 |
|
(geïnterviewde heeft Molukse roots en werkt als
maatschappelijk werker)
‘Ik vraag heel
veel over die tijd, dat is eigenlijk tegen de cultuur in. ik vind het
heel belangrijk dat deze geschiedenis niet verloren gaat’
We hebben
een beladen familiegeschiedenis maar wel heel mooi, want je kunt er ook
heel veel kracht uit putten. Mijn vader is half Moluks en mijn
grootvader kwam van Ambon. In de jaren zestig werd hij met zijn vrouw en
vele andere Molukkers per boot naar Nederland gebracht. Men werd samen
met de andere Molukkers in Kamp Westerbork gestopt. Dat was geen fijne
tijd voor de familie. Mijn opa en oma hebben echt armoede gekend.
Armoede betekende ook dat ze destijds voedselbonnen hadden, dus voor een
bon kreeg je zoveel aardappels of een brood. Er zaten veel gezinnen in
een barak, kamers waren gescheiden door dunne wandjes. Je had maar één
kombuis waar je met zijn allen op moest koken en als je dan een keer
visite had, had je vaak geen koffie in huis want het geld was op. Ze
zaten op sinaasappelkistjes omdat er geen stoelen waren dat soort ellende
dus.
Mijn Oma had veel kinderen, dat was in die tijd normaal, die grote
gezinnen. Het voedsel was schaars maar ze moest toch iedereen voeden.
Toen heeft mijn oma, omdat de kinderen honger hadden, wat aardappels
gestolen. Ze werd gepakt en toen werden de voedselbonnen gehalveerd, zo
ging dat in die tijd. Ik vraag heel veel over die tijd, dat is eigenlijk
tegen de cultuur in. ik vind het heel belangrijk dat deze geschiedenis
niet verloren gaat en wordt meegegeven aan de huidige generatie. Mijn
ouders leven nog, mijn opa is overleden en ik merk wel aan mijn oma, hoe
ouder ze wordt, hoe meer ze over die tijd praat. Mijn vader spreekt er
vrijwel nooit over als ik naar bepaalde dingen vraag. Soms geeft hij
antwoord, soms niet. Maar ze snappen wel dat ik vanuit mijn professie en
nieuwsgierigheid hun verhaal moet kennen om het verder te kunnen
vertellen.
Nederlanders schamen zich voor die periode, het is een periode die is
weggemoffeld. Een paar jaar daarvoor had je de tweede wereldoorlog en
had Nederland het zelf slecht en tien jaar later doen ze het anderen
aan. Terugdraaien kan niet meer, maar het zou fijn zijn als er een
stukje erkenning komt en dat is, denk ik het enige wat de ouderen nog
nodig hebben.
En als ik dan door de tijd heen zie dat mijn vader en mijn ooms allemaal
scholing hebben gehad en volledig geïntegreerd zijn, dan ben ik trots op
hun. Ze spreken allemaal heel goed de Nederlandse taal en ze hebben
allemaal mbo scholing gehad. Dat hebben ze doorgegeven aan mij en mijn
broer, we hebben allebei een hbo opleiding.
Die opleiding hebben we te danken aan het stelsel studiefinanciering. Dat is
echt de reden geweest dat we allebei hebben kunnen studeren. Anders was
het één van de twee geweest, maar in de praktijk was het dan geen van
beiden geweest. Er was gewoonweg geen geld om zonder studiefinanciering
beiden te laten studeren. En wat je straks ziet met het leenstelsel, dan
zal blijken dat arme mensen niet meer kunnen studeren.
Ik ben nu al een paar jaar jongerenwerker, dat is echt mijn droombaan.
Je vraagt welke problemen ik daarbij tegenkom?, nou welke niet zou ik
zeggen. Hier in de buurt heerst vooral armoede. Jongeren hier missen ook
bijbaantjes zodat ze een paar centjes kunnen bij verdienen. Een school
opleiding en vooral het afmaken van die opleiding is moeilijk voor deze
jongeren. Er wordt verwacht dat ze in een vast stramien werken, maar
deze jongens en meiden leven iets anders en doen ook wel eens een stapje
naar rechts. En dat kan niet in dit systeem. De school zegt dan dat ze
niet meer welkom zijn, ze hebben te veel lessen gemist of er is iets
anders. En als daar een tussenweg in zou komen, dan zouden heel veel
jongeren wel een diploma halen en dus ook een startkwalificatie hebben.
Stageplekken is trouwens een ontzettend groot probleem voor de jongeren
hier. De verhalen die ik hoor zijn soms heel triest, stuk voor stuk.
Ik neem mijn werk niet mee naar huis. Toen ik bij het steunpunt
huiselijk geweld werkte was dat anders. Vrouwen die letterlijk helemaal
in elkaar waren geslagen en alle hoeken van de kamer hadden gezien. Als
je dat ziet, dat is dan wel heel confronterend. En dan toch weer terug
naar hun man, vaak omdat ze negen van de tien keer geen andere uitweg
zien of geen inkomen hebben. Wat mij bijgebleven is, is een meisje, zij
was negentien jaar en ze kwam uit de prostitutie, geen familiebanden,
geen vrienden, niets. Dus dan was voor haar de makkelijkste optie om
toch maar te blijven.
Vrouwen kiezen niet voor werken bij het steunpunt omdat je ook s’nachts
of s’avonds opgepiept kun worden. En dan moet je alleen in de auto
stappen en naar het huis rijden waar het huiselijk geweld heeft plaats
gevonden. Of naar het politiebureau in de plaats waar ze werd
opgevangen.
Elk huisje heeft zijn kruisje en dat geldt voor de jongeren waarmee
ik nu werk niet anders. Hier hebben ze een plek waar ze wat kunnen
kletsen, kaarten of wat dan ook. Ik persoonlijk vind het werk hier
geweldig, het is een vorm van werk wat bij mij past. Je moet gewoon heel
erg flexibel zijn en creatief, dat kan ik hier allemaal wel kwijt in
mijn werk. Er is niks mooier dan blije jongeren en ouders te zien. |