen zijn. Initiatieven vanuit de maatschappij moet je niet kapot maken door regels te stellen en te
institutionaliseren, dan werkt het namelijk niet meer. Je kunt beter een stimuleringssubsidie geven en ondersteuning, maar je moet het niet kapot regelen. Want als je het als gemeente naar je toe trekt dan kan er niets meer, je moet dan diploma’s hebben en ik weet niet wat. Mensen moeten gewoon de gelegenheid krijgen om het te doen.

Ik wil mijn steentje bijdragen aan de maatschappij, ook voordat ik in de politiek ging was ik sociaal actief. Nu als beleidsmaker vind ik het nog belangrijker. Als je niet meer tussen de mensen staat, wordt het moeilijk om goede beslissingen te nemen. Ik ben gezond, heb altijd een baan gehad, werkloosheid ken ik niet, maar ik weet dat er mensen zijn die niet gezond zijn, die geen werk hebben, die niet de luxe kennen die ik ken. Daarom moet je ook met beide benen in de maatschappij staan. Eens een evenement of een kroeg bezoeken, eens met mensen praten. Het is dus heel belangrijk, voordat ik een besluit neem, dat ik na ga wat voor consequenties het heeft, en dat kun je alleen maar doen als je luistert naar de mensen.


[76]
 

(geïnterviewde werkt als buurtassistent bij “Zuid doet Samen’ en doet ook ander vrijwilligerswerk)

‘Ik heb altijd gedacht dat die geraniums en dat kanariepietje altijd nog kunnen, maar de eerste jaren beslist nog niet’

Door het overlijden van mijn vrouw heb ik een hele andere kijk op het leven gekregen. Ik was in juli gestopt met mijn installatiebedrijf, en in september overleed mijn vrouw. Je denkt dan dat als je stopt met werken dat je nog een hele tijd samen te gaan hebt. Dat was dus niet zo, dat was ons niet gegeven. Het leven verandert dan, je gaat naar andere dingen kijken. Je wilt je toch nuttig maken. En zo ben ik dus het vrijwilligerswerk ingerold.

Elke maandag biljart ik in een verzorgingshuis met wat demente mannen, soms gaat dat goed, soms niet, ze hebben hun eigen gedachten hè en lopen soms gewoon weg, dan ben je ze een uurtje kwijt. In een buurthuis biljart ik op donderdag avond met wat cliënten. Donderdag ochtend trouwens verzorg ik daar de koffie.

Ik kreeg een tijd geleden een uitnodiging om eens naar de ontmoetingsdag van “Zuid doet Samen” te gaan. Toen werd er verteld wat er de bedoeling was. Ik heb mij toen aangemeld als buurtassistent, dat doe ik nu zo’n drie dagen in de week. We hebben zes maanden opleiding gehad, voor die opleiding zijn we ondermeer bij Zorgzaam, Omnizorg, Riwis en Stimenz geweest, we weten nu wanneer en waarnaar we mensen moeten doorverwijzen. Als mensen bijvoorbeeld psychische hulp nodig hebben schakel je het Riwis in. Omdat we letterlijk bij alle mensen in onze wijk langs de deur gaan ontmoet je veel mensen, soms kun je eenzame mensen aan elkaar koppelen. Laats nog een mevrouw die van fietsen hield maar in haar eentje niet durfde. Die mevrouw hebben we gekoppeld aan een andere mevrouw die ook van fietsen houdt. En nu fietsen ze samen. We helpen ook met de keukentafel gesprekken. Als de mensen er behoefte aan hebben komen we er bij zitten, bij sommigen is dat echt nodig. De gemeente werkt ook maar een lijstje af en is niet op de hoogte van de persoonlijke situatie. Men zegt wel heel makkelijk dat de kinderen moeten bijspringen, maar de één woont in Den Haag, de andere in Oss. Ze werken allebei, hebben een drukke baan en hebben dus weinig tijd. 

Ik denk ik zo’n dertig vijfendertig uur in de week met vrijwilligerswerk bezig ben, ik hoef mij dus niet echt te vervelen. Ik heb altijd gedacht dat die geraniums en dat kanariepietje altijd nog kunnen, maar de eerste jaren beslist nog niet. Soms denk ik ook wel eens van ‘jonge waar ben je aan begonnen’, buiten regent het en dan sta om half acht weer naast je bed, waar doe ik het voor. Maar aan de andere kant, je krijgt er zo veel voor terug aan vriendelijkheid en dankbaarheid. Ik denk dus dat ik dan mijn tijd goed besteed. 


 [75 *]  A
  (Geïnterviewde is dominee)

‘Je moet wel eerst vertrouwen winnen en dan ontdek je de mens achter de junk, de dakloze of de heroïneprostituee. Die les die je leert in zo’n gebruikersruimte is dat die rafelkant een hele scherpe antenne heeft voor authenticiteit.’

Als predikant ben ik afgestudeerd bij de Protestantse Theologische Universiteit in Utrecht. Daar hoort ook een stageperiode bij. Meestal is zo’n stageperiode in een verpleeghuis of iets soortgelijks. Ik kreeg de kans om bij dominee Hans Visser, van de Pauluskerk te Rotterdam, af te studeren. Het was begin jaren negentig, de tijd van perron Nul. Ik heb daar een goede tijd gehad in de oude Pauluskerk. Die kerk is nu afgebroken en er is, ook vlak bij het station, een nieuw gebouw gekomen. Mijn maatschappelijke inspiratie en idealen zijn overduidelijk gevormd tijdens deze periode.

In de oude kerk gebeurde van alles: opvang vluchtelingen, maaltijden, spreekuren, noem maar op. Ik heb daar van alles gedaan maar ik heb vooral gewerkt onder in de kelder, de bunker, de gedoogruimte. Dat is echt een heftige plek, het is de rauwe kant met alles wat er bij hoort. Het was een gebruikersruimte waar men ook de spuiten kon omruilen. Ik kom zelf uit een veilige academische omgeving en dan kom je als Achterhoekse jongen in Rotterdam, in de meest rauwe kant van de samenleving van de stad, en die kant is echt ongelofelijk rauw. Het is de onderkant en het is afschuwelijk te zien hoe mensen daar leven en overleven.
Wat ik nog steeds meedraag is het besef hoe dun de grens is tussen maatschappelijk geslaagd en maatschappelijk mislukt. Je hoeft maar een paar afslagen te missen en je zit daar. Je hoort ook waar ze vandaan zijn gekomen voordat men daar terecht kwam. De mensen daar hadden vaak een baan en waren getrouwd maar ze misten twee afslagen. Het is mij altijd bijgebleven dat het zomaar kan gebeuren in een leven van een mens.

Dominee Visser nam mij voor de eerste keer mee naar de keet op perron Nul en zei: pas goed op jezelf. En, inderdaad, er zijn wel eens heel penibele situaties geweest. Je hebt daar trouwens warme gesprekken. Je moet wel eerst vertrouwen winnen en dan ontdek je de mens achter de junk, de dakloze of de heroïneprostituee. Die les die je leert in zo’n kelder is dat die rafelkant een hele scherpe antenne heeft voor authenticiteit. Ben jij wel echt? Als je dat niet bent dan heb je er niets te zoeken.
Aan dominee Hans Visser heb ik veel gehad, hij was hun woordvoerder, hun pleitbezorger, hij kwam voor ze op. Hij had ontzettend veel energie, hij nam ontzettend veel hooi op zijn vork. Het was een eigenheimer, schuwde de confrontatie niet, maar altijd met de goede intentie. Hij wilde een stem geven aan die mensen die op alle mogelijke manieren in de verdrukking zaten. Van hem ging veel inspiratie uit naar de vrijwilligers. Daar gewerkt te hebben maakt ook dat je een bepaalde bril krijgt waarmee je naar de samenleving kijkt.
Ik ben daar wel heel gevoelig voor, hoe de verschillen zijn tussen arm en rijk en tussen hoog en laag. Ik wou hierin verder, maar er moet wel een plek zijn, en die plek was er niet, dus toen maar gewoon predikant. Ik ben trouwens ook op dat onderwerp afgestudeerd, mijn scriptie ging daar over. Ik heb daar een goede tijd gehad in de Pauluskerk.

Hier in Apeldoorn is mijn vierde plek als predikant. Hiervoor werkte ik in een dorp in Brabant. Mooi werk, maar, heel sentimenteel, we misten toch Gelderland. Als import kom je er niet echt tussen in zo’n Brabants dorp, ik heb er dus niet echt kunnen aarden. Ik heb hier in Apeldoorn gesolliciteerd en ben dus aangenomen in een parttime functie, theoretisch 20 uur in de week.
Wat mij hier in De Maten aantrok was het oecumenische karakter, dat is heel belangrijk voor mij. Het is hier een grote wijk in een grote gemeente, met een stedelijke problematiek. Het was wel schakelen om een plek te vinden, dat kost tijd. Toen ik hier pas woonde was er een interview en je moet eens weten hoe snel men dan aan de telefoon hangt. In no time had ik dingen waaruit ik kon kiezen.
Een aantal dingen heb ik nu afgestoten, er is geen tijd meer voor omdat ik een paar jaar geleden een opleiding ben begonnen tot geestelijk begeleider. Voorheen was ik onder meer actief bij citypastoraat De Herberg en Stichting Naasten. Deze stichting bekommert zich om ex-gedetineerden. Al met al kan ik hier als dominee wel mijn ei kwijt.

[74]
 

(Geïnterviewde is actief bij ‘Kerk en Vluchteling’)

‘Men krijgt geen huursubsidie, geen ziektekosten verzekering, de kostendelers norm wordt toegepast, dan komt het anarchisme in mij boven’

Wij hebben hier in Apeldoorn een paar zogenaamde ‘1F gezinnen’, allemaal Afghanen. ‘1F asielzoekers’ zijn in de ogen van de Nederlandse staat vermeende mensenrechten schenders. Ik zeg vermeend omdat er geen strafrechtelijk onderzoek naar hen is uitgevoerd. Het enige wat bewezen kan worden is dat deze Afghanen in de jaren negentig, tijdens de Russische tijd, voor de overheid hebben gewerkt. Onder de vluchtelingen die in Nederland asiel aanvroegen zaten inderdaad een paar mensenrechten schenders. Maar de Nederlandse overheid heeft voor het gemak en bijna kafkaiaans alle Afghaanse asielzoekers die in die bewuste periode voor de overheid werkten als mensenrechten schenders aangemerkt. We praten hierover mensen die al lang in Apeldoorn wonen, eerst een status kregen, gewoon werken, hun gezin onderhielden en gewoon meedraaiden als burger in onze samenleving. Ze verdienden de kost. Hun kinderen gaan hier naar school, enkelen al naar het HBO. En ineens, in 2004, werden deze mannen uitgesloten van alles. Ze mogen niet meer werken, ze mogen niet ergens wonen, ze hebben geen ziektekosten verzekering, ze bestaan gewoonweg niet. Er was niets bewezen, geen strafrechtelijk onderzoek, niets van dat alles. Sommigen werkten bij wijze van spreken gewoon in de kantine, waren kok of chauffeur. Het inkomen viel weg, de mannen mochten immers niet meer werken en de vrouwen kregen een uitkering voor een alleenstaande, dat is minder dan duizend euro. En dan wordt er ook nog gezegd dat men een soort kostwinner in huis heeft, dat hij geen inkomen heeft, dat geldt niet. Men krijgt dus geen huursubsidie en geen zorgtoeslag.

Ik heb die schrijnende situatie uitgelegd aan het gemeentebestuur, maar het gemeentebestuur zegt dat men niet anders kan, men moet het Rijksbeleid uitvoeren. De gemeente mag deze mensen niet compenseren. Maar, wat wij als gemeente wel kunnen doen, is een schenking geven aan Kerk en Vluchteling ten bate van de minst draagkrachtigen in onze samenleving. En om het nog treuriger te maken, de kostendelers norm werd wet, en die wet is ook op toepassing op de ‘1F’ers’, want die hebben toch een man in huis. Men kreeg een uitkering van 987 euro in de maand, daar wordt nu per maand 280 euro vanaf getrokken. Men krijgt geen huursubsidie, geen ziektekosten verzekering, de kostendelers norm wordt toegepast, dan komt het anarchisme in mij boven. Hierover aangeklopt bij de gemeente, maar die kan niets doen. Het is Rijksbeleid en als men dat beleid niet opvolgt, krijgt men een flinke boete. Dit is zo schrijnend het gaat zo in tegen mijn rechtvaardigheid gevoel, heel veel mensen weten dat gewoon niet. Er is zoveel verdriet, zoveel ellende onder die mensen.

We zijn een werkgroep vanuit het Beraad van Kerken, gelukkig wordt
vanuit de bij het Beraad aangesloten kerken regelmatig gecollecteerd, dus we kunnen die schrijnende gevallen blijven ondersteunen. Wij willen vooral diaconaal bezig zijn, wij helpen iedereen, of die christen of moslim is, wij evangeliseren niet. Dat was vroeger wel eens anders bij bepaalde organisaties, ik herinner mij van 20 jaar gelden een organisatie die op bezoek ging in asielzoekerscentra om moslims te bekeren. Ik vroeg toen hoe dat zou zijn als ze terug gingen naar hun thuisland Iran of Irak. Het antwoord verbijsterde mij: “Dan zorgt onze lieve Heer wel voor die mensen”.


[73]
 

‘Nu de overheid zich steeds meer terugtrekt hebben wij, vanuit ons geloof, de opdracht om ons om de kwetsbaren te ontfermen’

Ik noem mijzelf een geboren optimist. Als het een beetje tegenzit, wat iedereen wel eens gebeurt, denk ik altijd aan het motto van mijn vader “Niet zeuren, veren opschudden en verder gaan”. Mijn ouders kwamen uit arme boerengezinnen, het was buffelen om te overleven. Ik denk dat ik daardoor de drive heb om hard te werken en iets te doen voor de maatschappij. Dat wat terug doen voor de maatschappij zie je onder andere in het secretaris zijn van de Emmaüsparochie.

Het is nu een moeilijke tijd voor de parochie, teruglopend aantal gelovigen, financiële lasten van de oude kerkgebouwen en vergrijzing. Dat zijn ontwikkelingen waar je nauwelijks grip op hebt, maar die je ook als een uitdaging kunt zien. Een terug lopend ledental wordt ten dele gecompenseerd door de aanwas van mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Denk hierbij aan mensen uit het Oostblok, Afrika en Midden-Oosten. We moeten daar als kerk op inspelen, denk bijvoorbeeld aan speciale bijeenkomsten voor deze groepen. De financiën van de parochie blijven zorgelijk, we moeten interen, maar langzamerhand is de rek er ook uit. Wat ik voor de Kerk heel belangrijk vind, is onze sociaal-maatschappelijke taak. Nu de overheid zich steeds meer terugtrekt hebben wij, vanuit ons geloof, de opdracht om ons om de kwetsbaren te ontfermen.

Wat betreft mijn geloof, ik geloof in een Schepper. Er is zoveel niet te verklaren dat je wel móét geloven. Ik heb geen definitie van God, maar voor mij is de drie-eenheid van geloof, hoop en liefde bepalend. Ik zal niet gauw een theologische discussie aangaan over het geloof en geloven, geloven is voor mij simpelweg: doen.


 [72]
 

(Geïnterviewde is ambtenaar, betrokken bij de ontwikkeling van de binnenstad)

‘Het is nogal wat broos allemaal, maar je ziet langzamerhand dat er meer samenwerking tussen de verschillende partijen ontstaat. En dat leidt tot hele mooie acties’

Als je naar de binnenstad van Apeldoorn kijkt dan is dat toch een fenomeen apart. Apeldoorn is een stad die in een vrij korte periode ontzettend gegroeid is. In die groeiperiode zijn met name de weilanden in het buitengebied van Apeldoorn bebouwd. Denk aan Kerkschoten, Zevenhuizen en vul maar aan. Wij hebben toen bij de bouw van die wijken de binnenstad een beetje laten liggen. Die aandacht voor de binnenstad is pas later, in de negentiger jaren, gekomen. Dat leidde tot herinrichting van de binnenstad, waarin ook de Oranjerie een plek kreeg en, niet onbelangrijk, er een stadhuis is gebouwd op een belangrijke plek. Die bouw van de Oranjerie en het stadhuis is de doorbraak geweest van dorp naar stad, en is heel kenmerkend geweest voor de binnenstad van Apeldoorn.

In die binnenstad zijn er gewoon ontzettend veel meer dingen gebeurd. In de jaren 90 is er een uitgaanscentrum gemaakt in Apeldoorn, het Caterplein. Al vrij snel werd duidelijk dat dit Caterplein in een behoefte voorzag. Maar ook werd duidelijk dat er een aantal nadelen waren, vooral voor de bewoners in omliggende straten. De gemeente heeft daar op gereageerd door goede voorzieningen te treffen. Maar ook dat bleek uiteindelijk niet voldoende, er bleek dat er ook aanvullende maatregelen moesten komen. Toen is besloten om vooral in het kader van veiligheid het breder aan te pakken. Toen ben ik projectleider geworden van het zogenaamde “Groene boekje”. Groen staat dan ondermeer voor veiligheid. Er werden zaken geregeld als camera toezicht, calamiteiten verlichting, fietsenstallingen, taxi standplaatsen en, niet te vergeten, de wereld beroemde “Uri liften”. Onze stad was de eerste in de wereld met die “Uri liften”. Dat hebben we toen gevierd op het Caterplein met Katja Schuurmans. Nu zijn we een aantal jaren jaar verder en het functioneert nog eigenlijk steeds. Je ziet die “Uri liften” elk weekend omhooggaan op meerdere plekken in de stad. Het wildplassen is daardoor terug gebracht en de politie kan nu verbaliserend optreden. Voor de tijd wilden ze dat verbaliseren gewoon niet, met als argument dat als je na drie uur in de nacht nergens meer naar binnen kunt, dat elke deur kroeg dichtzit, en er geen toiletten zijn, dat het dan niet reëel is om een bekeuring te geven.

Je ziet ook dat er op het gebied van evenementen ontzettend veel is gebeurd. Je hebt in de binnenstad een aantal spraakmakende evenementen, denk aan Jazz in the Woods, wat even is weggeweest maar nu weer terug komt. Maar ook de kleinschalige als zondags bij Gigant en in het Oranjepark. Krachten zijn gebundeld. Er zijn veel pogingen gedaan om meer samenwerking met elkaar te bewerkstelligen. Er is recent een taskforce opgericht die ontzettend goed werk verricht. Dat heeft geleid tot de oprichting van de stichting “Centrum management Apeldoorn”, waarin alle stakeholders zoals horeca, cultuur, retail en vastgoed allemaal een plek hebben gekregen. Het is nogal wat broos allemaal, maar je ziet langzamerhand dat er meer samenwerking tussen de verschillende partijen ontstaat. En dat leidt tot hele mooie acties.


 [71]
 

'Je ziet dat veel mensen het tempo van de huidige maatschappij niet kunnen bijhouden. De wereld is niet ingesteld op mensen die iets meer tijd nodig hebben, of wel eens een mindere dag hebben. Alles moet vandaag af, maar nog liever gisteren. Wij maken ‘elkaar gek’

Ik vind dat de snelheid in de maatschappij te hoog ligt, heel veel mensen kunnen het gewoon niet meer bijhouden. Neem bijvoorbeeld internet, sociale media en automatisering, het is allemaal prachtig en snel, zo lijkt het althans. Maar de werkelijkheid is weerbarstiger, er zijn voorbeelden genoeg waaruit blijkt dat “snelheid” niet goed werkt.
Het is goed om af en toe “terug te schakelen”, een moment van bezinning, gewoon met de benen op tafel, rustig uit het raam kijken. Voor die rust is er, ook in mijn eigen werk, gewoonweg weinig tijd. Je hebt gewoon momenten van rust nodig om ook weer verder te kijken. En als die momenten er niet zijn, dan blijf je in een “tredmolen doorhollen”. Je ziet genoeg voorbeelden waarin dat niet goed gaat en ik vrees dat dat alleen maar erger gaat worden.

Ik werk met een groep kwetsbare mensen, je ziet dat die gewoonweg het tempo in de huidige maatschappij niet kunnen bijhouden. De omgeving is niet ingesteld op mensen die iets meer tijd nodig hebben of die eens een mindere dag hebben. Alles moet vandaag af, maar nog liever gisteren. En waarom?

Op de foto zie je mij met een oud cameraatje, analoog, dus met een rolfilmpje. Het was mijn eerste camera, gekregen toen ik tien jaar oud was. Ik ben van plan een “slow-fotografie” project te doen. De snelheid uit de fotografie halen, wachten tot het film vol is, wachten tot de film is ontwikkeld. Terug naar de verbazing van een jongetje van tien jaar, toen ik die camera kreeg. Fotograferen vanaf mijn lengte toen ik tien jaar was, toevallig trouwens is dat trouwens ook ongeveer zithoogte. Ik wil een aantal dingen op de foto zetten waarbij ik mij laat sturen door andere mensen, iedereen kan aanhaken. Wat er uitkomt zie ik wel, maar het staat voor mij ook symbool voor onthaasten en ergens rustig de tijd voor nemen. Ik denk dat het ons goed zal doen.


 [70]
 

‘Wat belangrijk is voor deze mensen is dat ze hun gezonde kant laten zien en deze gezonde kant benutten. Hun psychische ziekte moet niet hun identiteit worden

Ik doe veel vrijwilligerswerk. Ondermeer voor de stichting Samen Sterk Zonder Stigma. Het doel van deze stichting is om begrip te kweken voor mensen met een psychische ziekte. Niet iedereen die psychotische klachten heeft vermoordt zijn buurvrouw, er is vaak een heel negatief beeld over mensen met psychische klachten. Dat beeld proberen wij een beetje weg te halen en te normaliseren. Er zit ook een andere kant aan het verhaal; mensen die psychische klachten hebben moeten daar niet in blijven hangen. Ik noem
dat zelfstigmatisering. Het is dus niet altijd de maatschappij, het zijn soms ook de mensen zelf.

Wat belangrijk is voor deze mensen is dat ze hun gezonde kant laten zien en deze gezonde kant benutten. Hun psychische ziekte moet niet hun identiteit worden. Als ik naar mijzelf kijk, ben ik er heel open over dat ik meerdere malen opgenomen ben geweest, maar dat komt maar terzijde ter sprake. Liever praat ik over wat ik nu doe en wat mij bezighoudt. Ik benadruk dus niet mijn ziekte en dan word je ook serieus genomen. Ik kom oorspronkelijk uit de financiële wereld, daar was het alleen maar winst maken. Als mens telde je eigenlijk niet mee, Dat zakelijke, dat harde is mij ook heel erg opgebroken.

Ik heb een zware burn-out gehad en heb daardoor ook psychoses gekregen. Uiteindelijk ben ik na een aantal jaren steeds weer werken, steeds weer een psychose en regelmatig een opname, door het UWV volledig arbeidsongeschikt
verklaard. Daar heb ik in het begin heel veel moeite mee gehad. Maar, het klinkt een beetje oubollig, uiteindelijk heeft elk nadeel zijn voordeel. In een langzamer en bevredigender tempo doe ik nu veel vrijwilligerswerk en ben ik heel tevreden. Financieel stel ik geen eisen, ik leef heel sober en vindt dat prima.

Wat mij zoals bezighoudt? Ik doe vrijwilligerswerk voor verschillende organisaties en probeer mensen “met elkaar te verbinden”. Waar ik erg mee bezig
ben is het coöperatie model. Dat mensen bereid zijn om met elkaar samen te werken om zo een meerwaarde te verkrijgen. Dat kan op verschillende manieren en ik denk dat dit ook een beetje de toekomst gaat worden. Hoewel toekomst, kijk naar het verleden van bijvoorbeeld Achmea en de Rabobank, dat waren ook oorspronkelijk coöperaties, bedrijven met leden. Dat coöperatieve denken is door de crises vanuit een soort noodzaak geboren. En ook hier geldt wat betreft die crises, niets is voor niets. Er komen nu weer mooie nieuwe dingen uit. Geaccepteerd wordt dat het allemaal wel wat minder mag worden. Ik vind het ook heel belangrijk dat we duurzaam gaan leven en niet alleen maar werken om zoveel mogelijk te consumeren. Je merkt ook dat mensen hier in Nederland het minder hebben en dat mensen steeds meer tweedehands goederen kopen. Het mes snijdt dan aan twee kanten, we produceren minder en leven duurzamer. Ik zelf doe het niet anders. Ik kijk eerst of ik het tweedehands kan krijgen en pas dan kijk ik of ik het met korting of in de uitverkoop kan kopen. Ik heb niet de drijfveer om mij met een auto of verre vakanties te onderscheiden, dat scheelt natuurlijk ook. Maar het is ook een andere manier van denken. Ik word gewoon het gelukkigst van de dingen die ik zo doe.

Als je mij straks op de foto zet, zorg er dan voor dat die tas op mijn schoot goed zichtbaar is. Ik heb die tas gekregen van een lieve vriendin en die tas staat voor mij symbool voor de diversiteit van mensen. Het zijn allemaal stukjes leer die even groot zijn maar verschillende kleuren hebben. Die gelijke grootte met verschillende kleuren staat voor mij symbool voor alle mensen. Iedereen is het zelfde, iedereen is even veel waard, al heeft men soms een ander kleurtje of een handicap. Uiteindelijk zijn we allemaal gelijk en even belangrijk.


 [69]
 

‘Als iemand heel veel wil drinken en aan de drank ten onder, gaat vind ik dat niet zo erg, het is zijn eigen vrijheid. Maar het wordt totaal anders als diegenen een gezin heeft met een vrouw en kinderen’

Mijn werkzame leven hangt van toevalligheden aan elkaar. Het klinkt een beetje als onbestuurbaar maar dat onbestuurbare is het beslist niet. Ik maak wel bewuste keuzes en ben heel selectief in wat ik wel en niet doe. Ik ben inderdaad geen type dat een heel professioneel plan over mijn carrière heeft gemaakt. Ik ben nogal eens radicaal verschoven naar andere omgevingen. Dat heeft te maken met het feit dat ik mij vrij snel ga vervelen. In een bepaalde fase in mijn werk ben ik goed bezig en heel erg actief, blijkbaar ken ik uiteindelijk het kunstje wel, en dan moet ik weer weg en is het tijd voor anderen om het over te nemen.
Iemand karakteriseerde dat eens als uitdagingen zoeken. Dat vind ik grote onzin en management taal. Kijk, als je niets te eten hebt dan heb je gewoon een groot probleem en kun je dat niet zien als een gebrek aan het benutten van kansen en uitdagingen. Ik heb dus een hekel aan al die moderne woorden als uitdagingen.

Ik denk dat heel veel dingen die gebeuren gewoon buiten je eigen invloedssfeer liggen. Als je hier geboren bent dan is de kans dat je verhongert nihil, maar als je in Afrika geboren bent dan heb je genoeg uitdagingen maar je verhongert wel. Je kunt dan nog zo gemotiveerd zijn het helpt je geen moer. Aan de andere kant, als je er in deze maatschappij een potje van maakt, dan heb je niet goed opgelet. Deze maatschappij biedt voor iedereen heel veel mogelijkheden om een fatsoenlijk leven te leiden En dan nog zijn er mensen die op hun manier naar de kloten gaan. Maar dat naar de kloten gaan ligt niet aan de maatschappij, dat heeft te maken met hun eigen persoonlijkheid. Dat is dan triest, maar sommige mensen zijn gewoonweg niet te helpen. Ik kan er slecht tegen dat die mensen, die hun kansen verspillen, daar de maatschappij de schuld van geven. Kijk, als iemand heel veel wil drinken en aan de drank ten onder, gaat vind ik niet zo erg, het is zijn eigen vrijheid. Maar het wordt totaal anders als diegenen een gezin heeft met een vrouw en kinderen. Als je anderen met je gedrag benadeeld kan ik ontzettend kwaad worden. Dat gedrag heeft te maken met puur egoïsme.

Ik heb in mijn verre verleden als opbouwwerker stadsvernieuwing wel eens iemand gehad die aan de heroïne was en zijn kind verwaarloosde. Daarvan denk ik dat dit niet kan, maak er dan maar een einde aan of zoiets. Trouwens Als je in zo’n situatie komt in Nederland, kun je nog hulp krijgen ook, en dat is bijna nergens zo goed geregeld als hier.


 [68 *  A]
(Geïnterviewde heeft een schaakvereniging opgericht bij De Klup, een ontmoetingsplek voor mensen met een verstandelijke beperking)

‘Structuur is voor mij heel belangrijk, als er onzekerheid is, kom ik al in de problemen. Ik ben echt een structuur mens’

Ik heb een schaakvereniging opgericht, daar kunt je alleen maar schaken leren, het is geen officiële schaakvereniging. Ik heb ook schaakles gegeven en het viel mij op dat iedereen op dezelfde manier alles moest leren, exact op dezelfde manier. Men leerde bijvoorbeeld over rokeren de drie gouden regels, ik ben het daar niet mee eens, om via rokeren de koning veilig te stellen. Er zijn ook momenten dat je het helemaal niet hoeft te doen, dat rokeren. Ik wou dat lesgeven dan ook heel anders doen en wilde een eigen schaakvereniging oprichten.
Ik ben daar jaren mee bezig geweest en steeds stootte ik mijn neus, niemand wilde meedoen. Ik heb toen een mail naar Mee Veluwe gestuurd met de vraag of ik bij De Klup schaaklessen mocht geven, en die hebben het toen bij De Klup geregeld. En toen is het balletje gaan rollen.

Toen ben ik in oktober 2014 begonnen met lesgeven. Ik doe dat samen met nog iemand, ik doe meer het lesgeven, die ander doet meer het administratieve werk. Brieven schrijven en afspraken maken doet hij, omdat ik dat zelf niet goed kan. Maar alles gaat wel onder mijn naam. Dat helpen bij de administratie is wel nodig, want ik kan zelf bijna geen taal. Taal is heel onduidelijk, de ene keer moet er een t achter, de andere keer dt, daar word ik onzeker van.
Ik kan wel goed rekenen, bij rekenen staat alles vast, één plus één is altijd twee, niet alleen nu, maar ook over honderd jaar. Eigenlijk hetzelfde als bij schaken, daar staat ook alles vast.

Ik geef les vanuit de basis “niks moet, alles mag”. Ik vind namelijk dat iedereen uniek is, je kunt niet iedereen over dezelfde kam scheren. Achter dat standpunt sta ik nog steeds. Elke persoon krijgt van mij een mapje, in dat mapje schrijf ik op wat ik ze heb geleerd, of wil leren. Ik doe dat lesgeven zo, dat niemand in de gaten heeft dat ze wat leren, gewoon, ze moeten het zelf leren en ik help daarbij.
Een leerling van mij zit op een schaakvereniging en hij verloor daar bijna al zijn wedstrijden. Nu hij mijn advies heeft opgevolgd wint hij er veel. Ik werk een beetje volgens een stappenplan, ik kijk vooral wat die persoon nodig heeft. Het stappenplan is een hulpmiddel, meer niet. Ik ga ze ook niet alle openingen leren, dat zijn er heel veel, dat is onzin om die allemaal te kennen. Iets wat je niet nodig hebt, ga je toch niet leren, dat is zonde van de energie. Je moet geen overbodige dingen leren. Ik heb nu bij elkaar drie mensen, alles door elkaar: iemand met pensioen en een heel jong iemand. Ik wil er niet meer dan zes, anders kan ik niet iedereen aandacht geven.
De lessen zijn altijd op een vaste dag en vaste tijd. De lessen kosten 25 euro voor een seizoen. Ik heb alles al vastgelegd. Omdat ik zelf autistisch ben, hou ik van vastigheid. Structuur is voor mij heel belangrijk; als er onzekerheid is, kom ik al in de problemen. Ik ben echt een structuur-mens en dat wil ik ook overbrengen op anderen.
Ik werk al 25 jaar bij de sociale werkvoorziening en dat bevalt mij prima. Ik doe daar montagewerk, vijf dagen in de week, het is daar heel erg gezellig.

Ik ben nu 50 jaar en ga voor het eerst naar Orpheus, ik heb een kaart gekregen omdat Orpheus ook zijn 50e verjaardag vierde, ze hebben mij een concert aangeboden.
Pas geleden heb ik wethouder Stukker een boekje over aangepaste sport in Apeldoorn overhandigd. In het boekje staan allemaal sporten die je ook met een beperking kunt doen. De Klup staat er ook in. Bij die overhandiging waren ongeveer 25 personen aanwezig, kijk, hier sta ik op de foto met de wethouder. Ik sta ook in het boek omdat ik zelf een schaakvereniging heb opgericht, dat is wel uniek omdat ik een beperking heb. Ik ben ook tweede geworden bij het Nederlandse kampioenschap voor schaken voor mensen met een beperking.

Ik ben zelf ook bij een schaakvereniging geweest en heb toen nog geschaakt tegen een grootmeester. Ook ben ik jeugdkampioen geweest van de schaakclub. Ik heb heel veel bekers. Volgens jaar doe ik weer mee met het Nederlands kampioenschap schaken voor mensen met een beperking. Ik hou erg veel van lange wedstrijden, van een paar uur. In korte wedstrijden ben ik niet zo goed. Soms zit ik achter het bord wel twintig minuten na te denken over een zet, ik kijk dan alleen maar naar het bord, daar heb ik helemaal geen moeite mee. Het is dus heel belangrijk dat je je goed kunt concentreren en dat je niet afgeleid wordt. Een heel belangrijk item voor mij is dat niets moet en alles kan, dat wilde ik nog even zeggen.

 [67]
 

(geïnterviewde is Notaris en vertelt over zijn beroep en de recente ontwikkelingen in Apeldoorn)

‘Het privilege wat ik heb, door mijn afkomst, mijn opvoeding en mijn opleiding, gekoppeld aan het privilege wat de overheid mij geeft, laat mij beseffen dat je dat privilege ook ten behoeve van de samenleving moet inzetten’

Toen ik hier meer dan veertig jaar geleden in Apeldoorn kwam wonen, was er nog niet veel. Als je nu kijkt naar de initiatieven die er liggen, de veelheid, de hoogwaardigheid en de recreatieve waarde, dan is dat ongelooflijk om te zien. Onbegrijpelijk dat dit zo snel is gegaan. Ik heb mij vroeger wel eens afgevraagd hoe het kan dat mensen die in Apeldoorn kwamen wonen, als het ware ondergedompeld werden in de Apeldoornse cultuur. Mensen kwamen uit alle delen van Nederland en in no-time namen ze de Apeldoornse, dorpse cultuur over. Het is pas de laatste tien, vijftien jaar dat je een soort cultuuromslag ziet. Die cultuuromslag heeft te maken met nieuwe mensen maar ook met jonge mensen. En Apeldoorn is nu echt een stad geworden. De oude discussie van dorp of stad ligt achter ons, Apeldoorn is een stad. Mensen kruipen meer uit hun schulp. Vroeger was men meer afwachtend, zeker in de samenleving hier. Het ideaal van vroeger was een huis waar je omheen kon lopen en een huis met een diepe tuin waarin je groente kon verbouwen. De man werkte in de wasserij of in de papier, men leefde sober en simpel. En die mensen liepen niet voorop, die hadden gewoon dat initiatief of die achtergrond niet. En dat is nu niet meer zo, of je nu een klein mannetje bent in een huurwoninkje of een villa, als je wat te vertellen hebt, heb je wat te vertellen. Dat is wezenlijk anders dan toen. Ik herinner mij dat ik twintig jaar geleden met iemand sprak over het ACEC, de plek waar wij nu zitten. Het industriële gebouw stond net leeg en de gedachten waren om er een museum in te vestigen. Veel te vroeg, twintig jaar geleden, en kijk nu, een prachtige tentoonstellingsruimte en kantoorplekken voor jonge mensen met initiatieven.

Wil je het hebben over mijn beroep?. Als Notaris ben je openbaar ambtenaar. Ambtenaar betekent dat een deel van de overheidsmacht wordt neergelegd bij ambtenaren, en daar hoort ook een notaris bij; in klassieke zin is het een privilege. Er wordt jou een uniek monopolie toegekend want als jij het opschrijft, dan is het waar. En dan mag je er vanuit gaan dat notarissen integer zijn. De rol van de notaris is simpelweg opschrijven wat andere mensen afspreken en op een dusdanig eerlijke wijze dat de rest van de wereld er op mag vertrouwen dat het de waarheid is. Dus geen beïnvloeding en ook geen onwaarheid. De publieke figuur van vroeger gedroeg zich meer als een ambtenaar dan dat je nu ziet. Dat komt omdat de notaris zich nu ook moet ontwikkelen als ondernemer. Zonder ondernemingszin heeft hij geen winkel, geen klanten. Die ondernemingszin is een talent wat veel Notarissen nog niet hebben. Daarom zie je dat in deze periode sommige kantoren wel zichtbaar zijn, en andere kantoren veel minder, deze tijd stelt dus andere eisen.

Als auditor voor de “Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie” ben ik bij veel kantoren op bezoek geweest. Ik deed dat om te kijken of men zich aan de regels hield. Je ziet dan dat door de veranderende rol van de notaris sommige kantoren zich ontwikkelen met andere talenten, talenten die vroeger niet nodig waren.
Als notaris heb je een privilege, je bent door een aantal instanties goedgekeurd, vroeger was dat justitie en de Commissaris van de Koningin. Ik ben zo opgevoed dat als je een dergelijk voorrecht hebt, een voorrecht dat de overheid je toekent, dat daar dan ook verplichtingen tegenover staan. Het privilege wat ik heb, door mijn afkomst, mijn opvoeding en mijn opleiding, gekoppeld aan het privilege wat de overheid mij geeft, laat mij beseffen dat je dat privilege ook ten behoeve van de samenleving moet inzetten. Wij zijn er ook voor ‘de kleine luiden’. Ik vind niet dat je als notaris kunt zeggen dat je alleen maar de dingen doet die interessant zijn en veel geld opleveren. Dan ben je niet die notaris die de samenleving verdient. Dat voorgaande is mijn argumentatie dat ik doe wat ik doe. Er zijn veel lokale en regionale initiatieven waar het aan financiële mogelijkheden ontbreekt om het tot wasdom te brengen. Als notaris probeer ik daar dan een kleine bijdrage aan te leveren, dat doe ik graag. En het is dan niet alleen in onze core business ‘Kunst en Cultuur' ook bij andere lokale initiatieven bieden wij onze diensten aan. Het is niet alleen maar waardevrij, het feit dat ik daardoor meer zichtbaar ben, betekent ook dat ik meer aandacht krijg als kantoor.


 [66]
 

(Geïnterviewde is een initiator en organisator van sociaal-maatschappelijke en economisch-culturele initiatieven in zowel lokaal, regionaal als internationaal verband)

‘Het decor waar we in leven veranderd door allerhande maatschappelijke ontwikkelingen in een snel tempo. Er zijn mensen die de veranderingen niet kunnen bijbenen. Wij hebben als decorbouwers de taak om omstandigheden te creëren waarbij een ieder zo zelfstandig mogelijk kan leven’

Hoe ‘Brotherwood’ is ontstaan? Brotherwood is een Apeldoorns netwerk platform voor onderwijs, kunst, cultuur, sport, gezondheidszorg en welzijn, wooncorporaties, bedrijfsleven, politiek, lokale overheid en politie. Brotherwood is de ontmoetingsplaats voor sociaal-maatschappelijk, cultureel en duurzaam ondernemers. Aanleiding is het besef dat overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties nieuwe samenwerkingsverbanden zullen moeten aangaan om antwoord te kunnen geven op financieel-economische en maatschappelijke problematiek.

Het decor waar we in leven veranderd door allerhande maatschappelijke ontwikkelingen in een snel tempo. Er zijn mensen die de veranderingen niet kunnen bijbenen. Wij hebben als decorbouwers de taak om omstandigheden te creëren waarbij een ieder zo zelfstandig mogelijk kan leven. Hier ligt niet alleen een taak voor de persoon zelf, maar ook, en vooral, een taak voor de instituties die het decor veranderen. Instituties die vanuit de vroegere verzuilde samenleving hun eigen bestaan en doelgroep hebben opgebouwd. De huidige problematiek kan niet opgelost worden door één enkele organisatie. Men moet over de schutting kijken en de expertise van andere organisaties gebruiken. Problemen moet men als het ware samen delen.

Voorgaande analyse ligt ten grondslag aan de oprichting van ‘Brotherwood’.
We zijn begonnen met bijeenkomsten in Paleis Het Loo in stilte, zonder er ruchtbaarheid aan te geven. Belangrijke Apeldoornse decision makers sloten aan. Het is een organisch geheel, afhankelijk van het onderwerp sloten mensen aan en vertrokken mensen weer. Met als doel een deel van het dossier waarmee je worstelt, te delen met de mensen aan je tafel en te kijken of je met elkaar tot samenwerking en oplossingen kunt komen. Het gaat hierbij om serendipiteit, de kunst om het ongezochte te vinden. Uit de kunst om het ongezochte te vinden, zijn trouwens belangrijke wetenschappelijk ontdekkingen uit voortgekomen.

Een van de activiteiten is ‘Buurten in de Wijk’ in het kader van de decentralisatie in de zorg. Georganiseerd in samenwerking met gemeente en 20 welzijn- en gezondheidszorg organisaties. ‘Buurten in de Wijk’ is onderdeel van de gezamenlijke overgang naar duurzame zorg in een meer zelfredzame en zorgzame samenleving. Het is belangrijk om te onderzoeken hoe de dialoog daarover tussen alle betrokkenen tot stand komt en hoe die verloopt. Mede namens gemeente en aangesloten organisaties informeren we burgers over de veranderingen in de zorg, onderzoeken we met hen de betekenis en consequenties van die veranderingen. We inventariseren de vragen daarover en zoeken in samenwerking met gemeente en organisaties naar (nieuwe) antwoorden. We zijn in alle wijken geweest en zijn nu met hetzelfde doel bezig met de voorbereiding van ‘Buurten in de Dorpen’

Waar ik het ook met jou over wil hebben is de Dutch Orange Company. Je moet weten dat wij in Apeldoorn de eerste Oranjevereniging hadden. Op uitnodiging van Koning Willem III vierden de inwoners van Apeldoorn op 31 augustus 1881 de 1e verjaardag van Prinses Wilhelmina. Het daartoe opgerichte Comité is de eerste voorloper van de Stichting Oranjefeesten Apeldoorn. Oranje is een belangrijk merk van BV Nederland. Onder aanvoering van onze Koning presenteert het Nederlandse bedrijfsleven zich in de wereld. Er is een nieuw VOC vaartuig gecreëerd met de koning als kapitein, in het ruim zitten alle businessmannen die zaken gaan doen. Dit merk en de naamsbekendheid moeten we koesteren en uitbouwen. Dit hoeft niet alleen internationaal en nationaal, maar kan ook lokaal. Op basis van het merk ‘Oranje’ hebben wij als Stichting Oranjefeesten Apeldoorn Dutch Orange Company BV opgericht. De BV moet uitgroeien tot een volwaardig verdienmodel. Door het evenement Koningsdag te benutten om speciale producten op de markt te brengen wil de stichting toegroeien naar een andere manier om de activiteiten rond Koningsdag te bekostigen. Op dit moment is er een te grote subsidieafhankelijkheid, wij zullen meer verantwoordelijkheden moeten delen met ondernemers. Zij worden uitgedaagd om onder het label Dutch Orange Company speciale (nieuwe) producten aan te bieden. Daarbij wordt gestreefd naar maximaal hergebruik van grondstoffen en producten. De verkoop van die producten beperkt zich niet alleen tot Koningsdag of andere evenementen, maar kan het hele jaar plaatsvinden. Over de financiën: kost gaat voor de baat uit, statutair is vastgelegd dat de middelen die wij verwerven voor een belangrijk deel ten goede komen aan de Stichting Oranjefeesten Apeldoorn. We proberen iets circulairs te creëren: investeren, product verkoop, opbrengst investeren in evenementen, evenementen bieden weer de mogelijkheid om producten te verkopen. Je investeert dus in het zelfde doel, het gaat om het in stand houden van een aantal belangrijke waarden die we met elkaar delen. Er zijn bijna 900 Oranje verenigingen in ons land die hebben allen vragen over vernieuwing en continuïteit van hun activiteiten. Of we direct of indirect met Dutch Orange Company landelijk ook iets kunnen doen moeten we nog onderzoeken. 


 [65]
  ‘Door ervaringen in het “hulpverleningscircuit” ben ik veel dingen tegen gekomen, dingen die goed gingen en die niet goed gingen. Juist die ervaringen maken mij denk ik geschikt om anderen te helpen.’

Als ervaringsdeskundige heb ik een boek geschreven over het hebben van een depressie en een sociale angststoornis. Het boek heet ‘Is dit het einde?’, een titel die tot nadenken aanzet. Maar al lezend zul je merken dat er een positief einde is. En dat is ook mijn eigen ervaring. Kijk nu naar mij, HBO opleiding Maatschappelijk Werk & Dienstverlening afgerond, goede stage gehad, medicijnen vrij, woon zelfstandig en ik kan het alleen af, zonder hulp. Ik heb dit boek geschreven omdat het boek misschien iets voor anderen zou kunnen betekenen. Het lezen kan anderen in soortgelijke situaties hoop geven en laten zien dat het beter kan worden. Het is daarnaast voor buitenstaanders vaak erg moeilijk om te begrijpen wat er in iemands hoofd om kan gaan, met dit boek heb ik geprobeerd daar inzicht in te geven en begrip daarvoor te kweken.

Veel mensen krijgen in hun leven namelijk te maken met een psychiatrische stoornis, dat is een gegeven. Maar tegelijkertijd zie je, ondanks dat je vaak iemand in je omgeving kent met een stoornis, dat er veel onbegrip is en stigmatisering. Ik wil daarom dan ook met het boek bijdragen om het taboe op psychische problemen te doorbreken.
Op mijn zeventiende ben ik begonnen met dagboek aantekeningen, ik had er nog geen idee van dat het uiteindelijk een boek zou worden. In die tijd zat ik echt in een hele moeilijke periode, het ging gewoonweg heel slecht met mij. Het was de vierde van de havo, ik zat alleen maar thuis in mijn pyjama op mijn kamertje en durfde niet meer naar school. Voor alles was ik bang, ik meed sociale contacten en durfde niet naar feestjes. Het was gewoonweg heel eenzaam, je bent depressief en de dagen duren ontzettend lang. Eigenlijk wil er je gewoon niet meer zijn. Ik durfde er met niemand over te praten, er was wel een vertrouwenspersoon bij mij op school, maar zelfs daar durfde ik niet naar toe. Ik ben uiteindelijk op mijn 17e opgenomen in een psychiatrische instelling, eerst op een open afdeling en daarna op een gesloten afdeling. Medicijnen en veel therapieën, waaronder cognitieve gedragstherapie hebben mij geholpen weer het normale leven op te pakken. Na de opname ben ik Medewerker Maatschappelijke Zorg gaan studeren, omdat ik anderen graag wilde helpen. Daar werd mij uiteindelijk verteld dat ik dit werk nooit zou kunnen doen met mijn achtergrond en werd ik min of meer gedwongen te stoppen. Ik heb het willen helpen van anderen toen opgegeven en ben mediavormgeving gaan studeren. Dit ging goed, tot ik na mijn stage weer terug naar school moest voor mijn laatste studiejaar en examens. Er ontstond weer spanning om sociale situaties en het naar school gaan, nadat ik door stage maanden niet meer de school in was geweest. Ik heb doorgezet en hulp ingeschakeld en daardoor mijn diploma gehaald.

En dan? Verder studeren voor mediavormgever op HBO niveau, of toch iets wat mij meer trok, het helpen en begeleiden van mensen. Ik heb het daar uitgebreid over gehad met een maatschappelijk werker en mijn omgeving. Uiteindelijk heb ik besloten mijn hart te volgen en heb ik me ingeschreven voor de opleiding Maatschappelijk Werk & Dienstverlening. Die opleiding heb ik nu voltooid inclusief een traject tot ervaringsdeskundige. Ik heb een leerzaam stagejaar gehad bij een instelling voor begeleid wonen, en volgens mij veel kunnen betekenen voor de mensen daar. Door mijn opname en ervaringen in het ‘hulpverleningscircuit’ ben ik veel dingen tegen gekomen, dingen die goed gingen en die niet goed gingen. Juist die ervaringen maken mij denk ik geschikt om anderen te helpen. En Nu? Nu gaat het goed, maar ik blijf waakzaam op signalen bij mezelf. Ik weet dat het belangrijk is om op tijd hulp in te schakelen, niet te lang alleen rond te blijven lopen als het niet goed gaat.

[64]
 

‘Als je dan merkt wat alleen aandacht doet; je gehoord en geliefd voelen, dat is waanzinnig, dan lijkt het wel een toverformule’

‘Je bent geliefd’, zijn woorden die voor mij veel betekenen. Het impliceert dat je goed bent zoals je bent. Dat hoe jij bent ergens goed voor is. Het is geen gunst die je hoeft te verdienen, je hoeft alleen maar te zijn. Dat wil niet zeggen dat je niet aan het werk hoeft met jezelf. Ik geloof dat het belangrijk is om in beweging te blijven. Dat kan ook niet anders, want de wereld om ons heen veranderd constant. Het is goed om jezelf uit te dagen, uit je comfortzone te stappen. Nieuwe dingen te leren en de scherpe kantjes ervan af te halen. De woorden 'je bent geliefd' helpen mij omdat met minder waardeoordeel te doen. Het bepaalt niet alleen de houding naar jezelf, maar ook naar de ander. Dat mijn collega, buurvrouw, partner of zus anders is als dat ik ben, is soms best wel lastig en irritant, vooral als ik graag wil dat dingen lopen zoals ik wil. Maar uiteindelijk helpt dat anders zijn mij of mijn werk, juist verder.
Des te meer je jezelf bent, des te meer heb je te geven en te delen. Maar vaak ondermijnen we onszelf. Om een citaat van Marianne Williamson te gebruiken, ‘Onze grootste angst is niet dat we onvolmaakt zijn, onze grootste angst is dat we mateloos krachtig zijn’.

Ik zelf ben altijd als vrijwilliger actief geweest, zo ben ik opgegroeid en opgevoed. In ons gezin was het vanzelfsprekend dat je iets bijdraagt aan de maatschappij. Ik denk wel dat je vrijwilligerswerk doet omdat je er iets in wilt vinden. Het is niet helemaal onbaatzuchtig, dat is trouwens prima, zolang je je er wel van bewust bent. Alles wat we doen heeft een egoïstische grondslag. Ik werk met vrijwilligers die jongeren coachen. Het is heftig om te zien en horen hoe sommigen jongeren, kinderen eigenlijk, al een moeilijke start maken in hun leven. Ik zit al ruim 15 jaar in het vak en nog altijd word ik diep geraakt. Als je dan merkt wat alleen aandacht doet; je gehoord en geliefd voelen, dat is waanzinnig, dan lijkt het wel een toverformule.
 


 [63]
 

(geïnterviewde organiseert samen met “Dentank Breed” activiteiten in de wijken Osseveld en Woudhuis)

‘De doelgroep van tien tot veertien jaar is een uitdagende doelgroep. Die kinderen doen mee als vriendjes en vriendinnen mee gaan, want de ouders kunnen niet meer voor hen bepalen of je gaat’

Het is niet eens zo’n bewuste keus om iets te doen voor deze één na jongste wijk van Apeldoorn. Het is gewoon gegroeid. Dat organiseren is ooit begonnen met een buitenspeeldag in onze straat, dat was toen in de wijk Osseveld, nu woon ik trouwens in Woudhuis. Die twee wijken doen veel samen, we gebruiken dan de naam WOOS, Woudhuis en Osseveld. Voor die buitenspeeldag was toen heel veel belangstelling, en dat waren niet alleen maar kinderen uit onze straat. We hadden toen driehonderd kinderen in onze straat spelen. Van daaruit denk je “dat is leuk”, kinderen vinden het leuk, de ouders vinden het leuk. Voor mij is het fijn te merken dat iedereen plezier heeft. Vanuit dit initiatief zijn er eigenlijk steeds meer activiteiten gekomen.

Hoe je tot iets nieuws komt? Je hoort iets uit je omgeving, je ziet iets, en dan komt er soms een idee in je hoofd op. Ik zit in het vrijwilligersnetwerk uit onze wijk “Dentank Breed”, en die naam past wel heel goed bij wat we doen. Er is onder andere een meidenclub opgezet voor meisjes tussen de tien en veertien jaar. De doelgroep van tien tot veertien jaar is een hele uitdagende doelgroep. Die kinderen gaan alleen maar als vriendjes en vriendinnen mee gaan, want de ouders kunnen niet meer voor hun bepalen of je gaat. Er is ook een kinderpersbureau, waarbij de kinderen zelf mogen interviewen en onderzoek doen. We organiseren ook theater voorstellingen hier in de wijk. Die theater voorstellingen zijn voortgekomen uit bezuinigingen door de gemeente. Dit is namelijk een wijk waar de brede school gelden zijn wegbezuinigd. Door deze bezuinigingen zijn ook heel veel sport en cultuur activiteiten verdwenen. Vooral het verdwijnen van theatervoorstellingen ging mij erg aan het hart, niet voor iedereen is Orpheus namelijk haalbaar. Die theatervoorstellingen hier worden heel goed bezocht. Soms zijn het voorstellingen met een diepere boodschap, we zijn nu bezig met een voorstelling voor jongeren tussen de 10 en 14 jaar met als titel ‘Pleinvrees’, maar er zijn ook voorstellingen met louter plezier. Er gaat soms heel veel tijd en energie zitten in het vinden van sponsorgelden. Dan denk ik wel eens “nu is het genoeg” maar dan komt er een kind naar je toe die zegt dat het heel leuk was en die vraagt of we het nog een keer willen doen. En juist dat woordje “we” trekt mij dan weer over de streep.

We hebben ook wandelingen georganiseerd op ‘s Heerenloo, waarbij we samen met schrijfster Martine Letterie van het boek ‘Hanna’s Reis’ over het “Apeldoornsche Bosch” en kinderen van tien tot veertien jaar over het terrein hebben rondgewandeld. Vaak horen we “we mogen niet vergeten”, maar je kan pas niet vergeten als je het verhaal kent, en als je zo jong bent, moet iemand jou dat verhaal vertellen. Op die activiteit kwamen trouwens ook heel veel reacties van volwassenen. Toen heeft de ‘Vvereniging Oud Apeldoorn’ (VOA) mij gevraagd om dit ook eens met volwassenen te organiseren. Het leuke is dat onze activiteiten een soort olievlek werking hebben. In Dok-Zuid bijvoorbeeld is nu ook iemand begonnen met theater voorstellingen voor kinderen.
Theater is trouwens een heel goed middel om emoties aan te spreken. Neem die “Mee leef” theater voorstelling over autisme bij kinderen. Ik heb toen voor de tijd gesprekken gehad met ouders, soms zie je de wanhoop bij hun, anderen begrijpen het niet, ze krijgen het niet uitgelegd, soms weten ze zelf ook niet meer wat ze moeten doen. En dan is theater een heel goed middel om emoties aan te spreken. Bij die voorstelling over autisme kon je na afloop ook nog met elkaar in gesprek gaan. Vooral die mogelijkheid, om je ervaringen te kunnen delen met elkaar, is heel belangrijk, het vergroot zo je eigen kracht. Je merkt dan dat je er niet alleen voor staat. En er wordt begrip gekweekt voor je situatie en je kind.


[62] 
 

(Geïnterviewde, nu 26 jaar, leeft vanaf zijn 17e op straat of "bankt" bij vrienden)

Maar ja met dertig rooien schuld (één roje is € 1000) zit je flink in de schulden, daar kom je nooit meer vanaf. Tja drugs zijn duur hè. Dus als ik ga werken moet ik alles inleveren’

Ik ben verslaafd maar niet zo erg, laten we zeggen dat ik een gebruiker ben. Je hebt een verschil tussen gebruikers en junks. Een junk steelt voor zijn gebruik, maar ik steel niet voor mijn gebruik, dat kan ik niet. Ik gebruik weed, hasjiesj en speed. Niet veel, ik heb het nou redelijk in de hand, het is zo’n minimaal gebruik dat het binnen de marges past.

Over mijn verleden zou ik een boek kunnen schrijven. Maar ik ben niet trots op mijn verleden, gelukkig ben ik er nog. Ik was een zware gebruiker, ik zei net wel dat ik geen junk was maar een gebruiker, maar toen was ik wel een junk. Ik heb zestien keer in de verslavingopname gezeten, bij vijf of zes verschillende organisaties. Maar uiteindelijk ben ik er zelf van afgekomen, louter door wilskracht. Het was natuurlijk ontzettend moeilijk maar kijk nu naar mij het is wel een paar flinke stappen verder. Weet je wat mij bij die instellingen zo tegenvalt, tijdens de opname is het allemaal goed geregeld, prima zelf. Maar zodra je de keus maakt om weer op eigen benen te staan dan valt alle hulpverlening om je heen weg. Er is totaal geen nazorg, en dat is best wel jammer.

Op mijn 17e ben ik het huis uitgegaan. Mijn ouders gingen scheiden toen ik negen was. Eerst ben ik met mijn moeder meegegaan, maar mijn moeder kon mij niet houden. Toen ben ik naar mijn vader gegaan. Mijn vader werkte keihard in drieploegendienst. Maar het was gewoon onverantwoord om een kind van elf alleen thuis te laten zitten. Toen ben ik naar mijn oma gegaan die een straatje verder op woonde. Die heeft mij, zeg maar, de pubertijd een beetje doorgeholpen. Mijn oma werd steeds slechter, slecht in de longen en te weinig zuurstof in het bloed. Dus eigenlijk was ik voor mijn oma aan het zorgen tot het echt niet meer ging. Ik vond haar een keer bijna dood op bed en heb toen direct de dokter gebeld. Zij is met een ziekenwagen naar het ziekenhuis gegaan ik heb haar daar zien liggen met allemaal apparaten om haar heen, dat deed mij echt pijn. Uiteindelijk is zij nog 82 jaar geworden, dat moet ik nog zien te halen.

Daarna gingen we de kleuren van de bladzijden van mijn boek zwart maken en leefde ik op straat. Bij het JIP hielpen ze mij, maar ja, ik was ook een beetje eigenwijs. Op mijn 23e moest ik daar weg, maar ik kom er nog regelmatig voor de gezelligheid en met vragen, ze helpen mij nog steeds dus. Ik liep al wel bij de hulpverlening, maar ik wou nooit hulp aanvaarden, heb een tijdje in een flatje begeleid gewoond maar ik was daar nooit, dus moest ik weg. Ze hadden geen controle meer over mij. Gelukkig heb ik zo veel handvaten dat ik goed de controle over mij zelf kan houden, daar komt geen hulpverlening instantie meer tussen, ik wil het alleen redden.
Of ik een strafblad heb?. Ik heb een strafblad voor uiteenlopende dingen, vooral agressie. Als ze mij uitscholden dan draaide ik mij om en gaf er een op, en dat mag niet. En na de eerste ruzie komt de tweede en de derde, dat is de manier van junks om te overleven, ze bedonderen je bij het leven. Ik heb wel eens een situatie gehad dat de politie mij van een jonge moest aftrekken en dat er waarschuwingsschoten werden gelost. Ik ben daarin een stuk rustiger geworden. Ik heb taekwondo gedaan, vier jaar lang en daarna drie jaar kickboksen. Dat kickboksen heeft mij voornamelijk geholpen om rustiger te worden. Je leert wel bepaalde vechttechnieken en als ik die uitoefen dan gaan ze wel liggen. Maar je leert ook de tactiek om je kalmte te bewaren, om je te beheersen. Voor die beheersing heb ik voornamelijk op kickboksen gezeten, slaan en schoppen kon ik al wel.

Ik ben bezig met een appartementje hier in Apeldoorn maar dat is allemaal te duur, ik moet echt nog een goede huurbaas zien te vinden. Ik heb een Wajong uitkering, nog wel, ik hoop dat dit gaat veranderen, dan kan ik eindelijk aan het werk, wat voor werk ik ga doen maakt niet uit. Als ik maar geld kan verdienen met mijn handen. En er iets voor kan doen in plaats van mijn handje ophouden. Maar ja met dertig rooien schuld (één roje is € 1000) zit je flink in de schulden, daar kom je nooit meer vanaf. Tja drugs zijn duur hè. Dus als ik ga werken moet ik alles inleveren.


[61 *]  A
  (Geïnterviewde heeft gedurende een jaar een doof en uitgeprocedeerd Iraans echtpaar in huis opgenomen)

‘Nu is het al inhumaan dat asielzoekers zonder enig onderkomen en zicht op eten op straat worden gezet, maar een doof echtpaar, zo’n beleid kun je niet begrijpen’

Mijn dochter kreeg in februari 2006 een telefoontje van Vluchtelingenwerk dat een doof Iraans stel op straat werd gezet. Ze waren uitgeprocedeerd. Nu is het al inhumaan dat asielzoekers zonder enig onderkomen en zicht op eten op straat worden gezet, maar een doof echtpaar, zo’n beleid kun je niet begrijpen.
Ik hoefde niet lang na te denken, ik woon alleen en niet alle kamers worden meer gebruikt. Ze mochten dus in mijn huis wonen als noodopvang.
Communicatie ging met name in het begin natuurlijk moeilijk; gebarentaal kende ik niet. Ik heb wel een cursus gevolgd, maar daar is niet zoveel van blijven hangen.

Mijn dochter en wat vrienden zetten zich in om een nieuwe asielprocedure te starten, waarvoor nieuwe feiten over hun asielverhaal én een advocaat nodig waren. Bij het uitpluizen van hun dossier bleek het al in het begin van hun eerste asielverzoek (2001) fout te zijn gegaan, onder meer door een slechte gebarentolk.
Nadat een nieuwe advocaat gevonden was, kwam er schot in hun zaak. Er werd een nieuwe asielprocedure gestart. Het resultaat was dat het echtpaar na een jaar bij mij gewoond te hebben weer vertrok naar een asielzoekerscentrum.

Het was toen stil in mijn huis, we waren aan elkaar gewend. De man was kleermaker en deed allerlei klusjes voor familie en vrienden. De vrouw poetste en kookte vol overgave. Maar het was ook goed dat ze gingen: het ging om noodopvang en ik had toen ik ja zei niet kunnen voorzien dat ze een jaar bij mij zouden wonen.
Intussen ging ook de lokale en landelijke politiek zich inzetten voor hun zaak. Dit resulteerde er uiteindelijk in dat ze asiel kregen. Ik heb hun een jaartje huisvesting geboden, maar dankzij de geweldige inzet van mijn dochter en vele anderen is alles goed gekomen.
Onze familie is nu groter geworden, we hebben er als het ware twee bloedverwanten bij gekregen. Ze zien me ook als hun tweede vader. Het echtpaar woont nu in Apeldoorn, ze werken en kunnen zelf in hun onderhoud voorzien. Inmiddels zijn ze ook genaturaliseerd en hebben ze een Nederlands paspoort.
Gebarentaal ken ik nog steeds niet goed, misschien ben ik te oud om het aan te leren, maar begrijpen doen wij elkaar. En dat is het belangrijkste. 

 [60]
 

(Leidinggevende werkplaats Foenix Kringloop en Re-integratie )

‘veel mensen hier kunnen waarschijnlijk ook niet tegen de tijdsdruk in het bedrijfsleven. Hier is het toch een beetje easy-going, het onredelijke wordt hier niet verwacht van de mensen’

Ik was toe aan verandering in mijn werk. Ik ben van oorsprong een technicus maar het werken met mensen ligt mij meer. Ik ben daarachter gekomen, dat sociale, omdat ik ook een tijdje als gastouder heb gewerkt en ook ROC leerlingen heb begeleid. Voor dat begeleiden van de leerlingen heb ik verschillende diploma’s gehaald. 

Ik werk hier als leidinggevende nog niet lang, maar het is echt mijn ding. Dit is ook een echt dynamisch en leuk bedrijf. Er zijn wel dingen die ik hier wil veranderen. Door de fysieke ruimte is dit deel, de werkplaats, letterlijk een beetje afgesloten van de rest. Er zijn geen contacten tussen de medewerkers en klanten van Foenix. In de nieuw vestiging gaat dat veranderen. Klanten kunnen vanuit de winkel dan naar binnen kijken, de werkplaats in. Ook komt er een service balie. Dat is belangrijk omdat veel mensen een beetje moeite hebben met het sociale aspect. Door ze langzamerhand in contact te brengen met klanten, help je de medewerkers weer een stapje verder. Misschien komt er ook een repair café, dat zou leuk zijn want dan ben je echt in de meest letterlijke zin als kringloop bezig. Wat ik ook wil veranderen is de onderlinge binding van de mensen hier. Er wordt nu nog een beetje te veel als individu gewerkt. Ik zou graag willen dat het een team wordt, een team waarbij men zich verantwoordelijk gaat voelen voor het geheel.

Er werken hier veel vrijwilligers, sommigen werken hier al jaren, maar er werken hier ook mensen die een werktraject volgen. Mensen die wij een opstap bieden voor een betaalde baan. Hoewel dat perspectief, een betaalde baan, vooral voor de ouderen van boven de vijftig er niet echt is. En dat vind ik wel weer jammer voor die mensen. Aan de andere kant, veel mensen hier kunnen waarschijnlijk ook niet tegen de tijdsdruk in het bedrijfsleven. Hier is het toch een beetje easy-going, het onredelijke wordt hier niet verwacht van de mensen.


 [59]
 

(Ik rij mee met Foenix haal en breng service)

‘Dat is het laatste wat ik van haar heb meegemaakt, dat is absoluut een mooie herinnering’

Mijn moeder is overleden dus het huis moet leeg, een trieste bedoeling maar het is niet anders. En dan zit je toch met alle spullen hè. Je hebt zelf een huis, dus je kan het niet allemaal kwijt. Nu moet alles op korte termijn weg. Het is triest werk om zo’n huis leeg te ruimen, maar het hoort er wel bij. Mijn moeder is 84 jaar geworden en ze heeft hier tot haar einde gewoond. Ze woonde helemaal zelfstandig en was echt nog kwiek. Ze werkte elke dag in de tuin, en als je zag hoe mijn moeder de tuin verzorgde, het was één grote bloemenzee. Ze maakte zelf nog de dakgoten schoon en lapte de ramen.

En zo van het ene op het andere moment was het afgelopen, een zware beroerte, toen was het gebeurd. Aan de andere kant was het wel een mooie dood. Ik ben ontzettend blij dat ze niet in een verpleeghuis moest, want dat had ze verschrikkelijk gevonden. De buren vertrouwden het niet, ook al omdat ze altijd buiten was. Ze was altijd in de tuin bezig en die buren hadden zo iets van “nou hier klopt iets niet”. De buren zijn op onderzoek gegaan en die hebben uiteindelijk de ladder tegen het huis gezet. Toen hebben ze haar in de WC gevonden. Ze hebben een ruitje ingetikt, de boel geforceerd en de politie gebeld. Heel zorgzaam van de buren. Het is tegenwoordig toch zo van “ieder voor zich en God voor ons allen”.

Gelukkig was ik die donderdag er voor nog geweest. We hebben nog lekker in de tuin koffie gedronken. Ze had zoals altijd, ontbijt koek met boter er bij, en we hebben toen nog gezellig zitten kletsen. Dat is het laatste wat ik van haar heb meegemaakt, dat is absoluut een mooie herinnering.


 [58]
 

‘Noem mij maar een organisator, benutter van mijn netwerk, samenwerkend met verschillende mensen, en zo samen tot een resultaat te zien komen’

Ik ben een mensen mens, ik vind het heel prettig om met mensen te werken, dat heb ik al mijn hele leven gedaan. Dat was al zo bij mijn werkgever maar ook nu bij mijn pensioen. Daarnaast ben ik een echte Apeldoorner. Ik ben trots op Apeldoorn en daarom doe ik ook heel veel dingen voor deze stad. Mensen klagen wel eens over Apeldoorn. Maar kijk wat hier vaak wordt georganiseerd aan evenementen. In één weekend bijvoorbeeld kun je naar beach volleybal, de drakenboot race en dan kun je ook nog naar het Oranjepark, relaxen en naar muziek luisteren.

Zoals ik al zei, ik vind het gewoon heerlijk om met mensen te werken. Ik zit in allerlei verenigingen en stichtingen, ben ambassadeur van Apeldoorn en al 40 jaar lid van een gymnastiek vereniging. Het gaat mij om samenwerken, samenwerken met diverse mensen, met verschillende doelen. Noem mij maar een organisator, benutter van mijn netwerk, samenwerkend met verschillende mensen, en zo samen tot een resultaat te zien komen.

Neem als voorbeeld de Europese spelen voor hart en long getransplanteerden. Ik deed toen onder meer de PR en Communicatie. Door dit evenement hebben wij ook Apeldoorn op de kaart gezet. Radio en verschillende kranten besteedden er aandacht aan. Maar dit evenement ging natuurlijk om de mensen, niet om de PR. Als je ziet dat 400 mensen uit heel Europa plus al die mensen die of een nieuw hart of nieuwe longen hebben gekregen, hebben genoten dan geniet ik, dan wordt ik blij. Zoiets als die Europese spelen, organiseer je niet alleen, met alleen een clubje mensen. Je hebt andere verenigingen nodig, gelukkig hebben we hier in Apeldoorn een bloeiend verenigingsleven met talloze vrijwilligers. De zwemverenigingen organiseerden toen zwemwedstrijden, de tennisverenigingen organiseerden tenniswedstrijden, noem maar op.

En dan zie je dat er in Apeldoorn toch een enorm aantal mensen zijn die klaarstaan om andere mensen te helpen, daar kan ik nou echt van genieten. Ze zeggen weleens vrijwilligers zijn de smeerolie van de samenleving en dat is ook zo, zonder die vrijwilligers zouden de verschillende organisaties niet kunnen bestaan. Ik hoef niet altijd ergens in het bestuur te zitten, liever niet zelfs. Ik doe liever projecten, en als ik dan een beetje mijn gang kan gaan en kan samenwerken met anderen, dan krijgen we samen dingen voor elkaar.

Wat ik erg leuk werk vind, naast de andere dingen die ik doe, is de bestuurdersacademie. ik doe daar het stukje sponsoring en geef workshops fondsenverwerving. De bestuurdersacademie heeft als doel verenigingen en stichtingen professioneler te maken. Ze doen bijvoorbeeld een training voorzitter, penningmeester, debatteren, noem maar op. Fondsenverwerving voor organisaties is echt nodig, de tijd is veranderd. Verenigingen kunnen niet meer achterover leunen, zo van “ik krijg elk jaar subsidie, en het loopt wel”. Wij helpen ze om anders en creatiever te denken. Je hoeft niet altijd als vereniging om geld te vragen bij het bedrijfsleven. Diensten aanbieden en in ruil daarvoor wat diensten terug krijgen kan ook. Die workshop fondsenverwerving is echt een succes, ik geef hem nu regelmatig, ook in andere steden, zoals in Utrecht bijvoorbeeld. Als je dan wat tips en trucs kunt geven dan zie je dat er ook veel hele leuke dingen uit voortkomen. Het zijn vaak vooral de projectmatige activiteiten waar je geld voor kunt vragen.

Ik heb Apeldoorn dus hoog zitten, het is hartstikke leuk om hier te wonen en te leven, en daar wil ook graag mijn steentje aan bijdragen.


 [57]
 

(geïnterviewde is na jaren in loondienst begonnen als zelfstandige)

‘Bij mijn vorige werkgever realiseerde ik mij dat ik door mijn verdiensten voor die organisatie eigenlijk twee mensen onderhield. Dat is helemaal niet erg, mits ze zelf ook hun best doen om een eigen portefeuille te krijgen’

Bij mijn huwelijk meer dan twintig jaar geleden zijn we getrouwd op huwelijkse voorwaarden. Ik heb er toen dus al rekening mee gehouden dat ik ooit als zelfstandige zou gaan werken. De tijd was toen ongunstig en een complicerende factor was mijn suikerziekte, je verzekeren was bijna onmogelijk. Een voorbeeld was ook mijn vader, die is op latere leeftijd ook voor zich zelf begonnen, en met succes. Hoe dat kwam dat mijn vader voor zich zelf begon is wel grappig. Er was een reorganisatie en hij besefte dat als hij, als goed betaalde manager vertrok, er financiële ruimte kwam voor ongeveer drie mensen. Mijn vader ging toen als zelfstandige veel harder en enthousiaster werken dan dat hij ooit gedaan had.

Dat is dus de basis van waaruit ik kom. Ik moet lol hebben in wat ik doe. Daar mag best een uitdaging in zitten en sommige dingen mogen best wel heel vervelend zijn, maar wat je doet moet plezier geven, en er moet een uitdaging in zitten.

Bij mijn vorige werkgever realiseerde ik mij dat ik door mijn verdiensten voor die organisatie eigenlijk twee mensen onderhield. Dat is helemaal niet erg, mits ze zelf ook hun best doen om een eigen portefeuille te krijgen. En dat laatste, zorgen voor meer werk, dat deden ze niet. Dat was het keerpunt, het besef dat ik eigenlijk voor twee mensen extra werkte. Dat heeft een half jaar geduurd, en ik dacht bij mij zelf, hoe is het in vredesnaam mogelijk dat ik moet werken voor twee man, de boterham van twee gezinnen. Dat is helemaal niet erg als die mensen er zelf ook wat voor doen maar dat die mensen niks doen en gewoon de vanzelfsprekendheid hebben van "ik ben in loondienst dus ik krijg salaris", daar kon ik niet tegen.

Nu als zelfstandige werk ik nog meer dan ik al deed en ik kan mijn gezin verwennen, vorig weekend bijvoorbeeld toen ben ik met mijn dochter een lang weekend in Londen geweest.


 [56]
 

(geïnterviewde is (mede) oprichter en voorzitter van een kunstenaarscollectief van mensen uit de psychiatrie)

‘Het gaat hier over kunst dus als je daar passie voor hebt dan mag je ook je kronkel hebben, want dat brengt het mooiste product met zich mee’

Het idee om dit op te richten is eigenlijk al ontstaan toen ik zelf werd opgenomen in 2001. Ik zag toen dat er heel veel kwaliteiten zijn onder de cliënten. Maar zolang deze mensen noodgedwongen onder de hulpverlening zitten, kunnen zich zelf nog niet helemaal ontplooien. Op dat vlak houdt de psychiatrie zich soms ook een beetje in stand want daar moet ook geld verdiend worden. Mensen blijven dan soms in dat wereldje hangen. De sterken, diegenen die een beetje wil hebben, die vechten zich er wel uit, maar waar moeten die dan heen?. Er bleef in die tijd niets anders over dan een gevestigd kunstenaars collectief. Men wordt echter direct in het diepe gegooid. En de vraag is of die organisaties wel behoefte hebben aan mensen met problemen en een gebruiksaanwijzing.

Zo’n acht jaar geleden zat ik met een gelijkgestemde in de cliëntenraad toen hadden we dit idee al een beetje in ons hoofd. Mede door de cliëntenraad is het een beetje in een stroomversnelling geraakt en hebben we dit een beetje opgebouwd. Toen was GGNet ook wat levendiger trouwens, en die organisatie stond helemaal achter cliënt gestuurde initiatieven. Achteraf is van die cliënt gestuurde gedachte trouwens niet veel van terecht gekomen. En voor de rest is het helaas een beetje doodgebloed, waarschijnlijk ook wel door bezuinigingen. Behalve dit project dan en onder andere ook de dierenopvang op het terrein van GGNet. Waarvan ik trouwens vind dat die dierenopvang voor cliënten een ontzettend goed project is. Men kan zijn of haar huisdier meenemen bij opname. Ik kende mensen die niet opgenomen willen worden omdat er dan geen verzorging is voor het huisdier waaraan men is gehecht.

Wij zijn in beginsel gesteund door GGNet en de raad van bestuur, onder andere met de huur van ons eerste en tweede pand. Langzamerhand ging het toch een beetje wringen tussen GGNet en ons. We waren fysiek buiten het terrein, men had geen zicht op ons en we hadden onze eigen ideeën en mening en. Uiteindelijk zijn we toch uit elkaar gegroeid. Een aantal jaren geleden hebben we een eigen stichting opgericht, ook al om in eigen beheer de financiën te kunnen regelen.

Dit is nu al het derde pand wat we hebben, we doen het eigenlijk gewoonweg goed. We krijgen subsidie van de gemeente, niet heel veel, maar genoeg, daarmee kunnen we de huur betalen en activiteiten doen. Voor de rest zijn we afhankelijk van vrijwilligers. We hebben nu ongeveer zeventien mensen die de administratie doen, die de schoonmaak doen, en die kunstzinnig bezig zijn. Alles wordt hier binnen de gelederen gedaan door de groep zelf. Geen hiërarchie, geen directeur geen chefjes.

Soms vertrekken mensen, je hebt natuurlijk wel te maken met psychiatrie. Mensen zijn soms ook zoekende, eigenlijk hun hele leven al. Maar ik denk ook dat het heel gezond als je op een leuke manier uit elkaar gaat, daar ben ik helemaal voor, want dan is blijkbaar iemand toe aan toch meer vrijheid en dan is het goed. Voor de kleine dagelijkse problemen staan we helemaal open hier op Art Blanche. Iemand heeft wel eens een baaldag of rottigheid in zijn leven, daar zijn we gewoon voor. Wordt het heel psychiatrisch en heeft iemand echt begeleiding nodig dan gaat het op een gegeven moment soms mis. Ik heb dan wel een opleiding tot activiteiten begeleider maar hele zware gevallen kunnen we eigenlijk niet hebben. Het is ook niet goed voor de persoon zelf, die wordt er ook niet gelukkiger van, dan botst je de hele tijd. Mensen moeten wel op een bepaald punt zijn gekomen, dat ze ook denken van nou ik kan het aan. Ik heb nog wel mijn sores en ik slik nog mijn pilletjes. Ik heb dan nog wel mijn hulpverlening en een beetje een gebruiksaanwijzing maar ik geniet en ben vrij.

Het gaat hier over kunst dus als je daar passie voor hebt, dan mag je ook je kronkel hebben, want dat brengt het mooiste product met zich mee.


 [55]
 

(geïnterviewde is van oorsprong een Bosniër en werkt in een buurthuis)

‘Zwakke mensen kunnen niet overleven als ze elkaar niet helpen. Soms zegt een citaat meer dan vele woorden daarom probeer ik het duidelijk te maken met een citaat van de grote filosoof Albert Camus: Eenzaamheid is de zwakke kant van sterke mensen, solidariteit is de sterke kant van zwakke mensen’

Ik wil tussen de mensen zijn ik wil samen zijn met de mensen. Bezit is niet belangrijk. Jezus zei “Geef mij maar de mensen en houdt de rest maar”. Het zou fijn zijn als ik iedereen een eigen huis en een grote auto kon geven, maar soms is het geven om elkaar en elkaar te helpen belangrijker dan bezit. Een luisterend oor bieden bij problemen en helpen, dat is belangrijk. Daarom houd ik er van om tussen de mensen te zijn.
Nederland telt zeventien miljoen individuen en wij als individuen komen er pas achter dat er niets klopt als men in de problemen komt. Onze samenleving is hier solo leven. In Nederland hebben we in principe alles voor elkaar dus wij denken dat we elkaar niet nodig hebben. Zwakke mensen kunnen niet overleven als ze elkaar niet helpen. Soms zegt een citaat meer dan vele woorden daarom probeer ik het duidelijk te maken met een citaat van de grote filosoof Albert Camus: “Eenzaamheid is de zwakke kant van sterke mensen, solidariteit is de sterke kant van zwakke mensen”.

De samenleving verandert, deze verandering gaat ten koste van de kwetsbaren. Er zijn veel mensen die hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen, zelf het initiatief moeten nemen. Maar er zijn nog steeds veel mensen die dit niet kunnen. Daarom is het heel belangrijk om een beetje geduld te hebben met de zwakkeren, hun een hand boven het hoofd te houden. Je moet ze stimuleren en sterker maken en pas daarna kun je ze loslaten.

We praten tegenwoordig veel over probleem jongeren, maar niet de jongeren zijn het probleem, hun probleem is het probleem. Er komt te snel een stempel op de jongere als probleem jongere, dat vind ik een ziekelijke gedachte, dat is iets voor de psychiater. Maar je kunt ook zeggen dat het jonge mensen zijn met problemen. Ze hebben bijvoorbeeld een probleem met stage, met werk, met seksualiteit of met huisvesting. Dus je gaat niet meer aan de jongere sleutelen je gaat aan de problemen sleutelen. Dan kijk je samen met hem of haar hoe je die dingen kunt oplossen. Het gaat niet alleen om de ellende, het gaat om bestrijding van de ellende en nieuwe kansen creëren. Nieuwe perspectieven bieden door samen met de jongere, samen met zijn ouders, zijn buurman en samen met een jongerenwerker naar een oplossing toe te werken.

Als je zo een beetje investeert en een beetje geduld hebt, dan zal het rendement behoorlijk hoog zijn. Dan kun je ook verwachten dat hij of zij over tien jaar dit overdraagt aan zijn kind.


 [54]
 

(geïnterviewde heeft afgesproken bij het slaaphuis Omnizorg)

‘Nieuwsgierigheid en verwondering maken blij. En verbindt ook nog eens. Tel uit je winst’

Het Slaaphuis kwam gelijk in me op om af te spreken. Want wat een leuk nieuws, bij de opening van het Havenpark werd verteld, dat de bewoners van het Slaaphuis ook gebruik konden maken van de buurtmoestuin. Tegen een geringe bijdrage kunnen ze een stukje grond krijgen. Prachtig initiatief om elkaar op een andere manier te leren kennen. Mijn dag kon niet meer stuk. Hopelijk wakkert het nieuwsgierigheid aan naar elkaar. Maatschappelijke onderwerpen zouden naar mijn mening sowieso meer vanuit verwondering en nieuwsgierigheid moeten worden bekeken in plaats van bijvoorbeeld angst. “Oew, wat vervelend of eng, een burgerinitiatief“ wordt dan “heey, wat leuk, een andere kijk”

Het thema in mijn kunst is verbinding. Ik ga daar op allerlei manieren mee om.
Zo heb ik eens in Amsterdam meegedaan aan een project voor Marokkaanse jongeren rondom het thema geld. Ze hadden mij als kunstenaar gevraagd om deze jongeren via een performance een andere invalshoek te laten zien van geld. 

Mijn inspiratie kwam toen door de daklozen in Apeldoorn die iedere dag, in weer en wind, op de parkeerplaats achter de Action auto’s wassen. Ik raakte met ze aan de praat en hun verhaal ging over hun pijn en doorzettingsvermogen. Ik heb ze toen gevraagd om mee te doen aan mijn kunstinstallatie. In een film vertellen ze hun persoonlijke levensgeschiedenis. En dat ze blij zijn dat ze nu geld verdienen op een parkeerplaats. Ook al worden ze beschimpt en vernederd door sommige bezoekers. Ze zijn blij dat ze niet aan hun ellende zijn bezweken. Vervolgens heb ik de boel omgedraaid, laat ik nou eens als garderobe juf voor deze daklozen geld verdienen. Om hun kracht onder de aandacht te brengen en meer begrip voor hun situatie te kweken. Een wasserij in Vaassen leende mij hun kledingrekken en klerenhangers. Bij de ingang van een cultureel centrum in Amsterdam West posteerde ik mij als garderobe juf bij de ingang. De klerenhangers lagen opgestapeld op metalen staven. Hoe kleiner de stapel, hoe meer geld voor de daklozen ik zou ophalen. Er kwamen in dat centrum mensen uit allerlei culturen voor cursussen en activiteiten.

Ook de Marokkaanse jongeren kwamen voor de theater-discussieavond. Ik vroeg tien eurocent per jas. Achter de kledingrekken werd de film met de daklozen heel groot vertoond. Iedereen bleef staan luisteren en gaf gul geld. Altijd met verbaasde gezichten, dat er inderdaad ook een keer voor deze mensen geld verdiend kon worden. Nieuwsgierigheid en begrip wonnen het van terughoudendheid en oordeel. Het opgehaalde geld, tachtig euro, heb ik later aan mijn vrienden op de Apeldoornse parkeerplaats overhandigd. Ik blijf trots op deze mensen. En ook iedere keer ben ik blij als ik ze weer tegenkom in de stad. Ik heb ze nog niet gevraagd of ze nu ook een moestuintje in die nieuwe Havenbuurt hebben. Doe ik de volgende keer.

Nieuwsgierigheid en verwondering maken blij. En verbindt ook nog eens. Tel uit je winst


 [53]
 

(geïnterviewde is outreachend jongerenwerker voor zwerfjongeren)

‘Onrecht drijft mij, ik kan echt niet tegen onrecht. Ik denk dat ik daarom dit werk doe. Ik vind het belangrijk dat mensen krijgen waar ze recht op hebben, en dat is niet altijd zo’

Ik hou wel van uitdagingen, als iets te makkelijk is zie ik er niet zo gauw een uitdaging in. Ik ben dus altijd wel op zoek naar uitdagingen, dat vertaalt zich in mijn werk. Ik werk met een moeilijke en dynamische doelgroep en dan ook nog op straat. Je bent altijd de gast zeg ik maar. Dit werk moet je wel een beetje liggen en het is wel mijn drijfveer om daarin wat te bereiken.

Onrecht drijft mij, ik kan echt niet tegen onrecht. Ik denk dat ik daarom dit werk doe. Ik vind het belangrijk dat mensen krijgen waar ze recht op hebben, en dat is niet altijd zo, en zeker niet in mijn werk. Ik vind het dan leuk om toch dingen voor elkaar te krijgen die anderen niet voor elkaar krijgen. En ik heb gelukkig het middel om dat vanuit een instantie te doen. Wat je dan ziet is dat als zo’n jongere zelf ergens naar toe gaat dat die zich stuk loopt op bureaucratie en dat alle deuren dicht zijn. En dan ga ik er achteraan, als het nodig is maak trouwens, om wat te bereiken, ook wel eens ruzie met andere instanties. Ik ga echt voor zo’n jongere staan. De andere kant van het verhaal is, dat als ze mij belazeren, dat ze dan ook aan de beurt zijn. Ik ben geen kip zonder kop, we zijn geen mietjes. Dus dat betekent dat ik met die gasten ook wel eens een stevig gesprek voer en dat ik dan ook wel eens oprecht boos ben. Jongeren voelen heel goed aan of je oprecht bent en of je eerlijk bent, of je meent wat je doet. Eigenlijk doe ik dit werk gewoon vanuit mijn hart, en dat merken ze ook.

Ik ben begonnen op de lts daar heb ik mijn diploma gehaald voor installatie techniek. Ik heb eerst in de bouw gewerkt. Ik zie mij nog zo in de schaftkeet zitten en denken van jonge hier ga je niet oud worden. Dit is gewoon niet jouw ding, en onder ons, eigenlijk ben ik helemaal niet zo handig. Toen dacht ik, ik ga een sociale opleiding doen en zo is het een beetje gekomen wat mijn werk betreft. Dus eigenlijk op latere leeftijd ben ik mij, dankzij de studiefinanciering, dat kon toen nog, gaan omscholen.

Ik kom in mijn werk veel dingen tegen die mij raken, je kunt thuis op de bank gaan zitten maar je kunt ook lekker twee uur gaan hardlopen of drie uur gaan fietsen.
Voor mij is het een goede uitlaatklep om te sporten, het is gewoon ook leuk om te doen en ook daarin zoek ik de uitdaging. Als het te gemakkelijk is, dan hoeft het voor mij niet. In mijn vrije tijd sport ik dus veel. Ik heb tien marathons gelopen en wel eens een triatlon gedaan. En ik heb heel veel triathlons gedaan, waar onder een keer de hele, dat is 3,8 km zwemmen, 180 km fietsen en 42,195 km hardlopen. Dat vind ik nou een uitdaging om te doen. En dan ga ik er ook helemaal voor, en dan lukt het ook. En om het dan extra moeilijk te maken heb ik zo’n triathlon ook nog voor het goede doel gedaan. Ik meen dat ik zo’n 5000 euro heb opgehaald voor de jongeren waarmee we hier werken. Ik heb ook de vierdaagse in Nijmegen gelopen, niet omdat ik zo’n wandelaar ben, in tegendeel, maar louter als training. Een training voor de dodentocht in België. De dodentocht is 100 kilometer wandelen en je hebt 24 uur de tijd om binnen te komen. Dat redt niet iedereen, één derde valt uit. Tot mijn verbazing deden er 8000 mensen aan mee. Ik dacht dat ik de enige was die zo knettergek was.

Ik zeg wel eens bij mijn werk, ik ga door waar anderen stoppen, en dat vertaalt zich ook naar hoe ik mijn werk doe. Wij werken toch met jongeren die het vaak zelf al hebben opgegeven. Of anderen hebben het opgegeven, zoals familie, vrienden, instanties, noem maar op. Dan moet je wel een beetje schakelen om daar nog wat mee te kunnen, zeg maar. Maar het aller-leukste is dat het gewoon leuke jongeren zijn waar ik mee werk. Bij ons werk moet je wel kleine stapjes zetten. Als je denk dat als een jongere binnenkomt en dat je binnen drie maanden zorgt voor een kamer, zijn schulden zijn opgelost, en dat er ook nog eens wat aan zijn psychische problemen is gedaan, dan ben je verkeerd bezig, dat gaat natuurlijk niet lukken. Dat betekent dat wij soms best wel lang bezig zijn met jongeren.

En wat je ziet, en dat is het grootste compliment, dat hier nog steeds jongeren binnen komen om een bak koffie te drinken en even te praten en te kletsen en te vertellen hoe het met ze gaat. Daar doe ik het voor.


 [52]
 

‘De gesprekken met mijn begeleiders helpen mij enorm. Ik zie nu ook weer positieve dingen’

Ik ben nu 30 jaar en heb nu anderhalf jaar ambulante begeleiding. Vier jaar geleden is mijn moeder overleden en sinds die tijd heb ik erg veel moeite positief te denken. Ik woon in een flatje in Orden en mijn vader en mijn broer wonen in de buurt. Ik heb wel eens ruzie met ze gehad. Mijn begeleiders hebben mij toen geholpen met ze te praten. Die begeleiders beteken heel veel voor mij. Als ik niet lekker in mijn vel zit dan zorgen ze er voor dat ik er weer bovenop kom. 

Ik heb een hond en een konijn die ik goed verzorg. Ook mijn eigen flatje maak ik zelf schoon, ik ben de hele dag aan het poetsen om het maar netjes te houden. Ik werk nu een halfjaar bij Art Blanche, ik schilder en teken daar. Het zijn daar fijne collega’s die mij begrijpen. Voor de gezelligheid ga ik ook wekelijks naar het Vogelnest.

Waar ik trots op ben is dat ik nu schuldenvrij ben. Mijn broer en schoonzus hebben mij daarbij geholpen en ik ben ze daar erg dankbaar voor. Soms heb ik een terugval met angstaanvallen. Maar stapje voor stapje komt het van zelf wel goed, hoop ik. Misschien ben ik nog te veel met het rouwproces bezig. De begeleiding leert mij hoe ik kan omgaan met mijn problemen en het rouwproces.
Ze gaan overal met me mee naar toe, zoals het ziekenhuis, van alles eigenlijk.

Ik vind het niet erg dat dit openbaar wordt, dan zien andere mensen dat het iedereen kan gebeuren.


 [51]
 

(Op het Caterplein op zoek naar jongeren)

Burgermensen die in een huis wonen hebben liever geen woonwagen in hun zicht'

Ik ben geen jongere meer, u heeft de verkeerde categorie gekozen, ik ben al getrouwd. Ik ben al moeder van een zoontje van zeven jaar. Hoe ik toekomst van mijn kind zie?. Ik denk dat hij dat gaat doen wat hij leuk vindt, waarschijnlijk gaat het iets in de auto’s worden. Ik denk wel dat het later voor hem heel zwaar wordt qua verdienen en werk, qua alles. Het is niet zo makkelijk meer om wat te beginnen en zo. Ik maak mij daar best wel zorgen over.

Wij wonen in een woonwagen. Of ik iets merk van discriminatie?. Nou een beetje wel. Wij als kinderen krijgen niet heel makkelijk een plaatsje of stukje grond om te wonen. Burger mensen die in een huis wonen hebben liever geen woonwagen in hun zicht. Dus wordt het alleen maar moeilijker voor ons. Ik woon nu bij mijn ouders op het kamp omdat er gewoon niks is waar wij heen kunnen. Ook als kind merkten we wel wat van discriminatie, weinig kinderen mochten bij ons spelen. Mijn zoontje heeft dat probleem niet. Die zit op de Rietendak school, en die school gaat samen met de rijdende school van de kermis, dus daar is het helemaal geen probleem. Het gaat hartstikke leuk onder elkaar en mijn zoontje doet het hartstikke goed op de basisschool.


 [50]
 

(Ik sprak met de geïnterviewde over de decentralisatie en bezuinigingen in de zorg)

‘En wat ik altijd zeg, ondanks je beperking moet je onbeperkt leven. Kwetsbaar zijn we zeker niet, ik wordt altijd een beetje moe als ik in alle debatten alsmaar kwetsbaar wordt genoemd want zo kwetsbaar zijn we niet’

Doordat ik mijn Persoons Gebonden Budget bijna volledig kan behouden kan ik gelukkig blijven participeren in de samenleving en kan ik gewoon net zo leven als ieder ander. Ik heb nu alles wat nodig is voor mijn zorg door de Wet Langdurige Zorg, de oude AWBZ zeg maar. Ik hoef dus niet voor het ene deel aan te kloppen bij de gemeente en voor het andere deel bij ze zorgverzekering. Nog daargelaten dat ik bij de zorgverzekering minder PGB zou krijgen. Het is, zeker voor mensen die zoals ik, hoog in de piramide van de zorg zitten erg handig als alles in één pakket zit.

Ik heb veel begeleiding nodig omdat er altijd iemand met mij mee moet voor mijn beademing. Mijn vriendinnen noemen mij dan ook wel eens schertsend de koningin, omdat ik altijd een lakei achter mij aan heb. Ik weet van mij zelf dat ik goed gebekt ben en in de telefoon klim als er problemen zijn. Ik heb al vele malen met de Sociale Verzekering Bank gebeld. Maar ik maak mij best wel zorgen om mensen die wat minder gebekt zijn, en die dan op een gegeven moment door de bomen het bos niet meer zien. Het zou gewoon heel prettig zijn als er nu gewoon bij de decentralisatie in de zorg rust komt en dat je niet de hele dag bezig bent met het zorgkantoor.

Ik heb een prima leven, ik geniet veel, ik heb al weer een nieuw seizoenskaart voor de schouwburg en ik wil na de vakantie weer de politiek gaan oppakken en veel gezellige dingen met mijn vrienden doen. Misschien dat ik volgend jaar toch weer naar Barcelona kan, ik zou daar twee jaar geleden naar toe maar toen kwam ineens de operatie waar ik echt wel twee jaar van aan het herstellen was. En wat ik altijd zeg, ondanks je beperking moet je onbeperkt leven. Kwetsbaar zijn we zeker niet, ik wordt altijd een beetje moe als ik in alle debatten alsmaar kwetsbaar wordt genoemd, want zo kwetsbaar zijn we niet. We leren ontzettend goed om voor ons zelf op te komen. Maar natuurlijk kan de één dat inderdaad beter dan de ander, maar met een beetje goeie hulp kom je er wel uit. Ik kruip niet in de slachtoffer rol, dat past niet bij mijn karakter.

Ik zou niet weten waar ik een slachtoffer van ben, ik zeg altijd, ik ben Sandra en ik heb toevallig een handicapje er bij.


 [49]
 

‘En als iedereen vanuit zich zelf nou gaat nadenken wat hij of zij zou kunnen doen, dan denk ik dat de wereld er al een stukje anders uit kan gaan zien'

Ik heb “zorgen om de zorg”, is het betaalbaar blijft het betaalbaar, die puzzel houdt mij bezig. Gezien de tekorten denk ik dat we elkaar nog meer moeten gaan opzoeken en dat het dan de kunst wordt dat je met elkaar op zoek gaat naar mogelijkheden om te verbinden. Ik heb steeds de vraag aan mij zelf, wat ik hierin als persoon kan beteken, welk steentje kan ik hierin bijdragen. Die bijdrage kan zijn vanuit mijn professie, maar ook gewoon richting iemand die hulp nodig heeft.

Eigenlijk merk ik, dat ik altijd wel op zoek ben naar persoonlijk contact met mensen. Het zijn soms maar kleine activiteiten waarbij je hulp kunt bieden. Neem bijvoorbeeld de rolstoel driedaagse. Ik heb mij aangemeld als rolstoel duwer en werd gekoppeld aan een negentigjarige man. Ik kreeg een ferme handdruk van hem. Zo eentje waar mijn eigen hand zowat in verzoop. Het was prachtig, een heel persoonlijk contact met deze oudere invalide man. De man vertelde vol trots over zijn kinderen, kleinkinderen en wat die zo al momenteel deden aan werkzaamheden of studie. Ook was er vanuit hem belangstelling voor wie ik was, wat ik deed, of ik kinderen had en wat zij weer deden. Zo hebben wij gezamenlijk behoorlijk wat privé zaken uitgewisseld en gedeeld. De man had zichtbaar schik, stelde zich open, vriendelijk en tevreden op.

Kijk van zo’n ontmoeting geniet ik, en voel ik mij voldaan. Ik heb leuke dagen gehad en diegene die ik heb geduwd hopelijk ook. Dan denk ik, wie ben ik om dat niet te doen. En als iedereen vanuit zich zelf nou gaat nadenken wat hij of zij zou kunnen doen, dan denk ik dat de wereld er al een stukje anders uit kan gaan zien. Met andere woorden: de participatiesamenleving is zich in vol ornaat aan het vormen!


 [48]
 

‘Als mensen bij de voedselbank zitten dan zijn het schrijnende gevallen. Er is kennelijk maatschappelijk iets aan de hand waardoor ze het niet anders kunnen’

Samen met een ander heb ik het initiatief genomen om hier in Apeldoorn het Help-Portret te organiseren. Het Help-Portret is een internationaal gebeuren wat zes jaar geleden in Amerika is ontstaan. Doel was om mensen die geen portret konden betalen, dus arme mensen die aan de onderkant van de samenleving leven, een professionele foto te geven. Hier in Apeldoorn hebben we dit project drie jaar geleden opgericht. De doelgroep van de mensen die bij het help project komen zijn de mensen die inderdaad geen geld hebben. Ze komen onder andere via de voedselbank, het Leger des Heils en andere maatschappelijke organisaties.

Eerst waren we nog geen stichting. Het tweede jaar waren we al een stichting, dat was noodzakelijk om een aantal dingen te kunnen waarborgen. Het enige doel van de stichting is om één keer per jaar het Help-Portret te organiseren.

De mensen die naar ons toe komen zijn dus echt de maatschappelijk kansarmen. Mensen die gepokt en gemazeld zijn om te overleven. We horen soms schrijnende verhalen, zoals van die man die vertelde dat hij terminaal was, hij wilde een mooie foto voor op zijn grafkist. We zijn nu aan het verschuiven wat betreft de doelgroep, om nu voor de derde keer de zelfde mensen op de foto te zetten is ook weer wat. We denken bijvoorbeeld aan jonge moeders met kinderen. In ieder geval willen we dus de mensen die graag een foto willen maar het niet zelf kunnen betalen.

Het Help-Portret is eigenlijk een sociaal project om mensen toch één dag in het jaar iets te geven waardoor de mensen zich mooi voelen. Ze voelen zich zelf vaak niet mooi terwijl ze het wel zijn. Zo’n dag zorgen we ervoor dat ze lekker worden opgemaakt, er is een visagist en een stylist. Ik zeg altijd, mensen zijn mooi maar als ze zichzelf dan weer terug zien dan is het ook een versterking in de zin van, wat ben ik een mooi mens, ik mag er ook zijn.

Maatschappelijk gezien denk ik ook dat je moet opkomen voor de mensen die aan de onderkant van de samenleving zitten. De mensen die het rijk hebben die kunnen keurig voor zich zelf zorgen. Juist de kwetsbaren, die vermorzeld worden door het systeem, en daar zijn er genoeg van, ook in Apeldoorn, daar moeten we voor zorgen. Dat vind ik zelf wel belangrijk om daarin een aandeel in te hebben.

We doen dit met een groot aantal vrijwilligers zo’n honderd stuks. Ieder Help-Portret onderdeel in de verschillende steden doet het verschillend. In Zwolle doen ze het totaal anders, ze zetten daar de deur open en iedereen die een foto wil laten maken is welkom. Wij willen pertinent die mensen hebben die gewoon geen geld hebben. Als mensen bij de voedselbank zitten dan zijn het schrijnende gevallen. Er is kennelijk maatschappelijk iets aan de hand waardoor ze ook het niet anders kunnen.


 [47]
 

(Een mantra van mij is, dat je maar twee keer de verkeerde afslag hoeft te nemen en je slaapt in het slaaphuis, deze geïnterviewde is zo’n voorbeeld)

‘Wat ik wel wil zeggen, het sociale vangnet in dit land werkt. GGNet kijkt naar je, die denken ook er is vijfentwintig jaar niets met hem aan de hand geweest en nu is hij ineens een wanbetaler’

Ik zit nou een aantal maanden in het slaaphuis Omnizorg. Ik heb rekeningen niet betaald, ben een wanbetaler en zit nu in de schuldsanering. Voor mijn uitkering moet ik minimaal vier dagen in de week in het slaaphuis zijn. Ik heb 50 euro per week te besteden, per dag is dat 7 euro.

Hoe dat zo gekomen is?. In totaal heb ik vijfentwintig jaar gewerkt, bij mijn laatste werkgever zes jaar, ik was vrachtwagen chauffeur. Ik zat bij een heel modern en heel goed bedrijf wat heel strak werd bestuurd. Dat betekent dat de planners heel veel te vertellen hebben. Alles moet sneller en sneller en je wordt heel goed in de gaten gehouden. Het werd steeds strenger en harder, eerst ging de telefoon er vanaf en dan krijg je dus alle informatie via zo’n beeldschermpje. Op een gegeven moment kom je bij een andere planner, die ziet niet eens jouw naam, je bent een nummer, en geeft je bevelen.

Nou op een dag barste de bom, op een dag zei ik gewoon, ik doe het niet meer. Ik heb toen ontslag genomen van mijn werk. Daarna heb ik een jaar van mijn spaargeld geleefd. ik at één keer per dag. Je vereenzaamt en het wordt alleen maar erger. Je zit alleen maar in een steeds kleiner cirkeltje en je doet helemaal niks. En langzamerhand ga je naar beneden hè. Telefoon niet opnemen, deur niet opendoen. En op een dag krijg je een brief, die en die dag wordt je huis ontruimd. En daarna vloog ik de deur uit.

De woningbouwvereniging is langs geweest, zelfs drie keer de wijkagent. Er is dus een sociaal vangnet wat werkt, absoluut. Wat ik wel wil zeggen, het sociale vangnet in dit land werkt. GGNet kijkt naar je, die denken ook zo iets van dat er vijfentwintig jaar niets met hem aan de hand geweest en nu is hij ineens een wanbetaler, ze helpen je echt. Nu probeer ik alles weer op de rit te krijgen. Neem maar geen foto van mijn gezicht, ik wil later hier niet mee geconfronteerd worden.



 [45]
 

(Projectleider renovatie deel van Zwitsal ten bate van derde filiaal Foenix kringloop en re-integratie)

‘Het moet eigenlijk zo zijn dat als je hier binnenkomt dat je dan het gevoel krijgt dat je de oude Zwitsal binnen loopt en dat het bedrijf alleen maar een andere functie heeft gekregen’

Dit is een heel bijzonder project. Foenix doet dit project zelf samen met een aantal vrijwilligers. Op dit moment zijn het tien mensen. Mensen met allemaal andere achtergronden. Je hebt mensen die met justitie te maken hebben, of mensen die in een verslavingskliniek hebben gezeten, eigenlijk van alles wat. De meeste mensen werken hier drie dagen, maar sommigen werken zelfs zes dagen in de week. De motivatie ligt heel hoog, dat verbaast mij elke dag.

Soms zakt mijn motivatie wat in, maar door hun krijg je wel de energie om door te gaan. Heel veel mensen die hier werken, wisten niet wat ze allemaal konden. En als je nu rondkijkt wat ze gedaan hebben, dan vind ik dat wel heel bijzonder. Nog mooier is dat ze zichzelf ook positief verrast hebben. We hebben een aantal mensen die als taakstraffer zijn begonnen en die het zo’n mooi project vinden, dat ze hebben gevraagd of ze als vrijwilliger mogen blijven. Natuurlijk mag dat. En het leuke is dat die mensen ook weer mensen kennen die ook willen helpen. Dan ga ik een intake met ze doen en dan beginnen ze.

Je weet van tevoren nooit wat je in huis haalt natuurlijk, dus het is altijd even afwachten. Maar wat bijzonder wat hier allemaal gebeurd. Niet alleen het gebouw is mooi om aan te werken, maar ook het proces met de mensen samen. Ik zal het niet gauw vergeten. Elke dag ontdek je weer wat nieuws, hier en daar moeten we wel op inspelen. Dan wordt bijvoorbeeld de vloer opgepoetst en krijg je weer een hele nieuwe vloer te zien.

Hoe het eindplaatje wordt, weten we dus niet helemaal. We laten het pand in zijn waarde. Het moet eigenlijk zo zijn, dat als je hier binnenkomt dat je dan het gevoel krijgt dat je de oude Zwitsal binnen loopt en dat het bedrijf alleen maar een andere functie heeft gekregen. We proberen echt alles uit te lichten en het karakter te houden van vroeger. Het is industrieel erfgoed, en dat maakt het project zo bijzonder. Ik ben zelf ook heel benieuwd naar de opening.


 [44 *]  A
  (Geïnterviewde heeft een beleidsmatige politieke functie. Mijn vraag was in hoeverre geloof invloed heeft op het politieke handelen.)

‘Ik vind ook dat bij mijn portefeuille hoort dat ik ook nee moet kunnen zeggen, maar ik moet het wel kunnen uitleggen. Als ik dat niet meer kan uitleggen moet ik er mee stoppen’

Het is niet helemaal toevallig dat ik de sociale portefeuille doe. Ik kom uit een domineesgezin en ben met het geloof opgegroeid. Mijn ouders lieten ons er heel vrij in en het was beslist niet van “Gij zult geloven”, zo werk het trouwens ook niet. Maar ik merkte wel aan mijn ouders dat hun geloof reëel en heel echt was. En niet alleen met de fijne dingen maar ook als er shit was. En dat voelde je als kind aan.

Ik kom uit een gezin met acht kinderen en het bijzondere is dat iedereen gelooft, wel trouwens ieder op verschillende manieren. Wij vinden allemaal dat de belangrijkste opdracht voor mensen hier op aarde is om er ook te zijn voor je medemens. Dat is voor ons inherent, gerelateerd aan je geloof. Waarmee ik beslist niet zeg dat mensen die niet geloven er niet zijn voor hun naasten. Ik zie zoveel mooie voorbeelden van mensen die niet geloven maar toch ontzettend veel doen voor de medemens.

Bij ons is wel altijd met de paplepel ingegoten dat je het geloof handen en voeten moet geven. Het is niet alleen maar de binnenkamer en bezinning, je moet door je handelen het ook laten zien aan mensen. Daar heb je van die cliché-termen voor, als “Je moet een leesbare brief van Jezus zijn” en “Je moet de handen en voeten zijn van Jezus”.
En ik wil ook laten zien dat geloof niet betekent dat je een kerkje vormt en ruzie gaat maken met elkaar. Maar juist dat je naar buiten gaat en laat zien aan de samenleving hoe fijn het is om de rust te vinden in je geloof en hoe fijn het is om er te zijn voor de andere mensen.

Er is een hele mooi uitdrukking van Jezus die zegt dat je “het zoutend zout moet zijn” en “een lichtend licht”. Als het goed is dan ben je “het zoutend zout” en daarmee bedoelt hij dat je een smaakmaker moet zijn in de samenleving, je moet het verschil maken. Op die manier wil ik laten zien dat geloof niet alleen maar iets theoretisch is voor jezelf en anderen, maar dat het ook werkelijkheid is en dat je er handen en voeten aan kunt geven.

Als bestuurder wil ik een paar dingen waarmaken. Ik wil laten zien aan mensen dat, ook als je gelovig bent, dat je dan niet wereldvreemd bent en ook laten zien dat je met beide benen in de samenleving staat. Ik ben ooit begonnen bij de Tweede Kamer als fractieassistent van wat toen de RPF was, later is de RPF opgegaan in de CU. Toen ik begon vroeg men wat ik wilde in de fractie. Ik zei dat ik alles wel wilde doen, behalve sociale zaken. Die uitspraak was misschien wel een soort tegenreactie op mijn jeugd, waarin ik zag dat mijn ouders altijd voor iedereen klaar stonden. Ik denk dat het een soort onbewuste tegenreactie was, van “het is wel een keer mooi geweest”. Ik heb mijn hele leven al gevoegd naar anderen, daar heb ik nu even geen zin meer in. En je kan drie keer raden dat ik wel sociale zaken kreeg. Dat is hetzelfde als wanneer je vroeger bij de keuring voor de militaire dienst zei dat je niet bij de marine wilde: uiteindelijk ging je dan naar de marine.
Ik kreeg dus sociale zaken, en daar heb ik vanaf dag één geen spijt van gehad. Het is een fantastisch mooie portefeuille waarin ik een hele mooie invulling kan geven aan mijn christen-zijn.

In de Tweede Kamer ben je best wel bezig op een abstract nivo qua wetgeving en zo, maar ook toen probeerde ik het wel zo concreet mogelijk te maken.
Nu als bestuurder in een gemeente heeft die portefeuille veel meer smoel, want je hebt het letterlijk over de stad. En dat vind ik het mooie van lokale politiek. Ik voel mij een bevoorrecht mens, ik zit letterlijk aan de knoppen, ik kan beslissen of men links of rechts afslaat. En bij die besluitvorming weet ik dat ik het heb over mensen die bij wijze van spreken in mijn straat wonen. Als verantwoordelijke wil ik die mensen ook onder ogen komen. Ik vind ook dat bij mijn portefeuille hoort dat ik ook nee moet kunnen zeggen, maar ik moet het wel kunnen uitleggen. Als ik het niet meer kan uitleggen moet ik er mee stoppen. We zitten nu in een fase van bezuinigen, maar ik ga de hele stad door en loop voor niemand weg. Ik probeer er vorm aan te geven naar eer en geweten.

 [43]
 

(Ontmoet bij een fototentoonstelling over gastarbeiders in Apeldoorn, geïnterviewde, secretaris van de Moskee, maakte een foto van een portret van zijn vader)

‘Onder Turkse vrienden voel je je toch een beetje meer thuis, het is toch een beetje soort bij soort’

Ik maak een foto van mijn vader, die kwam in 1968 in Nederland, hij was toen zeventien jaar. Hij werkte eerst hier in een wasserij en daarna bij de Nettenfabriek. Ik zelf ben hier geboren, dus ik ben de tweede generatie. Ik heb hier ook gestudeerd, HBO leraren opleiding, en ben nu leraar hier bij het ROC. Met studeren had ik wel bepaalde problemen, ik ging natuurlijk wel met Nederlanders om, maar niet in les situaties. Taal was een beetje een barrière, sommige woorden kende je niet maar dat heb ik later allemaal bijgeleerd. Dat lesgeven ging natuurlijk ook op een heel andere manier. Uiteindelijk is het goed gelukt, na het afstuderen zijn we zelfs samen met mijn studievrienden op vakantie gegaan.

Of er verschil is tussen Turkse mensen en Nederlanders?
Onder Turkse vrienden voel je je toch een beetje meer thuis, het is toch een beetje soort bij soort. Bij Nederlanders is het toch wat zakelijker. Ik werk al vijftien jaar in het onderwijs nu, en toch blijft het vrij lastig om vrienden te worden met een collega. Je komt niet binnen zeg maar. We praten heel veel, gisteren heb ik bijvoorbeeld heel veel uitgelegd over mijn vader bijvoorbeeld. Maar als puntje bij paaltje komt, is die klik er niet.

Ik woon sinds 2007 in mijn straat en toen ik kwam zei ik tegen mijn buren zo gauw het huis klaar is, bent u uitgenodigd voor een kop koffie. Na drie weken was ik klaar en zei “kijk maar wanneer het u schikt, kom maar langs, kom een kop koffie drinken, kom kennis maken”. Ze moeten nog steeds komen. Als we buiten staan dan zeggen we elkaar hallo en zo, praten met elkaar. We zijn geen scheve buren met elkaar. We helpen elkaar ook als het moet, maar binnen komen is blijkbaar lastig.


 [42]
 

‘Vanaf 1989 tot 2007 ben ik daar voorzitter van de ondernemingsraad geweest’

Ik ben nu gepensioneerd en daar ben ik blij mee. Ik heb eerst bij een bedrijf in Apeldoorn gewerkt wat twee keer ging reorganiseren, ik was niet bij die reorganisatie betrokken maar dacht toch bij mijzelf “Ik moet daar weg”.Toen ben ik bij een bedrijf in Zutphen gekomen wat producten maakt voor de verwarmingsindustrie. Daar heb ik drieëntwintig jaar gewerkt.

 Vanaf 1989 tot 2007 ben ik daar voorzitter van de ondernemingsraad geweest. Ik heb nog meegemaakt dat wij in het concern een Centrale Onderneming Raad opgericht hebben, in die COR ben ik ook een behoorlijke tijd vicevoorzitter geweest. Ik ben ook nog lid van de Europese ondernemingsraad geweest. Maar op een gegeven moment is die ondernemingsraad weggegaan omdat het concern waar wij inzaten overgenomen werd door een ander groot internationaal georiënteerd Oostenrijks bedrijf. Dus ben ik ook een aantal keren in Oostenrijk geweest om met collega ondernemingsraadsleden te vergaderen.

Zoals ik al zei, ik ben nu gepensioneerd en daar ben ik blij mee. Ik heb vier kleinkinderen en ik doe nog wat vrijwilligerswerk voor de “Zonnehoek”, fotograferen met kinderen met een beperking.



 [40]
 

(Ten tijde van dit interview is er discussie over de locatie van een asielzoekerscentrum. Geïnterviewde is politiek actief)

‘Opvallend is ook dat veel mails zo goed als anoniem zijn. Dat vind ik wel tekenend’

Ik vind het zorgelijk dat er bewegingen en actiegroepen zijn die de komst van een asielzoekerscentrum tegenwerken. Maar het erge vind ik dat mensen lijken te vergeten dat asielzoekers uit een gebied komen waar oorlog aan de orde is. Die vluchtelingen zijn niet voor niets weggaan. Ik vind trouwens dat de gemeente zorgvuldig haar best doet om de juiste locaties te vinden en ik vind het onze morele plicht dat wij die mensen hartelijk welkom heten. Ik ben dan ook heel blij dat burgers het initiatief hebben genomen om een Facebook pagina “Welkom in Apeldoorn” op te zetten.

Het lot van asielzoekers trek ik mij erg aan. Ook al omdat mijn vader negen jaar geleden illegaal twee uitgeprocedeerde asielzoekers in huis heeft gehad. De mensen zijn doof, ik ben intensief betrokken geweest bij hun asielprocedure. In eerste instantie was het noodopvang maar die opvang werd meer dan een jaar. Dat echtpaar woont inmiddels heel gelukkig in Apeldoorn en beiden werken nu bij de Felua. Ze zijn genaturaliseerd en goed terecht gekomen.

Wij, als politieke partij, krijgen heel veel mails van actie groepen die tegen zijn. In die mails staat wel dat men vindt dat asielzoekers welkom zijn, maar niet in hun voor of achter tuin. Er zijn verschillende locaties in beeld en iedereen heeft zijn of haar argumenten om het niet in hun eigen buurt te hebben. Mensen zijn ondermeer bang dat de waarde van hun huis vermindert, maar ik denk ook dat het een stukje angst is voor het onbekende. Opvallend is ook dat veel mails zo goed als anoniem zijn. Dat vind ik wel tekenend. Er zijn er maar een paar die dat niet anoniem doen.

Waar ik woon was in de buurt een asielzoekerscentrum, ik kwam er zelf wel en heb daar ook met omwonenden gesproken. Dat asielzoekerscentrum heeft nauwelijks voor overlast gezorgd. Ook aan de Loolaan kwam ik vaak. Trouwens, andere nationaliteiten hebben ook een meerwaarde voor je eigen leven.


 [39]
 

(Geïnterviewde werkt bij een organisatie die maatschappelijke activiteiten coördineert.)

‘Ik vind het gaaf om mensen datgene te laten doen waar ze goed in zijn. Je moet mensen in hun eigen kracht zetten, of ze hun eigen kracht laten zien. Je ziet dan dat men opbloeit’

Ik wil het hebben over impact en hoe je impact kunt hebben op de maatschappij en van betekenis kunt zijn voor andere mensen. Ik denk dat ieder mens is gemaakt met een aantal positieve dingen in zich, eigenschappen waarmee hij iets kan betekenen voor andere mensen. Het is de kunst om die positieve eigenschappen te laten zien. En ik ben van mening dat als je dat positieve laat zien, en als je dat aanbiedt aan andere mensen, dat je daar ook persoonlijke bevrediging van krijgt. Ik geloof dat als iedereen dat doet, dat je dan een heel andere maatschappij krijgt, een maatschappij waar mensen minder op zich zelf gericht zijn.

Als je van betekenis bent voor een ander, slaat dat ook op je zelf terug, je groeit daarvan. Ik vind het gaaf om mensen datgene te laten doen waar ze goed in zijn. Je moet mensen in hun eigen kracht zetten, of ze hun eigen kracht laten zien. Ik houd ervan mensen iets te laten doen waardoor ze hun eigen mogelijkheden ontdekken.

Ik ben ook heel bewust gaan werken voor een organisatie die zich inzet voor anderen, dat is een van de charmes van deze organisatie. Je kunt bij deze organisatie zo veel betekenis hebben voor andere mensen, je bent het smeermiddel. Regelmatig hoor ik van mensen die bij ons wat gedaan hebben dat het zo’n kleine moeite was. Vaak kloppen ze nog vaker bij ons aan of gaan ze de activiteit op eigen houtje doen. Als ik zo iets zie, dat mensen hun positieve eigenschappen in zetten voor anderen, dan verandert de maatschappij een beetje.


 [38]
 

‘Ik heb dus bijvoorbeeld een prinsesse dag voor een kind geregeld, ik werk veel met kanker patientjes, en zo’n kind komt met de prinsesse jurk voor de volgende chemokuur in het ziekenhuis. En als het behandelend team dan zegt, kijk daar komt een prinses, dan is zo’n kind zo blij’

“Make a Wish” is een organisatie die er voor zorgt dat kinderen, vaak met een levensbedreigende ziekte, hun wens vervuld krijgen. Het zijn kinderen van drie tot achttien jaar die we een dag aanbieden waar de allerliefste wens van het kind uitkomt. Het verwezenlijken van een droom kan voor hun toekomst een wereld van verschil betekenen. De fantasie van het kind bepaalt de inhoud van de wens, waardoor elke wens ook echt uniek wordt.

Op een bepaald moment ben ik als vrijwilliger bij “Make a Wish” gekomen. Eerst heb ik van alles en nog wat gedaan, met acties meegeholpen bijvoorbeeld. Toen ontdekte ik dat ik wens vervuller heel erg leuk vond om te doen. Het leuke en het mooie is dat wij weten dat het vervullen van die allerliefste wens heel veel impact heeft, en dat het dus heel veel voor het kind en het gezin betekent.

Het kind is de hoofdpersoon en daarom heen het hele gezin. Het gezin heeft namelijk ook een heftige tijd meegemaakt en die kunnen het dus ook heel erg goed gebruiken. Soms hebben de kinderen grote wensen, soms kleinere wensen. Maar het is belangrijk om die dag alleen maar kind te mogen zijn en even niet meer over de ziekte te hoeven denken. Er is door de Erasmus universiteit ook een onderzoek naar het effect van zo’n wensdag gedaan. Het blijkt dat jaren daarna zo’n dag nog impact heeft.

Het is zoiets bijzonders als je dat hebt kunnen doen. Ik heb dus bijvoorbeeld een prinsesse dag voor een kind geregeld, helaas werk ik veel met kanker patientjes, en zo’n kind komt met de prinsesse jurk voor de volgende chemokuur in het ziekenhuis. En als het behandelend team dan zegt, kijk daar komt een prinses, dan is zo’n kind zo blij. Dus het is niet alleen die dag zelf.

Dit vrijwilligerswerk doe ik dus nu al een aantal jaren, ik heb ongeveer acht wensen per jaar. Daar moet je je helemaal op voorbereiden natuurlijk, daar gaan we heel professioneel mee om. Ik heb een collega wenshaler die haalt samen met een andere collega de wens op. Zij vragen van alles en nog wat en of het kind een allerliefste wens heeft. Al die informatie krijg ik dan en ga daarmee aan de slag. Als een meisje van vijf, zes jaar bijvoorbeeld de kleur paars heel leuk vindt en graag een dag prinses wil zijn, dan wordt het een paarse prinsesse jurk.

Elke wensdag is uniek, we hebben geen draaiboek van we gaan dit of dat doen, elke wens is uniek. Tot op de details worden die wensen uitgevoerd. Als een kind bijvoorbeeld heel rijk wil zijn, dan behandelen we zo’n kind de hele dag alsof die heel rijk. We halen hem bijvoorbeeld op in een hele dure auto’s en geven hem allerlei luxe alsof die een VIP is. We krijgen echt zo veel verschillende wensen, van meegaan met een vuilniswagen, tot het ontmoeten van een bekende Nederlander. Ik heb zelf een kind gehad die graag een jager wou zijn. Hij is toen op een jachtterrein in Limburg geweest, daar hebben ze het kind alles geleerd over het jagen. Echt, het kind heeft genoten, het gezin er omheen heeft genoten. Daar doe ik het voor, zo’n kwetsbaar kind de dag van haar of zijn leven geven.


 [37]
 

‘Ik blijf het mooi vinden om mensen dingen te vertellen die ze eerder niet wisten. Ik hoop dat ik toch een soort luikje open krijg en dat mensen er dan meer er over gaan lezen of dingen bekijken’

Ik wil het hebben over de rol van kunst en cultuur en dan in de meest breedste zin van het woord. Omdat ik vanuit mijn eigen ervaring weet hoe kunst en cultuur jouw leven kan verrijken. Dat klinkt altijd heel groots en meeslepend maar ik bedoel het heel direct. En als ik nou kijk naar wat ik doe en hoe mijn leven er uit ziet, dan was het voor mij al heel vroeg duidelijk dat ik iets met kunst en cultuur wilde doen en dan vooral ook in de overdrachtelijke zin. Missionaris of zendeling heeft misschien een negatieve klank maar niet als je de boodschapper of verteller bent.

Over dat overdragen van kennis,
één van mijn eerste en mooiste ervaringen na mijn studie kunstgeschiedenis is als vrijwilliger bij de gemeente Almelo. Als vrijwilliger, want ik realiseerde mij heel goed dat niemand een kunsthistoricus van vierentwintig jaar in dienst zou nemen. En het duurde toch nog twee jaar voor Groningen zich zou melden om mijn studiebeurs terug betaald te krijgen. Dus ik heb mij aangeboden bij de gemeente Almelo en heb gezegd dat ik graag projecten wil maken voor kinderen, projecten met kunst en vooral beeldende kunst, want daar wist ik op dat moment het meeste van. Ik ben dus op stap gegaan met mijn tweedehands Renaultje 4, en een deel van de BKR collectie van de gemeente. Scholen dachten dat ik voor de bovenbouw kwam, maar ik ging naar de kleuters. Ik weet nog dat die hele kleine stoeltjes mij opvielen. En ik weet nu nog wat een ongelofelijk gelukkig moment dat ook voor mij was. Ik ging met die kleuters in gesprek over die schilderijen, ze kwamen steeds dichterbij, we zaten met zijn allen op de grond. En ik voelde mij zo gelukkig met die kinderen op de grond. Die kleuters vonden het heel erg leuk en gingen met hun vingertjes in de lucht van juf, juf.

Ik blijf het mooi vinden om mensen dingen te vertellen die ze eerder niet wisten. Ik hoop dat ik toch een soort luikje open krijg en dat mensen er dan meer er over gaan lezen of dingen gaan bekijken. Het is een mooi moment voor mij als men zegt van “je hebt mij op iets gewezen, je hebt mij iets laten zien, iets laten horen, wat ik eerder nog niet kende”.

En eigenlijk als ik kijk van wat ik de rest van mijn arbeidzaam leven ben gaan doen en blijven doen, dan ben ik altijd in die kunst en cultuur sector gebleven omdat ik graag met verbeelding werk. Ik denk dat het onderwijs heel goed is als het gaat om cognitie maar minder goed is om die andere hersenhelft te helpen ontwikkelen. Niet alleen kennis overbrengen maar ook het beleven van verhalen, van emotie is belangrijk. Er is niets zo mooi voor mij dan kunst en cultuur. Of het nou een mooi gedicht is of een mooi verhaal, een mooie film of een foto, iets waardoor je ontroerd wordt.

Ik ben voor deze richting blijven kiezen om mensen te bereiken, mensen waarvoor het misschien niet gewoon is om met kunstenaars in contact te komen. Om ze daarmee in contact te brengen, soms met de persoon achter het werk, maar in ieder geval met het werk zelf. Ik hoop dat die mensen daarmee een wereld in gaan die ze voor de tijd niet kenden en waar ze prachtige nieuw dingen beleven. Als dat gebeurd dan is dat voor mij het ultieme geluk.


 [36]
 

‘De euforie is er niet, je kijkt om je denkt van “heb ik nog wat achter gelaten voor de streep”. En dat is eigenlijk iets wat je eigenlijk altijd in het leven hebt. Je denkt dat het doel het belangrijkste is, maar het is de weg er naar toe, dat is het belangrijkste, daar gaat het om’

Waar ik het over wil hebben is hoe je denkt over het leven en het bereiken van succes.
Vijftien jaar geleden heb ik voor het eerst meegedaan met de Roparun. De Roparun is een hardloop wedstrijd van Rotterdam naar Parijs. Tegenwoordig kennen we hem ook, hij loopt zelfs nu door Apeldoorn. Ik heb dat gedaan in een traject van ongeveer 520 km. Over die afstand doe je gemiddeld 35 tot 48 uur. Je moet echt doorlopen, het is dus niet zo dat je halverwege kunt stoppen als team, als team moet je blijven doorgaan.

Ik was net begonnen met hardlopen, dan ga je dus zwaar trainen. En bij die zware training kom je van alles tegen, allemaal vermoeienissen, allemaal pijntjes. Maar je gaat door want je wilt dat doel bereiken. En, je wilt natuurlijk ook die euforie mee maken als je straks de eindstreep in het park van “Le Bourget” in Parijs bereikt. Het was dus fors trainen, een goed half jaar. Tegelijkertijd ook zorgen voor inkomsten, het doel van de Roparun is uiteindelijk sponsoring voor een goed doel.

En je gaat op pad, en je krijgt alle ontberingen. In die tijd werd er op Hemelvaartsdag gestart. Je denkt dan dat het op Hemelvaartsdag mooi weer is. Nou, het was de koudste Roparun die ooit geweest is. Ook nog wind tegen en wij hardlopend in de nacht vanuit Rotterdam door de regen. S’nachts konden we door die door de wind geen warm eten krijgen want het vuur onder de pan kom ging steeds uit, dus half warm eten. Maar we liepen door. Want we dachten, er komt ooit een moment dat je denkt, hiervoor heb ik het gedaan.

We waren s’nachts om drie uur in de straten van Parijs, dat is anderhalve dag later, het was kil, het was somber en het was nat. Het enige teken van leven in die natte kille straten was een vuilniswagen. Voor de rest was er niets. Op een gegeven moment zie je de lichten van het grote terrein van de finish, en je denkt nu gaat het gebeuren. Nu komt dat moment van die euforie, nu komt dat moment dat je dus denkt van ”ik heb dat gedaan dat ik wilde doen en ik heb het bereikt”.
We gaan het terrein op en nog steeds is dat gevoel aanwezig, “dit is het moment, nu gaat het gebeuren en daar is de streep “. En je krijgt een kus van een dame, die geeft je een roos, en je krijgt een fles champagne per team en je denkt van "waar blijft het wat je dacht dat het euforie zou zijn". De euforie is er niet, je kijkt om je denkt van “heb ik nog wat achter gelaten voor de streep”.

En dat is eigenlijk iets wat je eigenlijk altijd in het leven hebt. Je denkt dat het doel het belangrijkste is, maar het is de weg er naar toe, dat is het belangrijkste, daar gaat het om.


 [35]
  ‘Je kunt je natuurlijk afvragen waarom heb ik dan die tatoeages’

Bij mensen met tatoeages heeft men een bepaald beeld. Maar als mensen je dan beter leren kennen ziet men dat dit beeld niet klopt. Als ik mijn mouwen niet heb opgestroopt dan zie ik er heel burgerlijk en netjes uit en ben ik de perfecte schoonzoon. Maar als mijn mouwen zijn opgestroopt dan lijk ik ineens een stuk stoerder, terwijl ik heel lief ben en een klein hartje heb. Dat vind ik altijd weer bijzonder dat mensen gaan reageren op hoe je eruit ziet. Dat is ook weer logisch, want je hebt normen, waarden en kaders meegekregen. Dus als jij leert dat iemand met tatoeages bij een bepaalde bevolkingsgroep hoort dan zul je dat ook weer eerder weerkaatsen op iemand die wat netter is en die geen tatoeages heeft. Je kunt je natuurlijk afvragen waarom heb ik dan die tatoeages. Dat is omdat ik het mooi en leuk vindt, ik vind ook dat het bij mij past. Ik ben misschien zacht van binnen maar hard naar buiten.

Over tatoeages, er zijn uiteraard verschillende, als ze artistiek en kunstzinnig zijn vind ik het mooi, maar het meer grove en symbolische kan ook. Over mijn tatoeages: ze hebben allemaal een betekenis. Op mijn onderarm staan twee `c´. Die staan voor mijn dansgroep. Dan heb ik op mijn linkerarm een boom staan en het bovenste deel van de boom is het logo van mijn oude basisschool. Dat staat voor alles wat je in je leven meemaakt daar, groei je van, dat is iets waar ik altijd naar leef. Iedereen mag fouten maken daar leer je uit eindelijk het meeste van. En alles wat fout gaat dat lossen we wel weer op, dat is geen probleem. Op mijn rechterarm daar heb ik een feniks en een vuurspuwende leeuw, dat is dus eigenlijk mijn vuur arm.

Mijn tatoeages zijn de vier elementen, de boom is aarde, mijn rechterarm is de vuur arm ik heb nog een hele grote vogel, een uil, op mijn borstkas staan en dat is lucht. Water moet nog een keer, waarschijnlijk op mijn rug maar daarvoor moet ik eerst nog even sparen en overleggen met mijn vriendin. 

 [34]
 

‘Voor mijn gevoel ben je er als mens niet zomaar, het leven is een zoektocht naar de zin van je eigen bestaan’

Schrijven en dichten daar hou ik van, passie is een te groot woord, dat woord wordt vaak te pas en te onpas gebruikt. Dat schrijven komt eigenlijk voort uit mijn belangstelling voor mensen en de ontmoeting met mensen. Ik interview ook mensen. Vaak mensen die aan de zijlijn staan, daar hebben we een raakvlak denk ik. Wat ik in mijn artikelen probeer over te brengen is dat er maar heel weinig voor nodig is om van een gelukkig mens - die denkt alles goed voor elkaar te hebben – in de goot te belanden. Er hoeven maar twee of drie dingen in het leven mis te gaan en jij bent ook zo ver.

Ik hoop dat als men mijn interviews leest dat men nederig wordt en niet te snel met vooroordelen klaarstaat. Vooroordelen in de zin van “eigen schuld dikke bult”. Eigen schuld is het vaak niet, en zelfs als dit wel zo is, dan mag je diegene nog niet veroordelen.

Bij interviews is vertrouwen belangrijk, mensen vertellen toch zo maar hun hele levensverhaal terwijl ze je helemaal niet kennen. Ik zelf denk ook dat ik heel snel bij iemand het vertrouwen kan wekken. Omdat ik echt geïnteresseerd ben in die ander. Dat voelen mensen denk ik ook. Je hebt mijn gedicht over de “Unieke mens” gelezen, zo zie ik het ook, dat ieder mens uniek is. Voor mijn gevoel ben je er als mens niet zomaar, het leven is een zoektocht naar de zin van je eigen bestaan. Voor mij is dan ook de ontmoeting met de ander heel belangrijk. En als ik die ontmoeting dan ook nog vervolgens mag vastleggen, en het verhaal verder mag brengen naar andere mensen toe, dan denk ik, om een ander groot woord te gebruiken, dat dat mijn roeping is. En dat daar mijn talent ligt en dat ik dat talent moet inzetten.
Ik schrijf ook gedichten die geef ik sinds kort in eigen beheer uit.

Toen ik vervroegd met pensioen ging heb ik op Facebook gevraagd om onderwerpen voor mijn gedichten. Ik heb aangeboden, wat het onderwerp ook is, er een gedicht van drie maal drie regels van te maken. Voor mij was dan de uitdaging om de essentie en het gevoel of de emotie op papier te zetten. En het is mij gelukt.

In een kleine oplage heb ik ook mijn eigen gedichtenbundel laten maken. Dat was een cadeau aan mij zelf toen ik vijfenzestig jaar werd.
Mijn motto is dat ik geloof in de olievlek werking. Als je één oliedruppel in een glas water laat vallen dan moet je eens zien wat er gebeurd, en dat is slechts één druppel. Ik zoek dus altijd naar iets positiefs en probeer het uit te dragen. Dat is mijn druppel olie in een vijver. Ik heb ook een gedicht voor jou gemaakt Strange:

HET VISSERSSTOELTJE
 
Ga er maar eens voor zitten
Lucht je hart
Gooi het er uit
 
Je frustratie of je droom
Je ambitie of je wanhoop
Je lief of je leed
 
Het vissersstoeltje als uitlaatklep of inspiratie
Goed dat het er staat
Neem er gerust plaats op


[33] 
 

(Beroepskracht ontmoet bij daklozenopvang)

‘Ik geloof wel in dat jezelf wegcijferen voor je naasten en de mensen om je heen. Iedereen kan natuurlijk voor zich zelf leven, en in zekere zin doe ik dat ook wel op een bepaalde manier, maar ik hoop dat ik niet daarvoor herinnerd wordt’

Ik heb geen Messias complex of zo maar ik vind het wel mooi als mensen een steentje bijdragen aan de maatschappij. En voor mij zelf is dat dan mensen helpen, mensen een stapje verder helpen in het leven, en je zelf daardoor ook een beetje een stapje verder helpen.

ik heb ook niet alles bereikt wat ik moet of zou willen bereiken. Ik heb niet alles volmaakt gedaan in mijn leven, maar ik vind het gewoon mooi om mensen te zien bloeien, mensen tot hun recht te zien komen. Neem bijvoorbeeld die man die nu helpt bij het uitdelen van eten. Hij heeft nu een woning, hij helpt hier en je ziet hem gewoon groeien, daar doe het voor. Dat succes zien maakt veel goed van de frustratie van een tijd geleden, dat je denkt hè, we zijn nu al bijna 4 jaar met hem bezig en er is nog niks bereikt. En als je dan toch blijft doorgaan, en dan dat succes ziet, dat hij helemaal opbloeit, dat te zien, dat is gaaf.

Ik geloof wel in dat jezelf wegcijferen voor je naasten en de mensen om je heen. Iedereen kan natuurlijk voor zich zelf leven en in zekere zin doe ik dat ook wel op een bepaalde manier, maar ik hoop dat ik niet daarvoor herinnerd wordt. Helaas lukt mij dat niet altijd voor iedereen. Je heb altijd toch een soort van voorkeur voor een bepaald type mens of een bepaald type problematiek. Of er is iets wat je extra aangrijpt, of iets waar je passie voor hebt.

Ik zou mijzelf bijvoorbeeld ook heel erg kunnen voorstellen als sportcoach of zo, om mensen verder te helpen in het leven, en dan genieten van het feit dat een jonge sporter iets heeft bereikt dat ik zelf niet heb kunnen bereiken. Of mensen begeleiden in loopbaan carrière, gewoon mensen verder helpen in het leven. Dat mensen helpen verklaart mogelijk ook waarom ik psychologie heb gestudeerd. Bij mijn afstuderen als psycholoog heb ik bewust gekozen voor de klinische psychologie, dus de psychologie die zich richt om mensen in problemen te helpen.

Maar de keuze voor psychologie was vooral een passie voor mensen het was die studie, of die van biologie. Ik heb een passie voor natuur. De schepping van bomen, plantjes en beestjes vind ik ook allemaal heel prachtig. Maar mensen vind ik toch het kroonstuk van God zijn schepping. De mens als sociaal wezen als interactief wezen. Het eerste wat de bijbel ook zegt is dat de mens als schepping van God is en dat de mens naar Gods beeld is gemaakt, dat zegt God niet over de dieren en de bomen.


 [32]
 

(Geïnterviewde ontmoet, met mijn visserstoeltje, bij een vijver)

‘Toen mijn vader dat een aantal keren zag had die zoiets van "ik denk dat het met jou niks wordt met dat vissen"’

Jouw vissersstoeltje doet mij sterk denken aan mijn vader. Mijn vader is al een aantal jaren geleden overleden maar hij was een vervent visser. Toen ik klein was woonden we in de buurt van vijvers en mijn vader had de hoop dat hij die rust die je krijgt van vissen aan mijn zus en mij kon overdragen. Dus wij, mijn zus en ik, gingen vroeger ook vissen. En ik merkte al eigenlijk heel snel dat ik het leukste vond dat die dobber onder ging. Dus wat deed ik dan, ik ging met de punt van de vishengel over het snoer zodat die dobber naar beneden ging. Toen mijn vader dat een aantal keren zag had hij zoiets van “ik denk dat het met jou niks wordt met dat vissen”. Mijn vader heeft eigenlijk zijn hele leven op de Waddenzee en andere verschillende plekken gevist en ik moet zeggen, dat ik daar hele goede herinneringen aan heb.


 [31]
 

‘Dat geld van de Roparun wordt niet besteed aan onderzoek, het is niet een spaarpot voor de directeur, het is directe daadwerkelijke hulp aan kankerpatiënten’

ik vind het belangrijk om iets te doen voor een ander en om te beseffen dat niet alles wat je doet met geld te maken heeft. Dat je andere mensen gewoon blij en gelukkig kan maken en zich goed laten voelen zonder dat daar iets financieels of tastbaars tegenover staat. Dat iets doen is bijvoorbeeld de Roparun. Die Roparun vind ik echt zo’n fantastisch goed doel omdat er geld wordt ingezameld en je direct ziet waar dat aan wordt besteed. Dat geld wordt niet besteed aan onderzoek, het is niet een spaarpot voor de directeur, het is directe daadwerkelijke hulp aan kankerpatiënten. Of het geld nou gaat naar de stichting haarwensen of naar een hospitaal wat ingericht wordt. Het is gewoon concreet, daarom vind ik het zo super om daar aan mee te doen en het in Apeldoorn mede te organiseren.

Maar ik ben ook actief bij de internetkrant Apeldoorn-Direct. Die krant is zo’n mooi medium waar een hele hoop mensen, bloggers en lezers, veel plezier aan beleven. Daar hoeft voor mij niet iets tegenover te staan, dat is gewoon iets wat je vanuit je drive doet.


 [30]
 

 (Gesprek met een kunstenaar, bekend van zijn non-figuratieve linoleum en houtsneden)

‘Je hoopt dat iemand bij mijn werk ziet, dat wat men ziet, dat het maar heel weinig is uit een langdurig proces’

Ik begin zo’n vel helemaal vol te schrijven met alles wat ik in mijn hoofd heb, dat kan vanuit een gesprek met jou zijn, dat kan zijn wat ik op de radio hoor of op televisie zie, of wat er in de krant staat. En dan heb ik eigenlijk op mijn vel een chaos gecreëerd. Dan neem ik witte verf, en begin ik weg te dekken, zo van, dat is niet belangrijk en dat ook niet. Dan werk ik door totdat ik denk dat ik de essentie heb van mijn boodschap.

Ik werk dus vanuit een soort chaos toe naar ordening. Natuurlijk heb ik wel een grafisch resultaat in mijn achterhoofd. Ik bouw op, dat is een heel langdurig proces. Ik vergelijk dit proces altijd met brieven schrijven. Als je een brief schrijft dan kom je op het beroemde verhaal van die man die zegt sorry, ik schrijf je een lange brief want ik heb geen tijd voor een korte. En in de kunst zul je in mijn optiek altijd korte brieven moeten schrijven, je moet de tijd nemen. Dat is net als poëzie waarbij je met steeds minder woorden toch probeert maximale zeggingskracht te bereiken. En mijn werken zijn eigenlijk kleine gedichten, met maar heel weinig tekens.

Je probeert te communiceren met de kijker, in mijn grafiek is dit sociale aspect heel belangrijk. Het zou aanmatigend zijn om te veronderstellen dat ik een betekenis voor iedereen heb, dat gaat wel weer te ver. Maar je hoopt natuurlijk wel dat iemand nieuwsgierig wordt en zich afvraagt wat het betekent, hoe zit dat nou in elkaar. Ik hoop in ieder geval dat iedereen van een stuk integriteit uitgaat en dat men niet het gevoel krijgt dat men wordt bedonderd. Je hoopt dat iemand bij mijn werk ziet, dat wat men ziet, dat het maar heel weinig is uit een langdurig proces. Het woord contemplatie daar hou ik wel van, die contemplatie zijn we trouwens een beetje kwijt.

In mijn werk is het sociale aspect heel belangrijk. Dat je iets kunt vermenigvuldigen en daardoor kunt delen. Terwijl we nu in een samenleving leven waar het individuele “ik heb iets wat jij niet hebt” de hoofdmoot is. Dat delen is voor mij heel belangrijk. Nou moet ik zeggen dat ik wel het geluk heb gehad dat ik mij op deze manier kan uitdrukken. Als ik mij niet in grafiek had kunnen uitdrukken had ik naar iets anders moeten zoeken.

Het is eigenlijk een heel raar vak van mij. Het mooiste moment is als je zo op negentig procent bent en ziet dat het gaat lukken. Want ieder keer ben je weer de wanhoop nabij. Ik mag dan in veel musea hangen, maar als het niet lukt dan denk je toch dat je door de mand valt.

Mijn werk moet spanning geven. Je hebt toch een beetje die spanning in de ruimte, hoe verhoudt zich dat, wat doe ik met die ruimte. Bij mijn studenten op de academie geef ik wel eens het voorbeeld van een lege ruimte waar je een tafel en stoel in zet. Als de ruimte vol is, maakt het niet uit waar je de tafel en stoel neerzet. En als je die ruimte nou eens helemaal leegruimt en ik geef je één tafel en één stoel dan moet dat meubilair die ruimte betekenis geven door die tafel en die stoel zo neer te zetten dat je die hele ruimte gaat ervaren, je hebt dan wat betreft tafel, stoel en ruimte een totaal ander verhaal. Je zou kunnen zeggen dat ik ook probeer in die ruimte net die plek probeer te vinden, dat die ruimte en het moment een betekenis heeft gekregen.


 [29]
 

‘Je merkt dan dat er heel veel betrokkenheid is binnen mijn dorp. Je krijgt dus eigenlijk een soort van interne mantelzorg’

Ik woon nou al een jaar of zeven in een klein dorp van Apeldoorn. Dat is ontzettend leuk, het is een dorp waar heel veel mensen van mijn leeftijd wonen. Dus gepensioneerden en vroeg gepensioneerden. Je merkt dan dat er heel veel betrokkenheid is binnen zo’n dorp om elkaar te helpen. Je krijgt dus eigenlijk een soort van interne mantelzorg. Dat kan heel concreet gaan over iemand naar het station brengen als diegene op vakantie gaat. Maar ook elkaar anderszins helpen. Ik begeleid en help af en toe iemand die wat hulp nodig heeft bij zijn dagelijkse taken. Dat is zoiets dat je binnen zo’n dorp doet. Het is een heel gezellig dorp, men is heel erg op elkaar betrokken. Ik verzorg daar ook het kwartaal krantje. Dus eens in het kwartaal komt er een blad uit, daar schrijf ik in en daar plaats ik mijn foto’s in. En daar ben ik zogezegd de hoofdredacteur van. En zo’n blaadje is ook ontzettend leuk als middel om elkaar te informeren en de belangen die je met elkaar hebt ook naar buiten toe te verdedigen of te behartigen.

Het is dus een stukje vrijwilligerswerk en betrokkenheid bij andere bewoners in het dorp wat je als gepensioneerde met voldoende tijd toch lekker kunt doen.


 [28]
 

(Ontmoet bij een renovatie project)

Ik zeg wel eens dat ik heel lui van aard ben, en dat is eigenlijk omdat ik een hekel heb aan overbodig werk. Dus ik probeer alles zo efficiënt en effectief mogelijk te doen’

Wat voor mij belangrijk is, dat ik iets zinvols kan doen in deze maatschappij, waar ik mijn talenten kwijt kan, mijn articiteit. Hier is het pionierswerk en daar houd ik van, niet elke dag het zelfde maar elke keer wat anders. Problemen tegenkomen en die dan weer oplossen, het zo goed mogelijk proberen te doen. Ik zeg wel eens dat ik heel lui van aard ben, en dat is eigenlijk omdat ik een hekel heb aan overbodig werk. Dus ik probeer alles zo efficiënt en effectief mogelijk te doen. Soms loop je dan wel eens tegen problemen aan bijvoorbeeld bij mensen die het altijd anders doen, dat moet dan maar.

Mensen die heel lang het zelfde doen, die krijgen van die oogkleppen op die steeds dichter gaan. En juist mensen die van buiten komen die hebben vaak nog een frisse kijk. Dus als mensen van buiten naar mij toekomen dan probeer ik ook altijd open te staan voor suggesties. Door te luisteren en te leren kom je verder, anders liepen we noch in berenvelletjes rond.
En voor de rest, ik zei het al, probeer ik een zinvolle bijdrage te leveren, ik doe bijvoorbeeld vrijwilligerswerk.

Ik werk in Gigant, ze noemen het DJ, maar zelf noem ik het plaatjes draaier. Als er een band optreedt en de deur gaat open en de band begint nog niet te spelen, dan vul ik de tijd op met muziek, muziek die past bij de band en het publiek. In de pauze doe ik dat ook en ook na afloop van het concert. Verder ben ik nog maatje van een terminale patiënt met de ziekte van Huntington, daar ga ik elke zaterdag even langs om even te kletsen.

Verder ben ik ook nog met muziek bezig. Ik kreeg mijn eerste gitaar op mijn veertiende verjaardag, ben nou negenenvijftig. Er is wel een periode geweest van een jaar of tien dat ik dat ding nauwelijks heb aangeraakt. Maar nou ben ik alweer bijna een jaar bezig om in een band te spelen. Volgende maand doen we een optreden in Hoenderloo voor zo’n tweehonderd man. En eind augustus staan we geboekt in het Blues café. Ik heb daar wel eens eerder opgetreden met gelegenheidsbandjes. Pas heb ik er nog op zondagmiddag gespeeld, er stonden mensen te dansen in de zaal dus ik heb ook genoten. Pas nog een try-out in SamSam, er kwamen toch een tachtig man kijken. Dat is gewoonweg leuk.


 [27]
 

(Ontmoeting op een postzegelbeurs)

'Zelf verzamel ik Israel en Indonesië dat zijn mijn hoofdverzamelingen, die landen heb ik bijna compleet'

Postzegels zijn niet alleen plaatjes, maar je leert er ook een heleboel van. Je komt landen tegen waarvan je het bestaan niet wist. Afrikaanse landen bijvoorbeeld waar je nooit van gehoord hebt, misschien een keer in het Journaal of zo. En verder niet. Het is toch wel leuk om zo’n land dan ineens tegen te komen in je album. Zelf verzamel ik Israel en Indonesië dat zijn mijn hoofdverzamelingen, die landen heb ik bijna compleet. Ik heb nu dus bijna alle postzegels van die landen. Van Israel helemaal vanaf 1948 en nu krijg ik verder gewoon elk jaar de aanvullingen. Dus nu moet ik weer een ander land erbij gaan zoeken.

Met welk land ik verder ga weet ik nog niet, ik ben nog aan het nadenken. Duitsland is zo groot, ik heb er al veel van, maar ik moet ze nog allemaal van dat land uitsorteren en dat is natuurlijk een hoop werk. Ik zou trouwens wel heel oud moeten worden voordat ik dat land als verzameling compleet krijg, dat krijg ik nooit voor elkaar. Oost-Duitsland lukt wel, dat is vanaf 1945 tot 1990 een afgesloten geheel, dat land heb ik trouwens al bijna compleet. Nederlands-Indië heb ik ook een hele tijd verzameld, maar ja, dan ontbreken er toch een paar hele dure zegels. Het zijn zegels van 50 tot 100 euro en dat vind ik veel geld.

Ik heb nog een andere hobby, dat zijn aquariumvissen en wel zoetwatervissen. Ik heb thuis twee grote aquaria dat is ook een andere hobby van me. Dat is ook mooi, ik geniet er echt van. Als ik s’morgens opsta dan is het eerste wat ik doe kijken hoe het met ze gaat. En die vissen weten het als het ware, die komen direct naar het glas.


 [26]
 

Af en toe als ik jonge mensen hoor die kanker hebben en dood gaan dan denk ik, je mag mijn leven zo hebben. Jouw leven voor mijn leven. Maar ja, zo werkt het niet hè’

Toen ik 21 jaar was ben ik voor mijn manie een jaar opgenomen geweest in “De Welle”. Mijn manie is begonnen op mijn 18e, ik hoefde toen nog niet opgenomen te worden. Op mijn 21e kreeg ik weer een manie, na overleg met een psychiater ben ik een jaar opgenomen geweest in “De Welle", het huidige GGNet. Mijn familie wist toen niet wat ze met mij aan moesten. Daarna ben ik trouwens nog meerde keren opgenomen. De Welle is geen gekkenhuis zoals je wel eens ziet op TV. Ik heb daar wel een goede tijd gehad, maar het heeft niet geholpen want ze hadden niet door wat er aan de hand was. Misschien was ik er ook zelf nog niet aan toe om te erkennen wat er met mij aan de hand was.

Als ik heel erg manisch was dan kwam ik in de isoleer, een prikkelarme omgeving, dat was vreselijk. Gelukkig mocht ik mijn breipennen meenemen, anders werd ik gek als ik niks mocht doen. Ik mocht breien want ze wisten dat ik geen suïcidale neigingen had. Ik weet ook hoe het is om platgespoten te worden, dat platspuiten is vreselijk. Maar goed, achteraf snap je dat je heel erg gek doet en ik snap nu ook dat mijn omgeving niet wist wat ze met me aan moesten.
Sinds ik medicijnen gebruik ben ik niet meer manisch. Eerst Lithium, maar daar werd ik zo vlak van dat ik daar abrupt mee ben gestopt. Ik voelde met dat medicijn niks meer. Toen heb ik jaren niets geslikt en toen ging het weer mis, ik werd weer manisch. Toen heb ik een ander medicijn gekregen dan dat Lithium. Sindsdien heb ik eigenlijk alleen maar vaak depressies, en die zijn niet leuk.

Ja, ik denk dan wel eens aan de dood. Maar mijn moeder leeft nog dus is er niets aan mij wat denkt “ik spring voor de trein”. Ik zou het ook lullig vinden voor de machinist. Mijn moeder overleeft dat niet dus dat houdt mij maar op de been. En als het even misgaat in mijn kop dan ga ik altijd snel naar mijn moeder en dan wordt ik rustig. Als ik echt manisch wordt trouwens dan trekt mijn moeder het ook niet meer hoor.

Af en toe als ik jonge mensen hoor die kanker hebben en dood gaan dan denk ik, je mag mijn leven zo hebben. Jouw leven voor mijn leven. Maar ja, zo werkt het niet hè.
Aan mijn depressies zit geen tijdsspanne, het kan per dag wisselen. Ik merk in de ochtend al, als ik wakker wordt, of het een goede dag of een slechte dag wordt. Heel soms verwacht ik dat het een slechte dag wordt en dan gebeuren er leuke dingen, een leuk telefoontje bijvoorbeeld, en dan kan die dag omslaan in een goede dag. Soms weet ik niet waar die depressie vandaan komt, soms gebeuren er een aantal dingen zoals als er een kind het huis uit gaat, of mijn kater is overleden. Ook al schijnt de zon, dat maakt mij geen ruk uit, het is dus niet zo dat ik dan vrolijk wordt. Dan zijn er een aantal dingen gebeurt of het is opgestapeld, dat werkt dan niet mee, zeg maar.

Ik moet structuur hebben tijdens mijn depressie, dus de afwas doen, de was doen, anders blijf ik de hele dag op bed liggen. Ik heb gelukkig een geweldige man. Het is heel knap van mijn man dat die dit al 25 jaar draagt. Wat ik wel merk, als het niet goed met mij gaat, dat ik dan naar niemand toe durf. Je bent dan bang dat ze denken “daar heb je haar weer met haar depressies”, dus je probeert in je eentje er uit te komen. Terwijl als er iemand is die maar even naar je wil luisteren je weer even lucht krijgt. Eigenlijk wil ik de mensen er niet mee lastig vallen. Dat is heel tegenstrijdig, want ik heb juist bij zo'n depressie die mensen het hardste nodig.

Veel mensen schamen zich er voor om te vertellen dat ze een psychische ziekte hebben. Toen ik van mijn middelbare school een reünie had en vertelde dat ik mijn studie door een opname niet kon afmaken waren er mensen die je links lieten liggen. Men kon er blijkbaar niet mee omgaan. Ik merk wel vaker dat veel mensen daar niet goed op reageren. Het is ook niet gemakkelijk om over je zelf open te zijn, want er zijn genoeg mensen die je daarop afkeuren. Ik kan die mensen nu links laten liggen maar dat kon ik in het begin niet, ik zat daar erg mee. Die mensen zijn geen vrienden, en het grappige is dat sommigen van die mensen die mij toen genegeerd hebben, jaren later zelf in een inrichting terecht kwamen. Dus vroeg of laat komt iedereen aan de beurt.
Als je opgenomen bent is het niet altijd treurigheid hoor, we gingen ook weleens in de stad naar de kroeg. Als we dan met een taxi terug gingen naar de Welle waren er patiënten die zeiden dat ze van de verpleging waren. Die zogenaamde verpleegsters schaamden zich.


 [25]
 

 ‘Kijk als ik niet in het hier en nu ben omdat ik met mijn gedachten bij datgene ben wat ik al eerder heb beleefd dan pleeg ik overspel want dan ben ik namelijk bezig met dat wat zich in het verleden heeft afgespeeld in plaats van het hier en nu’

Is er iets wat een grote indruk op je heeft gemaakt?
Ik denk zo grofweg wat voor mij zelf van betekenis is geweest, en betekenis is geworden, terwijl ik dat in eerste instantie niet zo besefte, was het evangelie van Maria Magdalena. En de uitspraken van haar in dat evangelie. Vooral de uitspraken die Maria Magdalena deed naar aanleiding van een ruzie die zij had met Petrus.

Je moet het natuurlijk ook een beetje in die tijd terugplaatsen voor wat betreft Petrus zijn vrouwbeeld. Dat vrouwbeeld ging er natuurlijk een beetje van uit dat vrouwen minderwaardige personen waren ten opzichte van de mannen. Trouwens intussen was het wel zo dat Maria Magdalena voor zover we nu weten de geliefde was van Jezus. En dat was waarschijnlijk ook niet zonder reden.

Die twee kregen ruzie over de definitie van overspel. Zij legt uit aan Petrus wat volgens haar ook overspel is. Zij vertelde hem: Kijk als ik niet in het hier en nu ben omdat ik met mijn gedachten bij datgene ben wat ik al eerder heb beleefd dan pleeg ik overspel. Want dan ben ik namelijk bezig met dat wat zich in het verleden heeft afgespeeld in plaats van het hier en nu. Ik sluit mij dan af voor het hier en nu. Dus ik speel over wat ik eigenlijk al eerder heb beleefd. Even goed is het zo dat wanneer ik op een gegeven moment dingen uit het verleden weer ga projecteren op de toekomst dat bijna altijd tot gevolg dat het overspel oplevert.

En dat was dus iets heel anders dan Petrus verwachte, maar de impact van een dergelijk verhaal is groot. Omdat je daar in je persoonlijke leven een heleboel aan kunt hebben vooral als je kritisch naar je zelf kijkt. En jezelf beseft van hoe vaak je geneigd bent dit ook te doen, met alle emotionele gevolgen die daar aan vastzitten. En als je nu dat terugkoppelen met het verleden nu niet doet, dan gaat de werkelijkheid heel anders functioneren en kun je er heel anders mee omgaan.

Ik heb dat verhaal uit een boekje wat ik ooit eens van iemand kreeg. Dat evangelie schijnt niet helemaal compleet te meer te zijn, dus er ontbreken grote delen van dit zogenaamde evangelie van Maria Magdalena. Maar wat er dan wel bewaard is gebleven is volgens de overlevering opgeschreven en verzameld in een boekje.


 [24]
 

‘Het geeft mij echt voldoening dat ik in mijn passie, de fotografie, werk kan vinden. Dat is natuurlijk het mooiste wat je maar kan doen’

Ik ben nu heel erg druk met schoolfotografie, daar haal ik heel veel energie uit. Ik ben ook met een ander project bezig, ik werd er net op aangesproken: “ben je nog wel bezig met het project”. Het wordt mijn tweede serie van “subtiel naakt”. Dat duurt nog wel even hoor.

Wat mij echt bezig houdt is toch mijn fotografie, of ik het wel redt als zelfstandig ondernemer. Dat vind ik wel spannend, de komende twee jaar kan ik nog wel terugvallen op een inkomen, maar dan toch, ik moet wel geld binnen brengen, samen met mijn man natuurlijk, dat houdt mij wel bezig, of het wel gaat lukken.

Zoals het nu gaat ben ik optimistisch, het is natuurlijk wel zaak dat het volgend jaar ook goed gaat. Je sociale lasten moet je kunnen betalen, en de leuke dingen in het leven kunnen blijven doen, en daar is wel geld voor nodig. Het geeft mij echt voldoening dat ik in mijn passie, de fotografie, werk kan vinden. Dat is natuurlijk het mooiste wat je maar kan doen. Het gaat nu werkelijk goed en ik hoop dat het over een jaar ook nog goed gaat. Ik blijf positief en zet mijn schouders er onder, Ik ben niet gauw zo iemand die zich uit het veld laat staan. Natuurlijk zijn er momentjes dat het wel gebeurd maar dan wordt ik weer opgekrikt door mensen in mijn sociale leven, dat geeft mij wel een goed gevoel dat er zoveel mensen zijn die je opvangen.


 [23]
 

‘Bij mijn pastorale werk zijn er zo veel dingen die spelen. Dat voel ik in mijn hoofd, mijn hart en mijn nieren. En het dan even met de grond, de aarde werken, dan is het even iets anders’

Ik ben veel met mijn hoofd bezig en dan is mijn moestuin alles. Mijn moestuin is een klein stukje achter mijn huis. Als ik thuis kom is het spitten, mest er doorweken, groente inzaaien. Ik eet dus groenten en sla uit mijn eigen tuin. Straks in het voorjaar komen weer de bietjes en zo. De peulen en de tuinbonen staan nu in bloei, prachtig.

Ik heb dat tuinieren van mijn opa, die woonde in Blaricum, en dan ging ik op woensdagmiddag altijd met hem mee en hielp hem. Dat vond ik als kind zo mooi en daarom heb ik dit op een bepaalde manier altijd gedaan. Overal waar ik woonde had ik een eigen moestuin. Je eigen groente verbouwen, dat eten uit eigen tuin geeft zo’n voldoening. Bietjes uit je eigen tuin en sla dat is gewoonweg genieten. En je bent door dat bezig te zijn met de grond en natuur even helemaal van de wereld weg, even lekker onkruid wieden en gewoon met de aarde bezig. Je hebt dan zo’n contact met moeder aarde, dat is zo voedend. Ik heb er niet zo veel tijd voor, maar omdat het achter mijn huis is kan ik er zo even werken. Dat is zo heerlijk, dan kan ik mijn hoofd leegmaken.

Bij mijn pastorale werk zijn er zo veel dingen die spelen, zo veel contacten, zo veel gesprekken. De mensen die in armoede leven, die zorgen die ze daarover hebben. En dan denk je er aan hoe je die mensen kan helpen, wat voor mouw kun je daar aanpassen. Dat voel ik in mijn hoofd, mijn hart en mijn nieren. En het dan even met de grond, die aarde werken, dan is het even iets anders. Het is zo meditatief om in de tuin te werken, gewoon dom werk, dat onkruid wieden, dan kom ik lekker bij mij zelf. Je komt in contact met de schepping en ik verwonder er mij altijd weer over hoe alles groeit, dat is gewoon heerlijk en dat meditatie aspect vind ik ook belangrijk. Meditatief spitten, de stront onder de grond brengen, dat is toch fantastisch.


 [22]
 

(Wij ontmoeten elkaar bij de tentoonstelling “Abstract Wall Painting”. De geïnterviewde is zelf kunstenaar en heeft ook een abstracte muurschildering gemaakt.)

'Als ik zelf zo’n muurschildering heb gemaakt, dan is het ding meer dan ik ooit zelf had kunnen verzinnen. Het is groter geworden dan ik zelf ben, ik heb dan mijn doel bereikt. Dan is het ding zich zelf geworden, en word ik de toeschouwer van mijn eigen werk'

Bij deze abstracte werken is de interactie met de toeschouwer meer van “show, don’t tell", toon en verklaard het niet. In principe is het een indirecte beeldtaal, een niet-directe manier van praten. Wat je hier ziet is radicale kunst, met uitersten, er zitten enorme contrasten in. Aan de andere kant zijn de werken super bescheiden, het geeft geen gevoel van “ik heb een groot verhaal te vertellen”, “ik ga niet vertellen hoe de wereld beter moet zijn”, “ik ga niet doen of ik weet wat de waarheid is” of “ik ga even uitleggen of verbeelden wat mijn mening is”. In die zin zijn de objecten heel bescheiden. Het is abstract maar tegelijkertijd super bescheiden, ze pretenderen geen grote waarheden of grote verhalen. Maar de zeggingskracht van dit werk is ultiem radicaal, ongelofelijk uitgesproken. Dat radicale is de grote paradox van dit soort kunst. Dat je dus van de ene kant, domme, stomme schilderkunst maakt, stom in de zin dat het zwijgt. Het is “Silent”, “Mute”, maar tegelijkertijd “Abstract en “Hard”. Toch hebben de kunstwerken ultiem veel zeggingskracht en zijn ze buitengewoon uitgesproken meedogenloos. Om een vergelijking te maken: De werken op de muur zien er uit als verkeersborden met hun keiharde signalen. Als je deze werken ophangt naast welke willekeurige reclamemast dan ook, dan knallen ze alles er van af. Dat vind ik fantastisch, die contrasten en paradoxen. Zo hard is deze beeldtaal.

Hoe breng je jouw beeldtaal over aan de kijker? Geen idee, gewoon door het te maken, dan is het er gewoon. Als je probeert iets actief over te brengen, actief een emotie over te brengen, dat is gewoonweg pretentieus. Het is een intuïtieve kwestie, je doet die dingen en dat levert een bepaald resultaat op, een bepaald effect. En dat werkt of werkt niet. En door een bepaalde intuïtie die je kunt trainen, levert je werk bepaalde kwaliteiten op en daar ga je mee verder. Dat is je instrumentarium, dat is je gereedschap. Ik heb zelf een heel duidelijk kwaliteitsgevoel. Weet precies wat ik wel en niet mooi vindt. Of wat ik zelf wil of niet wil, dat is heel intuïtief maar ik weet wel precies wanneer het raak is. Maar de weg van A naar B, wat de kunstenaar maakt en wat de kijker ziet, kan heel vloeibaar verlopen.

Als ik zelf zo’n muurschildering heb gemaakt, dan is het ding meer dan ik ooit zelf had kunnen verzinnen. Het is groter geworden dan ik zelf ben, ik heb dan mijn doel bereikt. Dan is het ding zich zelf geworden, en wordt ik de toeschouwer van mijn eigen werk. Het is dus niet van "daar staat een Jasper". Ik ben dan zelf net zo verbaasd als andere toeschouwers. Ik denk dan niet van lieve hemel wat heb ik nu weer een prestatie geleverd, dat ding maakt zich zelf groter, het is bijna een eigen levend wezen geworden wat naast mij staat. Ik word niet zo pathetisch dat het één van mijn kinderen is, dat is helemaal niet waar. Over een maand schilder ik hem weer over, pats boem, dan is die gewoon weer weg. Daar wordt ik ook gelukkig van, dat je durft af te rekenen met zo’n ding. Het is er geweest, je hebt het kunnen zien, het was grandioos, het was tof, en nu gaan we het gewoon overschilderen en gaan we op naar een nieuwe, dat vind ik gewoonweg mooi. Ik maak wel eens de grap dat het nietszeggende kunst is, dat is het dubbele.


 [21]
 

‘Ik vind het heel belangrijk dat mensen een leuke leefomgeving hebben. En als je ergens werkt of woont in het gebouw waar je vaak bent, dat je je daar veilig voelt’

Ik wil later heel erg graag architect worden omdat ik heel erg van gebouwen houd. Ik vind het ook heel belangrijk dat mensen een leuke leefomgeving hebben. En als je ergens werkt of woont, of wat dan ook, in het gebouw waar je vaak bent, dat je je daar dan veilig voelt. Maar ook, dat als je om je heen kijkt er dan vrolijker van wordt. Dat vind ik heel erg leuk. En ik vind het ook leuk om iets voor mensen te betekenen. Dat als iemand langdurig ziek is, dat hij dan van een gebouw vrolijker wordt. Maar ook dat als je op een kruising staat, je dan niet kijkt naar een heel saai gebouw. Ik wil dan dat er een heel mooi gebouw staat. Dat vind ik wel bijzonder.

Op school gaat het heel goed. Ik zit in groep zes en ik heb een hele leuke klas, met hele leuke kinderen. Ik ben een tijdje geleden naar Haps gegaan. Dat is iets in Apeldoorn. Dan ga je met heel veel kinderen kamperen. Nou niet echt kamperen, je slaapt in heel oude hutten. Je doet dan alles zoals in de steentijd. Je mag ook geen telefoon of digitale dingen meenemen. Er is geen elektriciteit en er zijn geen dingen die er nog niet in de steentijd waren. Je gaat helemaal leven, voor drie dagen en twee nachten, als toen. Dat is heel leuk, dat is een hele leuke ervaring voor mij geweest.

Ik lees ook heel erg veel. Ik vind boeken heel erg leuk. Ik hou veel van omnibussen, want dan hoef je niet direct alle verschillende boeken te kopen. Je hebt ze dan allemaal bij elkaar. Als het een serie is dan wil ik ook echt alle boeken hebben, als de serie leuk is. Ik wil gewoon weten hoe het verder gaat.

Als ik TV kijk dan kijk ik graag naar ZAP en Nickelodeon. Dat vind ik heel leuk. Spangas en Klokhuis vind ik ook heel erg leuk. Ik heb ook een hele leuke hobby, loomen. Ik loom heel vaak. Dat zijn elastiekjes die je op een bepaalde manier, net als met haken, in elkaar zet. Dan kun je armbandjes maken, maar ook grote dingen die je eigenlijk niet verwacht. Maar als je eenmaal loomt dan zie je die elastiekjes ook niet meer als elastiekjes, dan is het een soort stof of zoiets. Het is heel leuk om te doen. Het is een hele grote rage geweest, maar die rage is al weer een beetje voorbij. Ik heb het een tijdje niet gedaan. Eerst wel en toen een tijdje niet. Maar nu ben ik weer helemaal aan het loomen. En dat vind ik heel leuk.


 [20]
 

 'Mijn droom is dat men mij in heel Nederland gaat herkennen en dat ik veel optredens en zo krijg, zeg maar'

Ik rap in Vaassen en Apeldoorn, ik heb vrienden hier met een studio. Ik heb meegedaan met een auditie daarin ben ik jammer genoeg niet in verder gekomen. Ik heb veel steun aan een aantal rappers waarmee ik contact heb en binnenkort ga ik een nieuwe track uitbrengen. Vorige week is er een inbraak geweest in onze eigen studio en al mijn tracks en muziek zijn nu weg. We kunnen die studio nu niet meer gebruiken, alles was gestolen. Nu ben ik bij een vriend die professioneel opneemt en daar heb ik mijn nieuwe nummer opgenomen, binnenkort komt daar een track en een clipje van. Het wordt uitgezonden op een speciaal YouTube kanaal, dat is een YouTube kanaal waar heel Nederland naar kijkt, jongeren zien het vooral. Ik hoop dat het een succes wordt. Mijn droom is dat men mij in heel Nederland gaat herkennen en dat ik veel optredens en zo krijg, zeg maar. Daar geloof ik ook echt in, want ik heb de afgelopen jaren al optredens gehad in Rotterdam en zo. Gewoon door blijven gaan dus.


 [19]
 

‘Als je mij twee jaar geleden had gevraagd, zo Harry mediteer jij, dan had ik gezegd “Heb je wel eens aan je voorhoofd gevoeld”, “Ben je wel goed wijs”?. Dat was mijn wereld helemaal niet. En nu is het mijn wereld wel, en dat is wel weer heel erg mooi’

Ik kom weer terug in de politiek. Bij mijn eerste burn-out twee jaar geleden ben ik tien maanden weggeweest, toen ik begin vorig jaar weer terug kwam in de gemeenteraad ben ik na een paar maanden weer onderuit gegaan. Zelfde burn-out klachten. Toen heb ik mij gerealiseerd dat ik heel rustig de boel weer moet opbouwen.

Na mijn tweede burn-out ben ik weer bij een psycholoog terecht gekomen en ben ik ook een antroposofisch traject ingegaan, dat bevalt mij goed. Ook heb ik op advies van de psycholoog een mindfulness cursus gedaan. Ik stond te ver van mij zelf af. Ik ben altijd voor anderen bezig en niet voor mijzelf. Je bent bezig om een betere wereld na te streven en vergeet dan je eigen “ik”.

Als je mij twee jaar geleden had gevraagd, zo Harry mediteer jij, dan had ik gezegd “Heb je wel eens aan je voorhoofd gevoeld”, “Ben je wel goed wijs”?, dat was mijn wereld helemaal niet. En nu is het mijn wereld wel, en dat is wel weer heel erg mooi. Ik vind het ook wel een hele mooie ontdekkingstocht om langzamerhand met mediteren en ademhalingsoefeningen je zelf te leren kennen. Ik moet ook een ander mens worden, niet die ernstige actieve man die overal opduikt, en tien, vijftien zaken tegelijkertijd in de lucht houdt. Die overal mee bezig is en het hele land doorgaat. Die Harry die bestaat niet meer, hoop ik.

Ik ben wel gewaarschuwd door de artsen en de psycholoog dat als ik zo door ga ik niet oud wordt, want je rent je zelf helemaal kapot. De artsen in het ziekenhuis hebben geconstateerd dat ik gewoon “leeg” was. Ik doe dit activisme trucje nu al veertig jaar hè, dus ik heb nogal wat over mij heen gekregen en op poten gezet. Ik ben in mijn werk in mijn periode bij de SP, bij Wakker Dier en bij de Partij voor de Dieren altijd op zoek geweest naar momenten om de aandacht van journalisten te trekken. Bij die journalisten hoef je niet alles inhoudelijk te weten, maar je moet wel het vertrouwen zoeken en vertrouwen opbouwen in anderen. Dat men weet dat wat je zegt dat je dat ook meent. Ik moet het nu op een andere manier doen. Het kan best zijn dat het me helemaal niet lukt. Als mijn agenda maar leeg blijft en dat ik nog eens een boek kan lezen, dat zal helpen.

Tijdens mijn burn-out ben ik gaan lezen, vooral de eerste weken, boeken van wel zeshonderd pagina’s vrat ik op. Ik wou alleen maar lezen, “weg, weg”, om in een andere wereld te zijn, een andere omgeving. Dat is allemaal gelukt, gelukkig hebben mijn vrouw en mijn kinderen goed geholpen. Ook van mijn omgeving en de politiek heb ik erg veel aandacht gehad, heel veel lieve aandacht van alle partijen.

Ik ben nu hier in de drukte bij deze receptie om mij te trainen om weer tussen de mensen te zijn. Dat train en bouw ik langzaam op. Morgenavond bijvoorbeeld gaan we voor de eerste keer weer eens naar de schouwburg. Gewoon om eens te kijken of ik daar weer tegen kan. Of ik weer mensen kan ontmoeten, ze weer te woord kan staan. Dus eigenlijk ben ik op dit moment nog steeds met een ontdekkingstocht van mij zelf bezig. Je hebt zelf de loop van je leven toch in de hand?. Ik heb natuurlijk ook verplichtingen tegenover mijn vrouw en kinderen. Dat zijn dan wel grote volwassen mensen, maar het zou leuk zijn om nog een hele poos met hun het leven te delen.


 [18]
  'Denk je dat een werkgever mij wil hebben? in december ga ik met pensioen'

Sinds november zit ik in de bijstand na een periode WW. Ik kom oorspronkelijk uit de ICT, maar ja, de economie en mijn leeftijd hè. In de bijstand moet je werken voor je uitkering, dus eerst verplicht bij de Felua werkervaring en werkritme opdoen: vier weken dozen vouwen en de helft van de tijd leren sollicitatie brieven te schrijven en een CV te maken. Na die vier weken krijg je een stageplek. Nu zit ik dus als stagiair bij Foenix Kringloop. Gelukkig hou ik van boeken en muziek dus zit ik op deze afdeling goed, prettige collega’s en een fijne sfeer, ik vermaak mij wel. Negen weken duurt mijn stage, daarna moet ik hier waarschijnlijk tot mijn pensioen blijven werken. Dit allemaal om mij aan een vaste baan te helpen. Denk je dat een werkgever mij wil hebben?. December ga ik met pensioen. Uitzicht op een vaste baan?, wat denk je zelf? Zo’n stageplek is bedoeld om je aan het werk te helpen, dat gaat natuurlijk met mijn 64 jaar never niet lukken, ach ja zegt mijn werkcoach hierover: je kunt in die tijd een netwerk voor een nieuwe baan opbouwen.

 [17]
 

'En als je dan ook nog de combinatie kunt maken om bezig zijn met te ondernemen en wat te doen voor je medemens, dan heb je het leuk voor elkaar'

Hoe ik de toekomst zie?
Ik voel heel veel spanningen in de maatschappij maar ben niet pessimistisch, je ziet heel veel positieve initiatieven in de maatschappij. Activiteiten van jonge mensen maar ook activiteiten van oudere mensen, mensen die los van regels weer nieuwe dingen aan het opzetten zijn. En het is ze niet eens te doen om veel geld te verdienen maar gewoon om bezig te zijn met de medemens. Omdat je het zelf leuk vindt maar ook dat je ziet dat andere mensen er plezier aan hebben. En men ziet dat het nauwelijks geld hoeft te kosten als je met z’n allen de schouders er onder zet.

Dat zie je met kunst maar ook met andere activiteiten. Men begint ondernemingen, vaak zijn het sociale ondernemingen, en men doet dat niet om een tweede auto te krijgen. Men is bezig om een bijdrage te leveren aan de maatschappij en men wil er tegelijkertijd van leven. Zo houdt je het ook langer vol. En als je dan ook nog de combinatie kunt maken om bezig zijn met het ondernemen en wat te doen voor je medemens, dan heb je het leuk voor elkaar. Je staat dan los van de overheid. Van de overheid kun je namelijk niets meer verlangen, die overheid heeft zelf geen geld meer of wil het ergens anders aan besteden. Maar die afhankelijkheid van de overheid moet je trouwens ook helemaal niet willen. Mensen die gewoon zelf een gezond bedrijf neerzetten en daarop voortborduren, dat vind ik prachtig.

Ik zie ook steeds meer mensen die maatschappelijk bezig zijn, denk aan initiatieven als het Stadspark langs het Kanaal. Als je ziet hoeveel mensen daar als vrijwilliger mee bezig zijn, dat is toch geweldig om te zien. Dat maakt mij nou optimistisch. Kijk ook eens naar de groentetuin tegenover het station, een initiatief wat is opgezet samen met scholen. De jeugd wordt er bij betrokken. En diezelfde jeugd laat je daardoor ook zien dat er meer is dan zo veel mogelijk geld verdienen. Ze zien dat er ook gewoon rijkdom is in de zin van vrije tijd en het met leuke dingen bezig zijn. Dat is een grotere rijkdom dan een dikke bankrekening. Als ik dus in de toekomst kijk, ben ik optimistisch.



 [15]
 

(Vrijwilliger inloophuis “De Herberg”)

'Ik kom uit het zaken leven en op een gegeven moment had ik zo iets als ik wil wel graag de ander kant van het leven zien, want het zakenleven is eigenlijk alleen maar omgaan met mensen met centen'

Ik kom uit het zaken leven en op een gegeven moment had ik zo iets als ik wil wel graag de andere kant van het leven zien, want het zakenleven is eigenlijk alleen maar omgaan met mensen met centen. Dus heb ik mij hier, bij de Herberg, aangemeld als vrijwilliger. En ik ben er na 13 jaar nog steeds, en ik vind het geweldig. Dat je met zo weinig, dus eigenlijk geen geld, zo veel kunt doen, gewoon met even aandacht geven, dat men het verhaal kwijt kan. De arm er omheen als dat nodig is. Even een kopje koffie inschenken en zeggen: “Jonge ga maar even zitten, ik schenk je een lekker kopje koffie in, ik kom zo even bij je praten”.

Het kost allemaal niks maar het doet die mensen zo goed. En ja, dat geeft zoveel voldoening. Ik heb in al die jaren geleerd dat je zonder geld heel veel voor een ander kunt betekenen. En als je dan hier bent, en ziet dat men met zo weinig zo veel kan doen, dan begrijp ik niet dat er niet meer mensen zijn die dit werk doen, dat snap ik niet.

Het zijn sterke mensen hier, mensen die ondanks het buiten slapen en op een bankje in het park zitten, nooit klagen, en toch snel tevreden zijn. En dat ze, als ze geld hebben, ook zeggen “och geef hem toch ook maar een kopje koffie, want hij heeft niks te makken”. Dat is zo verwonderlijk. Of ze zeggen “ik weet wel waar je vannacht ergens kunt slapen”, “Zit je zonder slaapzak? Ben je morgen hier ook, dan neem ik een slaapzak voor je mee”. En dan niet zoiets als die slaapzak kost zo en zo zoveel, nee, ze hebben zelf niets te makken maar geven de slaapzak gewoon weg. Daar kunnen wij heel veel van leren.

Wij hadden een eigen bedrijf, je klanten worden geen vrienden maar je krijgt wel een heel erg groot netwerk. Dat zijn allemaal mensen die het kunnen betalen, die slapen niet in het Oranjepark, en die hebben een heel ander beeld van de wereld. Je hoeft niet altijd heel veel vrienden te hebben in de kroeg omdat je een rondje geeft, hier tref je echte onderlinge vriendschap. Het eerste wat mijn omgeving soms zegt is “eigen schuld dikke bult” maar dan vertel ik er wel eens wat meer over, en dan gaan ze er anders naar kijken. Je moet wel een beetje sterk zijn, je moet het niet mee naar huis nemen.



 [13]
 

'Ik had een vrouw op les en die kon niet staan. En een paar weken later ging ze in de les niet op haar stoel zitten maar ze ging gewoon staan'

Mijn passie bij yoga is vooral mensen blij en ontspannen te zien, dan heb ik mijn doel bereikt. Ik merk ook dat yoga werkt, ik heb bijvoorbeeld een vrouw van 87 jaar die ik yoga les geef, zij zit in een rolstoel. Als ik binnenkom begint ze al te lachen en dan blijf ik een uur met haar bezig. Dan gaan we niet heel veel doen, zoals je normaal op een yogales ziet, maar ze beweegt en ze ontspant. En ze heeft plezier, daar ga ik voor. Dat zie ik ook in mijn gewone yogalessen. In groepslessen ben ik heel erg bezig met kleine subtiele bewegingen. Bijvoorbeeld als je de mond aanspant dat je dan ook je bekkenbodem aanspant. Dus als je een zwak bekken hebt waardoor je middenrif niet goed kan bewegen is het belangrijk om je mond aan te spannen, zodat je middenrif meer ontspannen wordt.

Ik had een vrouw op les en die kon niet staan, die zat altijd op een stoel tijdens de les. Bij haar heb ik de oefening met de bal gedaan, een hele simpele oefening, voeten licht maken, voeten zwaar maken. Dan activeer je de spierketens in je benen, dan maak je ook het bekken sterker. Als ook het bekken sterk is, kan het middenrif zakken en dan wordt je rustig in het hoofd en ook de rug wordt sterker. En die oefeningen is ze thuis gaan doen. Ik heb niet gezegd dat ze dat moest doen, ze is gewoon de oefeningen zelf gaan doen, zittend op haar stoel, bed of bank. En een paar weken later ging ze in de les niet op een stoel zitten maar ging ze gewoon staan. Ze kon weer staan zonder pijn. Ze stond al op een lijst voor een operatie. Trouwens als ik haar was geweest, had ik die operatie niet gedaan.

Met zo iemand heb ik succes, en daar ga ik voor, voor die kleine, die subtiele dingen. Dat je met hele kleine oefeningen je zelf zo sterk kunt maken. Ik heb ook mensen met hyperventilatie, met klachten als niet kunnen slapen. Ga maar eens knipperen met je ogen zeg ik dan, doe dat twintig keer vlak voordat je gaat slapen en je slaapt. In het begin hebben veel mensen in hun hoofd dat dit niet werkt, maar als je het een paar dagen vol houdt, dan werkt het. Eigenlijk ben je dan gewoon je REM slaap aan het imiteren. Het zijn vaak zulke simpele dingen. Met jongeren doe ik ook Yoga, bij de Heemgaard, met twintig - dertig kinderen in de gymzaal, ze voelen zich duidelijk meer ontspannen. Ze vragen mij vaak of ik ook vlak voor het examen kom.


 [12]
 

'Ik merk nu dat het steeds beter met mij gaat, dat ik meer lucht heb en meer kan doen'

Ik heb in 2003 een groot hartinfarct gekregen en toen hebben ze mij in Zwolle nog net door het oog van de naald kunnen trekken. Tweede kerstdag in 2003 kreeg ik er weer één, die hebben ze stabiel kunnen houden met medicijnen. 2004 lag ik in Zwolle om gedotterd te worden en toen kreeg ik een hartstilstand van meer dan 5 minuten, daar heb ik 50% hartfunctie aan overgehouden. De laatste jaren ging het fantastisch, maar afgelopen februari had ik weer zware druk op mijn borst en ben meteen opgenomen. Na controle bleek dat ik drie omleidingen moest hebben. Ik merk nu dat het steeds beter met mij gaat, dat ik meer lucht heb en meer kan doen. En zelfs weer meer interesse heb in fotografie en vaker op stap ga. Ik heb er dus weer zin in.

Wat ik fotografeer? De hoofdzaak voor mij is moderne architectuur en daar details van. En ik let heel erg op lijnen. Ik speel er mee, schaduwlijnen en de lijnen van het gebouw. Dat lukt mij redelijk, al zeg ik het zelf. Ik ben uitgenodigd samen met andere kunstenaars voor de grote jaarlijkse tentoonstelling in de expositie ruimte ACEC. Met het thema "Apeldoorn aan het woord" moet ik als fotograaf wat doen. Hoe breng je dat in beeld dat is natuurlijk de vraag. Ik heb nu vijf foto’s en die laat ik binnenkort zien aan de conservator. In december hang ik samen met een andere fotograaf in een kunstenaarscafé. En ook doe ik voor Apeldoorn Fotostad wat kleine dingen en een groot fotografisch project.

Binnenkort begin ik samen met twee andere fotografen een project om Apeldoorn gedurende 365 dagen in beeld te brengen. Er zijn verschillende thema’s voor Apeldoorn Fotostad. Met dit straat project stap ik buiten mijn comfortzone. I heb er zin in en ben benieuwd naar het resultaat, het lijkt mij fantastisch om te doen.


 [11]
 

(Winkeltje in een B-straat, meerdere zaterdagen gedupeerd omdat er marktkramen voor de zaak staan. Gedupeerde dagen breiden zich uit omdat Apeldoorn meer inzet op evenementen in de binnenstad en de markt daarvoor verplaatst wordt naar ondermeer de straat van deze winkel)

'Ik heb contact gehad met die man die het met die kramen regelt, een stugge man, hij zei “dat mogen we gewoon”. Ik denk dan: je houdt helemaal geen rekening met een ander' 

De gemeente behoort een ander koers te varen voor de kleine bedrijven en deze kleine bedrijven meer te ontzien, zodat ook wij kunnen profiteren van feesten en evenementen, want nu heeft alleen de horeca daar profijt aan. Maar de gemeente vergeet dat heel veel kleine ondernemingen door hun beleid worden gedupeerd. Daar is gewoon niet over nagedacht. Hierdoor verdwijnen alle kleine ondernemingen uit Apeldoorn. Die paar die er nog over zijn zou je moeten koesteren, anders hou je alleen maar die hele grote winkelketens over, en daar zit niemand op te wachten. Dit winkeltje bijvoorbeeld, daar komen mensen uit heel Nederland naar toe. Voor V&D komt niemand uit Deventer of Arnhem, die V&D hebben ze daar ook wel. Maar dit winkeltje trekt bezoekers uit de hele omtrek van Apeldoorn, zelfs ver van Apeldoorn zoals uit Maastricht, Amsterdam of Groningen. Je bent dus eigenlijk een publiekstrekker.

We zijn blij dat we de crises overleefd hebben tot nu toe. Maar als je dan een maand op ieder zaterdag dicht moet zoals de gemeente wil, en op zo’n dag slechts drie euro omzet haalt, dan ben je gauw failliet. We zijn op die zaterdagen natuurlijk niet echt dicht, maar voor de winkel staat wel een rij kramen, en mensen lopen echt niet achter die kramen naar mijn winkel. Ik heb contact gehad met die man die het met die kramen regelt, een stugge man, hij zei “dat mogen we gewoon”. Ik denk dan: je houdt helemaal geen rekening met een ander. Zo’n man is ongeschikt voor het vak wat die doet, hij denkt alleen maar aan de evenementen. Als je zo iets opzet midden in de stad dan hoor je met iedereen rekening te houden.
Op een gegeven moment hebben we aan de gemeente gevraagd, of we zelf geen kraam mogen. Ja dat mocht, maar dan heb je wel een vergunning voor ambulante handel nodig. We stonden al vaak op marktjes dus die papieren hadden we. En weet je wat de gemeente zie: “ja maar het kan zijn dat jouw kraam dan in een hele andere straat komt”, Wat schiet ik daarmee op?. Andere gemeenten, waar we collega’s hebben, werken wel mee. Wil je in zo'n gemeente zelf een kraam voor je winkel dan kun je die krijgen, die gemeenten werken wel mee. En dat is nou rekening houden met de kleine ondernemer.

Hoe ik deze winkel ben begonnen? Ik was een tijdje werkloos, dan moet je wat doen. Was meubelmaker en maakte kasten en decoratiewerk van hout. Het ging bergafwaarts met die decoratie dingen en ook als meubelmaker was er steeds minder werk. We hadden al en beetje sieraden en zo, daar hebben we toen op ingezet. We hebben nu de grootste collectie sieraden en hulpmiddelen voor sieraden van Nederland.


 [10] JR
  'Een tijd geleden waren we als kerk geïsoleerd, maar door het teruglopend ledental wordt je wel gedwongen samen te werken met gelijkgestemden'

(Tijdens een boekverkoop bij de Regentessekerk op Koningsdag)

We zijn het restant van een boekenbeurs aan het verkopen. De dames hebben er veel tijd aan besteed tijdens boekenbeurzen, maar er blijft altijd wat over. We kunnen het wel in een grote container stoppen maar dat is zonde van het werk. De opbrengst van de boeken wordt gebruikt voor het herstel van de stoelen in de kerk.

Of we ook geraakt worden door de ontkerkelijking? Ja hoor, dat merk je wel. Een tijd geleden waren we als kerk meer op ons zelf gericht. Maar door de terugloop van leden ga je toch op zoek naar gelijkgestemde partners om mee samen te werken. Anders blijf je als kerk geïsoleerd en dan is het op een geven moment “over en uit”.
Door het samengaan met andere gemeenten zullen ook kerkgebouwen gesloten worden. De kans op overleven als geloofsgemeenschap is dan groter. Of we drie gebouwen blijven gebruiken is verre toekomst. Eén kerk is al een cultureel centrum geworden, er is een bridgeclub en er zijn andere activiteiten. Persoonlijk zou ik het trouwens jammer vinden als de Julianakerk gesloten wordt. Die kerk is toch een mooi historisch gebouw van ver voor de oorlog, uit 1927 meen ik mij te herinneren.

 [9] JR
  'Bij skatepark Real-X krijgen jongeren veel aandacht, het is een beetje een thuis. Ze kunnen gamen, skateboarden, hangen, kunst maken. Gewoon, mooie dingen doen'

Skatepark Real-X is een hele mooie locatie voor de jeugd. Ze kunnen gamen, skateboarden, hangen, kunst maken, mooie dingen doen. Inmiddels is het ook een sociaal project geworden. We geven ook skateles aan kinderen in het speciaal onderwijs, kinderen met autisme en adhd zijn graag bij ons. Ze kunnen bij Real-X Pokemon spelen, chillen, eigenlijk kunnen ze gewoon lekker zichzelf zijn. En dat is het belangrijkste.

De jeugd is van de straat en er is toezicht. Het belangrijkste is bekrachtigen van wat ze zijn en niet benadrukken van wat ze niet zijn. Jongeren krijgen hier veel aandacht, het is een beetje een thuis. We hebben hier ook veel stagiaires en re-integratie-mensen, ook met de reclassering hebben we trouwens afspraken. We staan open voor jongeren met een beperking, in wezen is het heel breed. Je voelt gewoon de goede sfeer en dat iedereen bij ons welkom is.

Real-X is ontstaan door een samenloop van omstandigheden. David was op zoek naar iets voor jongeren. Van de jongeren hoorde je dat er niets is in Apeldoorn, en eigenlijk was er ook niets. We hebben toen gevraagd wat ze eigenlijk willen. We hebben een lijstje gemaakt, er waren wel meer dan 500 inschrijvingen voor skaten. Met dat lijstje ben ik naar de burgemeester gestapt. En zo is heel langzamerhand dit indoor skatepark ontstaan. We krijgen trouwens nog steeds subsidie van de gemeente Apeldoorn, zonder die subsidie zouden we het ook niet redden.

We hopen na de zoveelste verhuizing naar de Vlijtseweg in het Zwitsalpark dat we nu wat langer kunnen blijven zitten. Nu kun je ook wat mensen aantrekken en aan marketing doen.

 [8] JR
  'Mensen denken dat de islam alleen terrorisme is. Die slechte mensen hebben geen geloof. Of het nou moslims, christenen of joden zijn'

Mensen denken dat de islam alleen terrorisme is. Kijk naar de tv, in alle landen. Er zijn heel veel lieve moslims, maar op de tv praten ze altijd over die éne slechte mens. Maar dat is niet de islam. Het is niet zo dat christenen of Joden slechte mensen zijn; in alle geloven zijn slechte mensen. Dood maken komt voor in alle geloven, maar dat is niet door het geloof, die mensen geloven niet echt. Die slechte mensen hebben geen geloof. Of het nou moslims, christenen of joden zijn. Israël bijvoorbeeld is als land voor ons slecht, maar dat betekent niet dat de joden slecht zijn.

Ik heb heel veel vrijwilligerswerk gedaan, ik heb ook voor blinde mensen gewerkt. Dat is verplicht voor God, voor Allah, niet voor je persoonlijk. Het is belangrijk iets te betekenen voor anderen. Nu werk ik in een bejaardenhuis. Of er ook Turkse mensen zijn in het bejaardenhuis? Nee hoor, Turkse mensen gaan niet naar een bejaardenhuis, die worden opgevangen door hun familie. Dat is verplicht vanuit je geloof, iets beteken voor anderen. Voor die mensen in het bejaardenhuis gaat het door het systeem elke dag slechter, niet voor mij persoonlijk, maar wel voor hun. Het zijn zielige mensen, ze hebben hard gewerkt en dit land opgebouwd en nu zitten ze alleen.
   

 [7] AD JR
  'Ook fijn dat je Gods woord hier kwijt kunt, maar niet te veel hoor, dat hangt van de persoon af'

Je werkt hier bij Menorah daklozenopvang en verzorgt de wekelijkse warme maaltijden, werk je hier al lang?

Ik werk hier nu anderhalf jaar. Ik vind het heel fijn om mensen te helpen, mensen die het zelf niet kunnen. Je zorgt niet alleen voor jezelf, maar je hebt ook een taak voor een ander, dat vind ik het belangrijkste.
Je hebt hier ontzettend leuke gesprekken, het is hier niet alleen maar narigheid hoor. Ook fijn dat je Gods woord hier kwijt kunt, maar niet te veel hoor, dat hangt van de persoon af. Het belangrijkste in mijn leven is mijn bijbel, het woord van God, dat vind ik het belangrijkste, om hem te kennen. Daarnaast zijn natuurlijk je huwelijk, je familie en je vrienden heel belangrijk, daar moet je toch ook oog voor hebben en houden. En om met iedereen om te gaan, dat is ook belangrijk.

 [6] AD JR
  'Dat die opdracht niet doorging was heel jammer, ik had drie prenten voor hem ontwikkeld en er was zelfs sprake van dat hij alle drie zou uitvoeren
Ik had van de museumdirecteur in de Duitse stad Borken de opdracht gekregen om een prent te maken. Die prent zou als cadeau dienen voor prominente gasten en dergelijke. Jammer genoeg is die directeur van dat museum op een zijspoor gezet, zijn ambities waren te groot voor de zittende burgemeester. Die burgemeester vertrekt binnenkort en hij wil de stad schuldenvrij achterlaten.

Dat die opdracht niet doorging was heel jammer. Ik had drie prenten voor hem ontwikkeld en er was zelfs sprake van dat hij alle drie zou kopen. Plus dat die prenten nog bij andere mensen terecht zouden zijn gekomen, dat had mij misschien nog wat meer dingen kunnen opleveren. Ook triest natuurlijk voor de stad Borken zelf, dat het kunstklimaat wordt bepaald door een burgemeester, een burgemeester die er alleen maar voor zorgt dat de stad voordat hij vertrekt schuldenvrij is.

Er zit nu een nieuwe directeur en we hebben ons laten zien bij het afscheid en een beetje uitgesproken dat we achter de oude directeur stonden. En dat werd ons natuurlijk niet in dank afgenomen, dat hoor je eigenlijk niet te maken als Nederlandse kunstenaars. We hebben er ons vaker op verkeken dat kunst in Duitsland politiek is.

Of Duitse kunst traditioneler is dan de Nederlandse kunst? Inderdaad, in Duitsland is het meer volgens traditie. In Duitsland is het toch altijd meer opboksen tegen gevestigde namen, of het nou de grote componisten zijn of de grote kunstenaars. Wij Nederlanders stappen op één of andere manier makkelijker over een Mondriaan en een Rembrandt heen. Zoals ze in Engeland zeggen "Kill your darlings", daar hebben we in Nederland geen last van. In ons land is men veel meer beeldend bezig, met een eigen interpretatie. In Duitsland wordt veel meer vanuit tradities gewerkt. Dat merk je al op de academie.
Ik zag een tijd geleden een documentaire over een bekende Duitse kunstenaar die les gaf op de academie. Een leerling wilde zijn eigen weg gaan en die kunstenaar zei tegen die leerling dat hij dan maar een andere leraar moest zoeken. Op die Meisterschule ga je bij een gearriveerd kunstenaar les krijgen, en dus werk je helemaal in zijn stijl.
In Nederland op de AKI is het toch meer dat je jezelf moet ontwikken. Dat is ook de reden dat heel veel Duitse studenten naar de AKI in Enschede gaan, omdat ze een vrije opleiding willen en niet in het keurslijf van een andere kunstenaar willen zitten.

 [5] AD JR
  'Ik maak mij geen zorgen voor mijn kinderen zelf, ik maak mij meer zorgen over de omgeving waar ze in zitten, want die omgeving wordt steeds harder. Mensen zijn soms niet meer medemenselijk'
Ik zie de toekomst voor Nederland somber in als je kijkt naar de werkloosheid. Ik denk dat we naar een situatie toe moeten waarin iedereen een standaardloon, een basisloon krijgt. En dat mensen kunnen kiezen of ze gaan werken of niet. Dat het geen systeem wordt van loon naar werken, maar dat het een systeem wordt van “je gaat werken en je verdient loon en een beetje er bij omdat je werkt”, een soortement opwaarderingsysteem. Ik hoop dat dit voor mijn kinderen het idee wordt.

Ik maak mij geen zorgen voor mijn kinderen zelf, ik maak mij meer zorgen over de omgeving waar in ze zitten, want die omgeving wordt steeds harder. Mensen zijn soms niet meer medemenselijk. Mensen zijn bang om elkaar aan te spreken op straat. Mensen zijn bang om met elkaar te participeren. Dan hebben we het wel over de participatiemaatschappij, maar doe er dan wat mee. Ga dan ook participeren, spreek mensen eens aan, spreek ook iemand eens aan waarvan je denkt: die ziet er leuk uit. Ontmoeting en vertrouwen dat is belangrijk, en vooral: blijf met elkaar praten. Als je niet meer met elkaar praat dan kweek je angst voor elkaar. Deze angst heeft weer tot gevolg dat je niet meer participeert. En als je niet participeert gaat de angst leiden tot meer angst. En zo komen er ook oorlogen in de wereld.
 

 [4] AD JR
  'Ik moest mijn huis verkopen, na 33 jaar, dat is het ergste wat er is. Dat is iets wat je niet ziet aankomen'
Ik ben 61 en werk hier voor behoud van mijn uitkering. Als je ouder bent dan vijftig jaar heb je geen kans meer op een baan. Het is jammer maar ik heb mij erbij neergelegd.
Het valt niet mee dat je zo gestraft wordt. Kijk, werken voor een uitkering daar is niks mis mee, maar dat je helemaal geen hulp krijgt... Je moet alles zelf doen, terwijl je weet dat er gewoonweg zonder hulp geen kansen zijn.

Ik heb in Nijkerk met windmolens gewerkt, alles lekker strak gezet, het was helemaal klaar. Toen sloot het bedrijf, het was niet rendabel, bedrijf ging naar de klote. U kunt wel gaan zeiden ze, ik kon wel een baan krijgen in Zweden, maar dat mooi niet. Ik heb mijn kleinkinderen hier zitten, mijn vrouw woont hier.
Nou dan kun je wel gaan. Het is wat, vijfenvijftig jaar, daar zit je dan. Ik heb er ik weet niet hoelang gewerkt, dat gaat aan je vreten dat ze je zo behandelen. Ik heb hier wel leuk werk hoor, fijne collega’s, leuk team.

Weet je, de ellende uit je hoofd gaat niet weg, dat is nou eenmaal zo. Mijn toekomst? In je achterhoofd, al is het voor de financiën, hoop je toch op een baan, al is het voor vierentwintig uur. Dan ben je net uit de bijstand maar dat werk zit er gewoon niet in. Ik werk hier nu vier dagen in de week, eigenlijk voor nop, het moet geen jaren duren. Iets beters zo mooi zijn, dan kun je nog wat doen.
Kijk, ik moest mijn auto verkopen, het enige wat ik nu heb is een pakje shag en een fiets. Ik moest mijn huis verkopen, na 33 jaar, dat is het ergste wat er is. Dat is iets wat je niet ziet aankomen, de bank legt er beslag op en binnen drie maanden is het verkocht. Dan sta je met de bek vol tanden. We hebben van de woningbouwvereniging gelukkig wel een mooi huis gekregen, een huurhuis. Er is trouwens nauwelijks verschil tussen wat ik in mijn koophuis en dit huurhuis betaal, er zit zo’n vijftig euro tussen. Dat is toch zonde? Je spaargeld kwijt, je pensioengeld kwijt. Het lot heeft beslist, daar kun je weinig aan doen. Weet je, de ellende uit je hoofd gaat niet weg.


 [2] AD JR
  'Maar ze hebben me geholpen, ze stonden gelijk weer voor mij klaar, lieve mensen daar bij Het Leger'

Ik woon nu al drie jaar in Caesarea, je weet wel van het Leger des Heils. Ik ben nu drie jaar schoon. Hiervoor was ik ook al eens drie jaar opgenomen en heb toen het hele traject afgemaakt. Toen ben ik op mijn eigen gaan wonen en toen is het na drie jaar toch weer fout gegaan. Maar ze hebben me geholpen, ze stonden gelijk weer voor mij klaar, lieve mensen daar bij “Het Leger”. Je moet je trots opzij zetten en je weer aanmelden. Ik was zo ver heen dat ik hier anders niet had gezeten. Als je dan weer begint ben je terug bij af.

Als ik klaar ben wil ik toch weer naar Rotterdam. Je vereenzaamt hè, het is daar toch een heel andere omgeving dan de grote stad Rotterdam. Je kunt bij Caesarea maar zeven jaar wonen. Als ik in Rotterdam ben woon ik bij mijn zussen, die kunnen mij in de gaten houden. Dan zie ik mijn kleinzoon weer eens. ik heb trouwens een goed contact met mijn ouders die in Spanje wonen, we skypen veel. Tja, het leven gaat niet over rozen.
 

 [1] AD JR
  'Vanaf mijn derde ben ik opgegroeid in kindertehuizen en op mijn vijftiende ging ik weer bij mijn ouders wonen'

Of ik een bijzonder verhaal heb? Nou mijn hele leven is bijzonder. Ik heb te veel meegemaakt, je kunt er een boek over schrijven. Vanaf mijn derde ben ik opgegroeid in kindertehuizen en op mijn vijftiende ging ik weer bij mijn ouders wonen. Nou, je begrijpt dat het wonen bij mijn ouders na al die jaren in een kindertehuis totaal niet ging, het ging voor geen meter. Ik ben vrij snel alweer uit huis gegaan.

Eigenlijk ben ik daarna totaal ontspoord, drugs gebruikt en zo. In ben in Apeldoorn blijven hangen omdat ik voor mijn verslaving bij Horeb in Beekbergen was. Ik woon dus nu al twaalf jaar in Apeldoorn en het bevalt mij goed. Ik gebruik niet meer en drink sporadisch, soms een paar flesjes als het zo uit komt.
Ik werk nu al vijf jaar bij Foenix en ga nooit met een vervelend gevoel naar mijn werk. Ik doe de winkel en de doorstroom van spul, en probeer het een beetje leuk neer te zetten. Ik werk met plezier. Of ik een vaste kracht ben? Nee ik heb een bijstandsuitkering.
Weet je waar ik blij mee ben? Met mijn twee dochters en mijn kleinkind. Gelukkig heb ik een goed contact met hun.

Zie ook: Verhalen en foto's van (Syrische) vluchtelingen


RESERVE

 

 [3] AD JR
  'Ik heb persoonlijk niet zo veel dingen gehad die mij diep getroffen hebben'

Je vraagt mij om over een heftig onderwerp te vertellen. Ik heb niet echt een heftig onderwerp. Er zijn zoveel dingen die mij geraakt hebben, maar er is niets specifieks waarvan je zegt dat het er bovenuit springt. Natuurlijk denk ik aan dat vliegtuigongeluk, de MH17, maar ik zie dat als één van de nare dingen die in het leven gebeuren. De ene keer is het een vliegtuigongeluk dat gebeurt, de andere keer is het een klein kind dat overlijd.
Ik heb gelukkig zelf niets ernstigs meegemaakt, ondanks dat ik zeventig ben. Mijn ouders zijn op oude leeftijd overleden. Ik heb persoonlijk niet zo veel dingen gehad die mij diep getroffen hebben. Ik heb het wel van anderen gezien, de ellende die men mee maakt. En dat is misschien een groot geluk voor mij.
 

 

 [14]
 

'Turkije is beter, gezelliger, goeie contact, hier minder zacht'

Ik woon nu 5 jaar hier in Nederland, daarvoor woonde ik in Turkije bij de Zwarte Zee. Ik beetje Nederlands leren op de school “De Horsten”. Daarna speciaal onderwijs waar ik zinnen leerde en rekenen. Met vliegtuig naar Nederland, mijn vader en moeder woonden hier al, zij wonen nu al 25 jaar in Nederland. Ik woonde bij opa en oma. Hoe ik het hier vindt?. Turkije is beter, gezelliger, goeie contact, hier minder zacht. Ik ben nu 18 jaar en ga straks werken in de vleesfabriek, werkt mijn vader ook. Mijn opa en oma missen mij wel erg, één keer per maand bel ik, erg duur, beltegoed is snel op.

 

 

 [16]
  'We hebben samen een kluis van een cafetaria leeg geveegd'

Je hebt goed gegokt Strange. Ik werk hier net, het is een taakstraf van 200 uur. Het was een inbraak en uiteindelijk ben ik met die inbraak niets opgeschoten. Werk kwijt, vrienden kwijt, alles kwijt. Toen mijn baas dat van die inbraak hoorde heeft hij mij direct ontslagen. Het is een heel Christelijke baas die niets met de politie te maken wil hebben, opdonderen jij zei die. Nee het was niet mijn eerste inbraak, daarom vroeg die vriend mij ook. Als ik het van te voren had geweten had ik het niet gedaan. Ik ben er niks mee opgeschoten, werk kwijt, vrienden kwijt en problemen met solliciteren.

 

 [41]
 

(een marktkraam op de Harley-Davidson in Apeldoorn. Hij viel mij op omdat hij tussen alle motor-gerelateerde marktkramen aardbeien verkocht)

‘Of ik succes heb zie ik vanavond wel om vijf uur’

Ik verkoop al dertig jaar aardbeien en ander fruit, appels, peren en zo. Ik dacht bij mij zelf l"aat ik het hier ook eens proberen". Of ik succes heb zie ik vanavond wel om vijf uur. Normaal ga ik altijd naar dagmarkten zoals in Epe, Nunspeet, Deventer en Harderwijk, daar staan wij altijd iedere weekdag. Dat bevalt ons goed en af en toe doe ik eens een braderietje er tussen door, zoals hier. Wij zijn niet de goedkoopste maar wel de beste zeg ik altijd. Mijn werk is mijn hobby. Ik heb geen postzegelverzameling dus ik moet wel fruit verkopen. Ik wordt eenenzeventig en ben nog steeds op de markt. En ik zou niet anders willen. Ik heb nu mijn kleinzoon bij mij, die werkt in een supermarkt, ook in de fruit en groente afdeling. Dat is toch prachtig dat hij ook van fruit houdt.

 

 [46] niet plaatsen
 

(Ontmoeting in een roofvogeltuin met onder andere uilen)

‘Mijn opa is toch indirect een voorbeeld voor me'

Uilen zijn voor mij hele speciale beesten, dat heeft er mee te maken dat mijn opa uilenbeeldjes verzamelde. Uilen zijn een beetje symbool gaan staan voor mijn opa, die een jaar of zes zeven geleden is overleden. Mijn vader lijkt ontzettend veel op mijn opa en ik lijk weer ontzettend veel op mijn vader, dus die lijn zit er heel erg er in. Dus altijd, als ik een uil zie, moet ik aan mijn opa denken, zeg maar. Er zit ook iets in die beesten wat heel erg op mijn opa lijkt. Mijn opa was een hele rustige man, keek een beetje om zich heen en het was niet iemand die erg op de voorgrond trad. Mijn opa is indirect toch een voorbeeld voor me. Dus als ik een uil zie doet mij dat heel sterk aan mijn opa denken.

 


 

 

 

Verantwoording:
De geïnterviewde personen weten dat hun verhaal gepubliceerd wordt.
Er is uitdrukkelijk en herhaald om toestemming gevraagd. (Geluidsopname is bewaard). Duidelijk is gemaakt dat tekst en foto's op internet worden verspreidt en in een boek worden verwerkt. Personen in "kennelijke staat" of anderszins niet wilsbekwaam zijn niet geïnterviewd.
Bij enkelen is toestemming gevraagd van voogd of verzorger.
Foto van de interviewer is gemaakt door Frederique Molenaar

    Home   Index Reportage