Voorraad   lege stoel


 

 

 
     

 

 

 
     

 

 
     

 

 

 
     

 

 

 
   

 

 
   

 

 
   

 

 

 
   

 

 

 

 

 

 

 

 
   

 

 
   

 

 
   

 

 

 

 

 

 
   

 

 

 

 
     

 

 

 

 

 

 

 

 

 
   

 

 

 
   

 

 

 
   

 

 
   

 

 
   

 

 

 

 

 

 

 

 

 
   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
     
 
     

 


 

 

 

 
   

‘Dat “reine” miste ik hier in de buurt. Ik stoorde mij aan al het zwerfvuil hier in de buurt. Ik ben dus zelf begonnen met hier in de buurt het zwerfvuil op te rapen’

Als dierenarts ben ik altijd maatschappelijk actief geweest, naast mijn dagelijkse werk was ik vaak de deur uit. Actief in de Rotary, lid van het Algemeen Bestuur Waterschap Oost-Veluwe (vrije lijst). Ik ben een boerenzoon uit Friesland, kon goed leren en de onderwijzer heeft mij klaargestoomd voor de HBS. Daarna de studie voor dierenarts. Mijn interesse ging uit naar zowel het “kleine” huisdier als de dieren van de boeren in de omgeving. Vooral het dierenarts zijn in de buitengebieden van Apeldoorn heeft mij bekendheid opgeleverd. Deze bekendheid kwam goed uit toen ik samen met twee anderen een vrije lijst oprichtte voor het algemeen bestuur van het Waterschap. De mensen die mij hebben gekozen wisten wat ze aan mij hadden, gevoel en verantwoordelijkheid voor de natuur. Dat boerenzoon zijn met een eigen erf zit in mijn genen. Een beetje boer zorgt er voor dat zijn erf er “kant” bij ligt. Dat “reine” miste ik hier in de buurt. Ik stoorde mij aan al het zwerfvuil hier in de buurt. Ik ben dus zelf begonnen met hier in de buurt het zwerfvuil op te rapen. Heel geleidelijk aan, tot mijn schaamte voorbij was. Ik geneerde mij eigenlijk, als dierenarts dacht ik dat ik de rotzooi moest opruimen van een ander. Maar dat opruimen gebeurde na verloop der tijd naar veel tevredenheid. Ik had een voldaan gevoel dat ik het had gedaan. Na een half uurtje had ik een stukje omgeving netjes genaakt, en een ander laten zien dat het ook anders kon. Ik probeerde een voorbeeld te zijn voor anderen. Geleidelijk aan had het uitstraling, uiteindelijk hadden we een groepje van tien man gevormd. Om onduidelijk reden is dat groepje uit elkaar gevallen, misschien door een gebrek aan organisatie.
Ik was 61 jaar toen ik stopte als dierenarts, en wilde het leven een invulling geven.
Ik hoefde niets te doen, verschillende natuurverengingen belden mij als oud dierenarts op. Natuurmonumenten, Gelderslandschap. Ik ben ook in contact gekomen met Medic, een medische instelling die tweedehands medische apparatuur koopt, vaak van uit het leger. Medic heeft 50 a 60 medewerkers, technische en medici, de apparatuur gaat na reparatie naar Afrika, we vragen daar een paar centjes voor, dat wel. Ik ben nu 77 jaar en nog steeds druk met het maatschappelijke. Eigenlijk niet anders dan toen ik hier wild vreemd in Apeldoorn ben gekomen, toen ben ik al vrij gouw lid geworden van de service club de ronde tafel. Hoe ik de participatiemaatschappij zie?, ik weet het niet, wij zelf hebben gelukkig nog geen zorg nodig. Wel merk ik dat het hier in de buurt moeilijk zal gaan met “zorgen voor elkaar”. Woningen staan soms letterlijk met de achterkant aan de straat en er is weinig onderling persoonlijk contact.

 

 
  ..\..\POA\Voice\150519-GeenFoto-PensoienWerkNiet MooiMeeer.doc

 

 

nog invullen

 

 

 
   

 

 
   

 

 150815 ter correctie  Doet niet mee

Vanaf 15 september ben ik weer bereikbaar

 

(geïnterviewde heeft Molukse roots en werkt als maatschappelijk werker)

Ik vraag heel veel over die tijd, dat is eigenlijk tegen de cultuur in. ik vind het heel belangrijk dat deze geschiedenis niet verloren gaat’

We hebben een beladen familiegeschiedenis maar wel heel mooi, want je kunt er ook heel veel kracht uit putten. Mijn vader is half Moluks en mijn grootvader kwam van Ambon. In de jaren zestig werd hij met zijn vrouw en vele andere Molukkers per boot naar Nederland gebracht. Men werd samen met de andere Molukkers in Kamp Westerbork gestopt. Dat was geen fijne tijd voor de familie. Mijn opa en oma hebben echt armoede gekend. Armoede betekende ook dat ze destijds voedselbonnen hadden, dus voor een bon kreeg je zoveel aardappels of een brood. Er zaten veel gezinnen in een barak, kamers waren gescheiden door dunne wandjes. Je had maar één kombuis waar je met zijn allen op moest koken en als je dan een keer visite had, had je vaak geen koffie in huis want het geld was op. Ze zaten op sinaasappelkistjes omdat er geen stoelen waren dat soort ellende dus. Mijn Oma had veel kinderen, dat was in die tijd normaal, die grote gezinnen. Het voedsel was schaars maar ze moest toch iedereen voeden. Toen heeft mijn oma, omdat de kinderen honger hadden, wat aardappels gestolen. Ze werd gepakt en toen werden de voedselbonnen gehalveerd, zo ging dat in die tijd. Ik vraag heel veel over die tijd, dat is eigenlijk tegen de cultuur in. ik vind het heel belangrijk dat deze geschiedenis niet verloren gaat en wordt meegegeven aan de huidige generatie. Mijn ouders leven nog, mijn opa is overleden en ik merk wel aan mijn oma, hoe ouder ze wordt, hoe meer ze over die tijd praat. Mijn vader spreekt er vrijwel nooit over als ik naar bepaalde dingen vraag. Soms geeft hij antwoord, soms niet. Maar ze snappen wel dat ik vanuit mijn professie en nieuwsgierigheid hun verhaal moet kennen om het verder te kunnen vertellen.
Nederlanders schamen zich voor die periode, het is een periode die is weggemoffeld. Een paar jaar daarvoor had je de tweede wereldoorlog en had Nederland het zelf slecht en tien jaar later doen ze het anderen aan. Terugdraaien kan niet meer, maar het zou fijn zijn als er een stukje erkenning komt en dat is, denk ik het enige wat de ouderen nog nodig hebben.
En als ik dan door de tijd heen zie dat mijn vader en mijn ooms allemaal scholing hebben gehad en volledig geïntegreerd zijn, dan ben ik trots op hun. Ze spreken allemaal heel goed de Nederlandse taal en ze hebben allemaal mbo scholing gehad. Dat hebben ze doorgegeven aan mij en mijn broer, we hebben allebei een hbo opleiding.
Die opleiding hebben we te danken aan het stelsel studiefinanciering. Dat is echt de reden geweest dat we allebei hebben kunnen studeren. Anders was het één van de twee geweest, maar in de praktijk was het dan geen van beiden geweest. Er was gewoonweg geen geld om zonder studiefinanciering beiden te laten studeren. En wat je straks ziet met het leenstelsel, dan zal blijken dat arme mensen niet meer kunnen studeren.
Ik ben nu al een paar jaar jongerenwerker, dat is echt mijn droombaan. Je vraagt welke problemen ik daarbij tegenkom?, nou welke niet zou ik zeggen. Hier in de buurt heerst vooral armoede. Jongeren hier missen ook bijbaantjes zodat ze een paar centjes kunnen bij verdienen. Een school opleiding en vooral het afmaken van die opleiding is moeilijk voor deze jongeren. Er wordt verwacht dat ze in een vast stramien werken, maar deze jongens en meiden leven iets anders en doen ook wel eens een stapje naar rechts. En dat kan niet in dit systeem. De school zegt dan dat ze niet meer welkom zijn, ze hebben te veel lessen gemist of er is iets anders. En als daar een tussenweg in zou komen, dan zouden heel veel jongeren wel een diploma halen en dus ook een startkwalificatie hebben. Stageplekken is trouwens een ontzettend groot probleem voor de jongeren hier. De verhalen die ik hoor zijn soms heel triest, stuk voor stuk.
Ik neem mijn werk niet mee naar huis. Toen ik bij het steunpunt huiselijk geweld werkte was dat anders. Vrouwen die letterlijk helemaal in elkaar waren geslagen en alle hoeken van de kamer hadden gezien. Als je dat ziet, dat is dan wel heel confronterend. En dan toch weer terug naar hun man, vaak omdat ze negen van de tien keer geen andere uitweg zien of geen inkomen hebben. Wat mij bijgebleven is, is een meisje, zij was negentien jaar en ze kwam uit de prostitutie, geen familiebanden, geen vrienden, niets. Dus dan was voor haar de makkelijkste optie om toch maar te blijven.
Vrouwen kiezen niet voor werken bij het steunpunt omdat je ook s’nachts of s’avonds opgepiept kun worden. En dan moet je alleen in de auto stappen en naar het huis rijden waar het huiselijk geweld heeft plaats gevonden. Of naar het politiebureau in de plaats waar ze werd opgevangen.
Elk huisje heeft zijn kruisje en dat geldt voor de jongeren waarmee ik nu werk niet anders. Hier hebben ze een plek waar ze wat kunnen kletsen, kaarten of wat dan ook. Ik persoonlijk vind het werk hier geweldig, het is een vorm van werk wat bij mij past. Je moet gewoon heel erg flexibel zijn en creatief, dat kan ik hier allemaal wel kwijt in mijn werk. Er is niks mooier dan blije jongeren en ouders te zien.