Geplaatst in "Op Weg", periodiek van Katholiek Apeldoorn |
Ontmoetingen in de marge van de samenleving Verhalen van en over mensen die ik op straat of anderszins heb ontmoet. Mensen die het soms niet zo goed getroffen hebben. Eerst op straat en nu een eigen flatje Interview met een zesentwintig jarige jongen en zijn vriendin van achttien jaar Hij; Ik ben ontzettend blij met het flatje wat ik nu heb, helemaal als je weet waar ik vandaan kom. Ik ben nu 26 jaar, heb een vriendin en ben gewoonweg gelukkig. Geen coke meer of andere drugs, zo nu en dan een joint, dat wel. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik elf jaar was, er was veel ruzie thuis. Bij mijn moeder en haar nieuwe vriend kon ik het niet zo goed vinden. Ik sliep dan ook veel bij vrienden en in kraakpanden. Zo’n kraakpand was “Westpoint”, je weel wel, lang geleden was het een stadhuis daarna was het van kadaster. Het was daar een dolle boel. We sloopten alle koper uit het gebouw. Van dat koper kochten we eten en drugs. Ik ben toen verslaafd geraakt aan speed en coke. Of ik een inkomen had?. Ja en nee, niet zo’n inkomen als jou, ik verdiende zo’n twee honderd euro per week aan de handel in drugs. Je hoeft er weinig voor te doen, je haalt een voorraad en de mensen komen wel bij je langs. Uiteindelijk ben ik betrapt en moest ik drie maanden de gevangenis in. Na die drie maanden kom je er uit, afgekickt en onder toezicht van de reclassering. Het is erg lastig om weer in die maatschappij te komen, het is een heel traject waar je weer doorheen moet. Het klinkt raar, maar het is voor mij veel makkelijk om crimineel te zijn, ik snap dat heel veel mensen weer terugvallen in dat wereldje. Ik ben ook weer terug gevallen. Ik was het niet eens met de begeleiding, was ook zelf eigenwijs en toen wilde ik alles weer in eigen handen nemen. Op een gegeven moment ga je toch nadenken, is dit wat ik wil. Ik heb toen contact gezocht met mijn vader. Dat was geen succes. Ik zei tegen mijn vader: “je moet mij helpen, ik wil met je praten, het gaat niet lekker, ik ben domme dingen aan het doen, help me er alsjeblieft mee, want ik kom er zelf niet uit”. De deur werd dicht gegooid en ik hoefde niet meer bij hem aan te kloppen. Een paar maanden later werd er bij hem ingebroken en toen zei die “kun je die labtop terug brengen”. Zulk soort dingen doen wel pijn. Bij zo’n vader denk ik “laat maar lekker zitten”. Met vallen en opstaan is het mij gelukt af te kicken. Maar ja, wat heb je dan, je ziet dan hoe dom je bezig bent. Ik had geen ID kaart, geen woonadres, geen bankrekening, helemaal niks. Wel tienduizend euro schuld, waaronder vijfduizend aan verkeersboetes. Ik heb hulp gezocht en gekregen. Schuldsanering, een uitkering en alles wat je “normaal maakt”. Ik heb afscheid genomen van al mijn vrienden uit die tijd. In het slaaphuis wilde ik beslist niet slapen, tussen alle junks. Ik loop te strijden om van de drugs af te komen, en dan zal ik tussen de junks gaan zitten, ik ben niet gek. En kijk mij nu eens, een eigen huis, wasmachine en doucheruimte, dat had niemand verwacht toch?. Zij: Ach over mij valt weinig te vertellen. Ik ga nog naar school en slaap de meeste tijd bij mijn ouders. Ik kom uit een heel christelijk gezin en mijn ouders moesten echt wennen aan mijn vriend. Hij met zijn tattoo’s en straattaal. Heel anders dan bij mij thuis, daar wordt anders gepraat. Uiteindelijk hebben mijn ouders hem geaccepteerd. Soms drinkt hij zelfs wel eens een biertje met mijn vader.
|